Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve eener nieuwe Theorie der Watervrees. Eene Bydrage tot de Geschiedenis van dezelve. Aan het Publiek ten onderzoek voorgelegd, door Karel Frederik Bader, Geneesheer te Buchsweiler, in het Departement van den Neder-Rhyn: met eene Voorreden van J.R. Deiman, Med. Doct. te Amsterdam. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1804. In gr. 8vo. 150 bl. behalven het Voorwerk van XX bl.Reeds by de aankondiging van dit Werkje, herinnerden wy ons, voor een aantal jaaren, iets van dien aart van deezen Schryver geleezen te hebben. Naardien wy ons, echter, naauwelyks konden verbeelden, dat men ons hier oude kost, als eene Proeve eener nieuwe Theorie, zoude opdisschen, hebben wy ons oordeel opgeschort, en waren zelfs zeer verlangende, deeze nieuwe Theorie van die anderzins zoo duistere Ziekte van naby te leeren kennen. Tot onze groote verwondering, is het ons, echter, by nadere inzage, gebleeken, dat dit Boekje niets anders is, dan eene eenvoudige Vertaaling van het door ons bedoelde Werkje, door dien Schryver reeds in het Jaar 1792 in het licht gegeevenGa naar voetnoot(*). Wanneer men nu in aanmerking neemt, wat 'er, zedert twaalf jaaren, in de Theorie der Geneeskunde, over het geheel, is voorgevallen, en dat 'er | |
[pagina 502]
| |
in dien tusschentyd zoo veele belangryke Schriften en Waarneemingen over die Ziekte in het byzonder uitgekomen zyn, (waar onder, voor zo verre ons Vaderland betreft, inzonderheid in aanmerking komt, de, by het Utrechtsche Genootschap bekroonde, zeer uitvoerige Prysverhandeling van den Heere rougemontGa naar voetnoot(*), in welke men, onder eene menigte andere Schryvers, ook dit Werkje van bader vindt aangehaald, en zelfs zommige zyner gevoelens uitvoerig wederlegd); dan zal het ligt op te maaken zyn, zonder dat men by den schraalen inhoud van dit Werkje behoeft te blyven stilstaan, dat hetzelve op niets minder aanspraak heeft, dan op eene nieuwe Theorie, en dat het ook zeer gebrekkig moet zyn, zo wel omtrent de optelling van de onderscheidene Geneeswyzen in deeze Ziekte, als ten aanzien van de Litteratuur der Watervrees, welke de Schryver, op het einde van dit Werkje, als een Aanhangsel, 'er bygevoegd heeft; gelyk dan ook die Lyst der Schriften (die op zich zelve onvolledig is) niet verder gaat dan tot 1791, en 'er omtrent de aangepreezene Geneeswyzen eenige nieuwere gemist worden, welke de aandacht der Geneeskundigen ten hoogsten verdienen; waaronder wy voornaamelyk rekenen, het trapswyze klimmend en daalend gebruik van de Opium, de afwisselende toediening van dit middel met de Loogzouten, volgens de wyze van stutz, en eene verstandige aanwending van het Galvanisme. De Voorreden, welke de beroemde deiman zich tot onze bevreemding verledigd heeft voor dit Boekje te schryven, is voorzeeker van een anderen aart. De in dezelve vlugtig ter neder geworpene aanmerkingen, zoo als zyn Ed. ze gelieft te noemen, omtrent de moeilyke kennis en behandeling dier Ziekte, kenmerken allezins den denkenden en doorzienden Artz. Het zy ons intusschen geoorloofd, by deeze gelegenheid, omtrent dit onderwerp, mede eene vlugtige aanmerking in 't midden te brengen. - Wy zyn het met den Heere deiman volmaakt eens, dat de hemelsbreed verschillende eigenschappen en krachten van de Geneesmiddelen, welke in deeze Ziekte, op gronden van ondervinding, wor- | |
[pagina 503]
| |
den aangepreezen, in den eersten opslag even weinig voor derzelver onfeilbaarheid pleiten, als dat men, ingevolge der alsnog plaatshebbende onkunde van den weezenlyken aart van het gif, in staat kan zyn, een specifiek antidotum tegen hetzelve toe te dienen. Zoude echter deeze zaak niet uit een ander oogpunt kunnen beschouwd worden? Immers moeten wy erkennen, dat onze zoogenoemde geneezingen, in de meeste gevallen, bestaan in eene consensueele, antagonistische, met één woord, in eene betrekkelyke geneeswyze; zoo dat wy, zelden in staat zynde om de ons veelal onbekende eerste oorzaak eener ziekte te bestryden, de geneezing meestal op eene middelyke wyze moeten trachten te bewerken, door, naamelyk, de ziekelyke wederwerking naar de verschillende omstandigheden te wyzigen, en voornaamelyk door de hinderpaalen uit den weg te ruimen, die, om ons zoo eens uit te drukken, de Natuur in den weg staan, om de abnormale afwykingen wederom tot den normalen stand te rug te brengen. De ondervinding leert ons ook, dat dit zelfs plaats heeft in ziekten, die wy a priori weeten, dat door eene specifieke smetstoffe veroorzaakt zyn. De Kinderziekte, b.v., die, even als de waare Watervrees, uit eene eigenaartige, ons onbekende smetstoffe ontstaat, vordert toch dikwerf eene hemelsbreed verschillende behandeling, naar maate van de individueele gesteldheid des Lyders; zoo dat wy by den eenen, uit hoofde eener Hypersthenie, de cura antiphlogistica in den volsten zin moetende aanwenden, by een anderen, wegens de te groote neiging tot rotting, tot de rotting-weerende middelen de toevlucht moeten neemen, en wederom by een derden, wegens den plaatshebbenden zoogenoemden status nervosus, alle deeze middelen moeten ter zyde stellen, en alleen van de vlugge exciteerende middelen baat te wachten hebben. En zoude dit, vraagen wy, niet ook toepasselyk kunnen gemaakt worden op de behandeling der Watervrees? Zoude men by dezelve, en vooral by de werklyke geneezing dier Ziekte, niet misschien eerder het doel bereiken, wanneer men minder bleef stilstaan by de vernietiging van eene geheel onbekende stoffe, en zich meer toeleide op eene methodische behandeling, naar de verschillende gesteldheid des Lyders en verdere omstandigheden ingericht, zonder evenwel den eigenaartigen form der Ziekte uit het oog te verliezen? En zoude men, eindelyk, op deeze gronden, niet ook kunnen verklaaren, hoedanig tegen elkander strydende Genees- | |
[pagina 504]
| |
wyzen in eene en dezelfde Ziekte, of liever in een' en denzelfden form van kwalykbevinden, van nut geweest zyn? - Wy herhaalen het, intusschen, dat wy het gezegde alleen als eene losse gedachte willen aangezien hebben, tot welker verdere ontwikkeling eene Recensie ook in 't geheel niet geschikt is, en gelooven met Dr. deiman, dat dit onderwerp nog altoos veel stoffe tot onderzoek voor oordeelkundige en schrandere Artzen kan opleveren. Mogt het dien Heer, welken wy gaarne onder dusdanige Geneesheeren rangschikken, behaagen, deeze zaak eens ernstig op te vatten; ongetwyfeld zouden wy daarvan meerder nut hebben, dan van deeze Vertaaling, die, zonder eenig verlies voor de Maatschappy, agterwege had kunnen blyven. |
|