Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Memorie over de Zamenzweering van Pichegru in de Jaaren III, IV en V, gesteld in het VIde Jaar, door M.R. de Montgaillard, en waarvan het origineel berust onder de Archiven van het Gouvernement. Iste Stuk. Te Amsterdam, by J.A. Crajenschot en W. Holtrop, 1804. In gr. 8vo. 141 blz.
| |
[pagina 376]
| |
gewis, in deeze dagen, zonder eenige aanpryzing, Leezers in overvloed vinden; twee Mannen betreffende, die, hoe gelyk in eenige opzigten, nogthans in andere wyd van elkander verschillen, dan zich onlangs in een zelfde zaak ingewikkeld vonden, met eenen zeer bekenden verschillenden uitslag. De Heer montgaillard, ten tyde des Schrikbewinds uit Frankryk geweeken, trof in het doorreizen van Duitschland een zyner Landgenooten en bekenden aan, Adjudant des Prinsen van condé, in welken Prins hy, verre van het Hof opgevoed, den Verlosser van Frankryk meende te zien, en wiens schryven hem overhaalde om tot hem te komen, en deel te neemen in 't geen hy oordeelde tot verlossing zyns Vaderlands te kunnen dienen. Hy liet zich door den Prins overhaalen om negotiatien te openen met den Generaal pichegru, zo vroeg reeds als 3 Juny des Jaars 1795. Hy geraakte welhaast in kennis met de Heeren louis fauche borel en antoine courant, hoofdbeleiders der onderneeming van den Franschen Prins; en in dit werk waren betrokken de Heeren fenouiliot en badouville, beiden ten tyde der uitgave van dit Stukje in den Tempel gevangen. Welhaast kreeg fauche gelegenheid om pichegru te ontmoeten, en opening van zaaken te geeven; en de Heer montgaillard werd 'er daadlyk in betrokken. Het character van condé word als zeer onbekwaam opgegeeven om de door hem ondernomene rol te speelen. Hoe dezelve zamenhing, en invloed hadt op de krygsverrigtingen van den overgehaalden pichegru, ontvouwt dit Stukje. Doch de Veldheer hadt andere inzigten op 't beleid des krygs dan de Prins, die in goede verstandhouding stondt met den Heer wickham, maar de Oostenrykers geen deel in 't spel wilde geeven. Hy was niet over te haalen om in de maatregelen van pichegru te treeden, vol van waan dat hy langs eenen anderen weg tot het Koningschap zou komen. De Oostenrykers kwamen egter agter de zaak, en wurmser kreeg kennis van de Negotiatie met pichegru; 't welk eene andere wending gaf aan het beleid der zaake. De Engelsche Minister wickham schoot geld. ‘Het scheen,’ schryft de Heer montgaillard, ‘alsof hy alleen in Zwitzerland gekomen was om het geld met volle handen te verkwisten. Ik geloof niet verre van de waarheid te zyn, met | |
[pagina 377]
| |
te zeggen, dat hy in den tyd van twee jaaren, voor geheime uitgaven, in Zwitzerland, meer dan 300,000 Ponden Sterlings uitgegeeven heeft; en in die som is niet begreepen, noch de gewoone uitgaaf, noch de openlyk erkende onkosten: want de Armée van condé alleen heeft aan Engeland in achttien maanden een millioen sterling gekost.’ Wickham werd weldra de hoofdbeleider der geheele Zamenzweering, en condé kwam 'er alleen zo veel van te weeten als de Heer wickham wilde: de Graaf de lille, hier zo ongunstig gekenmerkt als de Prins van condé, was ook de man niet om iets mede uit te voeren. - De Zamenzweering hadt zich, volgens de opgave deezer Memorie, geheel vereenigd in Bern; men bemerkte 'er voortaan niets dan een zamenstel van arglistigheid en kuiperyen, van diplomatike en particuliere geldspillingen. De Heer montgaillard hadt beslooten, zich in dergelyke Negotiatien niet meer te laaten