toogt hieromtrent, dat, schoon men wel kunne toestaan, dat 'er, in de Electrische vloeistoffe, eene zekere hoeveelheid warmtestoffe aanwezig zy, dezelve echter veel te gering moet zyn, om de wonderlyke uitwerkingen der Electriciteit daardoor te verklaaren.
Vervolgens gaat de Schryver over tot het onderzoek der meest in aanmerking komende verschillende stelzels, uitgedagt, om de verschynzelen der Electriciteit te verklaaren; omtrent welke gewigtige stoffe hy verscheidene belangryke waarneemingen voorstelt en onderzoekt.
Het derde hoofdstuk loopt over den toestand der lichaamen, die met de Electrische vloeistoffe worden belaaden; in welk onderzoek de Schryver, met goed gevolg, van wiskundige beginzels heeft gebruik gemaakt.
In de vierde plaats handelt hy, op eene zeer belangryke wyze, over de gedaanten der sneeuwvlokken, en de wyze, op welke dezelve worden voortgebragt.
Eindelyk dient tot slot een uitvoerig vertoog, over het verschil en de overeenkomst van het Galvanismus en de Electriciteit; in het welk de Schryver voldoende bewyst, dat deeze vloeistoffen geenzins ten vollen van dezelfde hoedanigheid zyn.