het A.B.C. in deeze Afdeelingen; 't welk tot veele overwyzingen aanleiding geeft.
In de beschryving van deeze hoofdafdeelingen der Meiërye, hebben wy, met groot genoegen, gezien, hoe, op veele plaatzen, de Landbouw thans wakkerder dan ooit wordt ter harte genomen, en hier en daar ondersteund door Mannen, wier naamen, als weldoeners huns Vaderlands, verdienen vermeld te worden.
Reeds hebben wy, in 't voorbygaan, 't een en ander opgemerkt, ten aanziene van de stoffe, in dit Boekdeel verwerkt; wat de wyze aanbelangt, de styl is eenvoudig en veelal plat historisch. Gelyksoortige gevallen, in het verloop van Eeuwen byeengehoopt, geeven nu en dan eene niet wel vermydbaare eentoonigheid en eenzelvigheid van woorden.
‘Veele Aantekeningen,’ zegt de Schryver, ‘heb ik onder de Bladzyden moeten voegen;’ dit moeten slaat zeker op eenige onvermydelyk noodzaaklyke, doch is verre van op alle te passen. Zyn Eerw. schynt zeer gesteld, en op het maaken van Aantekeningen, en op het aanwyzen van meerdere en mindere misslagen in anderen; ook van de zodanige, die men mag zeggen buiten zyne taak om te loopen, en althans van dien aart te zyn, dat men ze liever in dit Werk niet zou zien, dan in 't zelve aantreffen.
Niet weinig Leezers zullen over de menigte van kleinigheden vallen, in dit Werk doorgaande, en in de Plaatsbeschryvingen inzonderheid, voorkomende; dan deswegen pleit om verschooning, dat dit eene eigenschap is van meest alle Plaatsbeschryvingen; en, baaren dezelve eenigen wederzin by de Leezers in 't algemeen, zulks wordt vergoed en opgewoogen door het genoegen, 't geen die eigenste kleinigheden schenken aan de Plaatsbewoonders, die gaarne alle, ook de geringste byzonderheden, vermeld vinden, en het niet ophaalen voor een gebrek houden.
Ondanks onze aanmerkingen over dit Werk, slegts als eene Beschryving, en niet als eene volledige Geschied- en Aardrykskundige Historie beschouwd, mogen wy onze Leezers, met de woorden des Schryvers, verzekeren, ‘dat men hier zaaken zal vinden, die men elders geheel vruchtenloos zal zoeken, of die elders niet zo naauwkeurig te vinden zyn.’