gebruiken, en toog na Venetien. ‘Ik was 'er,’ schryft hy, ‘getuige van alle de moeite, die de Heer drake en de Heer d'entraigues zich gaven, om alle de Franschen in het Venetiaansche te doen vermoorden, en om het Hof van Rome over te haalen om een heilige kruisvaard tegen hen te prediken. Het herstel der monarchie was myn verlangen geweest, maar door ordenlyke en vriendlyke wegen, omdat ik meende dat het geluk der Fransche Natie 'er de vrugt van zyn kon; het karacter en de ontwerpen van den Prins van condé en den Graaf de lille hadden my wyzer gemaakt; de kunstgreepen, welke Engeland toen bezigde, overtuigden my ten vollen, dat men Frankryk vernielen en aan de gruwelen der regeeringloosheid wilde ten prooi geeven.’ Bezwaarlyk ontkwam de Heer montgaillard, naar zyn schryven, de gevaaren van den toeleg op zyn leeven door den Heer d'entraigues, en kwam weder in Zwitzerland, waar hy, de betaaling der reisonkosten en voorschotten ontvangen hebbende, zich aan de zaak onttrok, welker verder beloop hier wordt opgegeeven. Het Engelsch Ministerie en bovenal de Heer pitt worden met de zwartstmogelyke koole in 't slot getekend. ‘Maar,’ luidt 's Schryvers taal ten slot, ‘in spyt van zo veel machiavellismus, zo veele agenten, zo veele intriguen, zo veel verkwisting, had de dag van 18 Fructidor | |
[pagina 378]
| |
plaatze, en de Fransche Republiek werd gered uit gevaaren, waar aan de Zamenzweering van pichegru haar zedert tien jaaren blootstelde.’ Zints dien tyd is hy doof gebleeven voor alle de aanzoeken om tegen het Fransche Gonvernement te schryven. - By deeze Memorie is een Aanhangzel gevoegd van egte stukken, om van de waarheid van het gestelde in deeze Memorie te getuigen. Het tweede Stukje, waarvan wy den Titel opgaven, kunnen wy best onze Leezers doen kennen, door den aanvang te melden. ‘De groote beschuldiging, waar onder pichegru en moreau gelyklyk gedrukt liggen, doet ons denken aan een tydvak, waarin men moreau zag zich plaatzen onder de beschuldigers van pichegru. Men herinnert zich aan de seiten, waarmede hy hem betigtte, van de bewysstukken, die hy ten zynen laste voor den dag bragt, van de gevoelens, die hy tegen den Verraader uitdrukte; zo was het dat in 't jaar V. moreau noemde pichegru, veroordeeld tot de Deportatie; 't was alzo dat pichegru zich zag noemen door moreau in een journaal, dat hy op den weg na Guijana las. Men herinnert zich aan deeze omstandigheden, die tusschen deeze twee mannen de geringste overeenkomst scheenen onmogelyk te maaken; en men verlangt met nieuwe deelneeming te leezen, te herleezen de stukken, die ze deeden gebooren worden. De Brieven, door moreau den 19 en 22 Fructidor geschreeven, en de verzameling van stukken, die zy aankondigen, worden van alle kanten gezogt en gevraagd. - Deeze graagte naar onderrichting, in een zo belangryk oogenblik, heeft ons de Brieven van moreau doen verzamelen, en 'er een extract te doen byvoegen van de stukken, die hy tot zyne verweering bygebragt heeft.’ Veel komt hier voor, 't welk tot opheldering der Memorie dient. De uittrekzels der Brieven, gevonden te Offenburg, en door moreau aan den Minister der Politie overhandigd, in het VIde Jaar, en in twee Deelen in 8vo. gedrukt, geeven ons eene schets van het beloop der krygsverrigtingen in dien tyd, grootendeels verschillende, wat de plans betreft, van de verhaalen en berichten, deswegen, ten dien tyde, aan den dag gebragt. Deeze Brieven loopen tot het einde van den Veldtocht, met de overgave van Kehl aan de Oostenrykers; eene vermeestering, gemaklyk gemaakt voor den | |
