worden daaruit de volgende leeringen afgeleid. (1) Het is een onschatbaar voorregt, dat de Heer der Kerk zyne Gemeente onder ons reeds lang begunstigd heeft, en nog begunstigt, met voorgangers, die ons het woord van den leevenden God, het heerlyk Euangelie der verzoening en der zaligheid, verkondigden, en daarin nog bedryvig zyn. (2) Het is de plicht der Gemeente, aan die voorgangers in liefde te gedenken, die, getrouw aan hunnen Heer en zynen dienst, geloovig aan zyne beloften ontslapen zyn. (3) Om op de regte wyze aan onze voorgangers, die ons het woord Gods verkondigd hebben, te gedenken, moeten wy vooral letten op de uitkomst hunner wandeling. (4) Het aanschouwen van de zalige uitkomst der wandeling van onze ontslapene voorgangers, die ons het heerlyk Euangelie verkondigd hebben, verplicht ons te meer, om hun geloof na te volgen, en naar hunnen raad ons te gedraagen. (5) Wat verandering 'er ook moge plaats hebben, onder de dienaars der Kerk, Jesus Christus blyft onveranderlyk dezelfde. (6) Zóó Hem, als die gisteren, heden en in eeuwigheid dezelfde is, te eerbiedigen, en aan Hem vast te houden, geeft troost in de smertelykste omstandigheden, en in den dood.
By de derde leering neemt de Leeraar gelegenheid, om 't geen zyn eerwaardige Vader hem gelast had, in zynen naam, aan de Gemeente te zeggen, aan dezelve mede te deelen, met invoeging van veele byzonderheden van 's Mans zalig sterfbed, waaromtrent, in achteraan geplaatste aanteekeningen, nog 't een en ander, tot nadere opheldering, der vergetelheid ontrukt is. Men ziet daaruit, dat de meer dan 87 jaarige Gryzaart aan de Gemeente heeft willen laaten zeggen, dat hy, tot zyne laatste oogenblikken toe, aan de Leer van zyn Kerkgenootschap, met de volste overtuiging, vastgehouden heeft, en daarin ook nu, in het gezicht des doods, waaren troost vond; dat hy wenschte, dat de Leeraars en de Gemeente, ook na zynen uitgang, de zuivere waarheid bestendig hartelyk zouden liefhebben, en, in allen hunnen wandel, behartigen, het geen tot liefde, vrede, stichting en waare godzaligheid dient; dat hy alle zyne Ambtgenooten voor hunne onverdiende hulp, en alle zyne Vrienden, en ook de geheele Gemeente, hartelyk bedankte voor zoo veel liefde, genegenheid en achting, aan hem onwaardigen bewee-