[pagina 379]
| |
vyand, door de vertrouwelingen en vrienden van pichegru. Naa deezen Veldtocht maakte pichegru zich gereed om op een ander tooneel een figuur te maaken, en om volgens andere plans te handelen. Hy deedt zich benoemen tot Lid van het Wergeevend Lichaam. Zyn gehouden gedrag wordt geschetst in het gedeelte van dit Stukje, 't welk ten opschrift voert: Daadzaaken, gevolgd op die, welke door de Briefwisseling ontdekt en den 18 Fructidor voorafgegaan zyn. - Bovenal wordt hier in een ongunstig licht vertoond het draalen van moreau, om de bewyzen van het verraad van pichegru, welke hy in handen hadt, over te zenden. Ook rekende het Gouvernement zich door dit talmen van moreau gewettigd om hem te beschuldigen, ten minsten van te veel toegeevenheid voor de Zamenzweeringen van pichegru, en een te laate aanklagt. Moreau verontschuldigt zich deswegen, in eenen Brieve aan den Policie-Minister, hier medegedeeld; alsmede in eenen Brieve aan het Directoire Executif van de Fransche Republiek, ook hier te vinden, en ingericht ‘om,’ gelyk hy schryft, ‘den mond te stoppen aan een hoop schreeuwers, die geen Gouvernement willen, en my beschuldigen een aanhanger van pichegru te zyn, om dat ik hem niet aangeklaagd had, daar ondertusschen het geroep der Roijalisten my verwyt de aanklaager geweest te zyn van hem, wien zy myn leermeester en vriend noemen.’ Deeze verontschuldigende Brief schreef hy naa zyne aanstelling tot Inspecteur-Generaal der Italiaansche Armée; ‘welke hem deedt gelooven dat de vooringenomenheid, die het Directoire Executif tegen hem mogt gehad hebben, voorby was.’ Deeze Brieven schenken den Uitgeever van dit Stukje geene volkomene voldoening. ‘Zo moreau,’ luidt zyne taal, ‘het Directoire in staat gesteld hadt om pichegru te ontmaskeren, en hem van de Tribune te doen daalen voor een Tribunaal (Gerechtshof), zouden de eerlyke menschen in de beide Conseils, die hy op een doolweg gebragt hadt, de oogen geopend hebben. Imbert colomes (Agent van Lodewyk XVIII te Lyon, nevens pichegru tot Lid van het Wetgeevend Lichaam benoemd,) en eenige anderen zonden gebragt geweest zyn tot hunne eigene kragten; de Natie en het Wetgeevend Lichaam zou zich aaneengeslooten hebben; de nationaale vertegenwoordiging zou niet geschonden | |
[pagina 380]
| |
geweest zyn; eerlyke menschen zouden geen elendig leeven te Sinnamary geleden hebben; veele traanen, veel rouw zou aan braave Familien bespaard geweest zyn: deeze zouden de gevolgen geweest zyn van eene tydige verklaaringGa naar voetnoot(*). Voeg 'er by, dat dit moreau buiten allen verdenken zou gesteld hebben: zo waar is het, dat het vervullen van zyne plichten is het geen men zich als het nuttigst voor zich en voor anderen kan voorstellen. ‘Geheel Europa kent het gedrag, gehouden door pichegru te Bareuth en in Engeland, zedert zyn wederkomen uit Guijana, en weet hoe veel moeite hy zich gegeeven heeft, om zelve de bewyzen, van het geen moreau 19 Fructidor tegen hem ingebragt hadt, te staaven. Het is een iegelyk kond en kennelyk, dat hy als een bezoldigde van Engeland, dat hy met het goud en ponjaarden van Engeland, dat hy om aan de zaak van Engeland dienstbaar te zyn, of de zaak die Engeland met de zyne verward heeft, te Parys gekomen is.’ - Hier aan hegt de Schryver zyn gevoelen over het spreeken van moreau met dien verklaarden vyand van zyn Land, en brengt het tot het onguustig besluit, dat zy beiden Zamenzweerders waren. |
|