Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Toestand van Nederland in vergelyking gebragt met die van enige andere Landen van Europa. Door Mr. R. Metelerkamp, A.L.M.Ph. & J.U.D. enz. In drie Deelen. Iste Deel. Te Rotterdam, by Cornel en van Baalen, 1804. In gr. 8vo. 251 bl.‘Voor onze Landgenooten ligt meerendeels nog onbearbeid de Staatshuishoudkunde of Statistiek van ons Vaderland, bestaande in de kenuis van de inwendige gesteldheid onzes Lands, en van de krachten, vermogens en zeden onzer Natie,’ mogt de Heer j. kops te recht aanmerkenGa naar voetnoot(*). Het ontbreekt egter niet aan onlangs aangewende poogingen tot het verbeteren van dit gebrek. Wy herinneren onze Lee- | |
[pagina 370]
| |
zers slegts aan het belangryk Werk van Dr. w.m. keuchenius, de Inkomsten en Uitgaven der Bataafsche Republiek, voorgesteld in eene Nationaale Balans enz.Ga naar voetnoot(*). Op eenen anderen trant tragt de Heer metelerkamp, in het boven vermelde Werk, hier aan het zyne toe te brengen. Niet alleen stelt beleezenheid in meest alle Schriften, dit onderwerp betreffende, hem daar toe in staat; maar kundigheden, op eene groote en belangryke Reis verzameld, dienen hem desgelyks niet weinig. Hy beklaagt zich, dat de ongenoegzaamheid van noodige opgaven, met betrekking tot ons Gemeenebest, hem zeer hinderlyk geweest is; en de groote moeilykheid, zo niet onmogelykheid, om die te bekomen, maakt, gelyk hy schryft, de beschouwing van den staat der bronnen van onze welvaard minder volledig, dan hy wel gewenscht hadt, die aan zyne Landgenooten te kunnen aanbieden. Hy voegt 'er by: ‘Zyn 'er onder hun, die my eenige meerdere opgaven, de volgende, ja zelve nog deeze Afdeelingen, betreffende, mogten willen mededeelen, met erkentenis zal ik dezelve ontvangen, en met bescheidenheid daar van, op de meest geschikte manier, gebruik maaken.’ - Wy wenschen, dat de Schryver hier in moge slaagen. De Heer metelerkamp zal, naa deeze betuiging, het ons niet euvel duiden, dat wy, schoon niet in staat om hem byzondere berichten op te geeven, 't welk ook hier de plaats niet zou weezen, wanneer wy dezelve by de hand hadden, hem hier eene herinnering doen. Het is ons raamlyk voorgekomen, dat hy, van de Fabrieken en Trafieken onzes Lands handelende, alles, wat deswegen reeds voorhanden was, niet geraadpleegd, een gedeelte onzes Lands als vergeeten, en op Hollands Noorderdeel geen genoegzaame aandagt geslaagen hebbe. Veel toch viel 'er te zeggen van de Olieslaageryen, Pelderyen, Papiermaakeryen, Houtzaageryen enz. aan den Zaankant. Veel deswegen ontmoet men in de Beschryving der Zaanlandsche Dorpen, door a. loosjes, met de toevoegzelen door p. loosjes adz.Ga naar voetnoot(†). Veel is, wegens de Fabrieken en Trafieken onzes Lands in 't algemeen, en de poogingen tot instandhouding | |
[pagina 371]
| |
en verbetering derzelven, vermeld, in de Stukken, by gelegenheid der vieringe, op den 14 Juny 1803, van het vyf-en-twintig-jaarig bestaan der Nationaale Nederlandsche Huishoudelyke Maatschappy, eertyds de OEconomische Tak geheeten; bestaande uit de Redenvoering van den Eerw. engelberts, en de hier zo zeer dienende Verhaadeling des Heeren a. van bemmelen, getiteld: De OEconomische Tak enz. geduurende haar vyf-en-twintig-jaarig bestaanGa naar voetnoot(*). Dan, laaten wy voortgaan met den aanleg deezes Werks nader te doen kennen Naa vermeld te hebben, dat eene volledige Staatshuishoudkundige Beschryving van dit Gemeenebest, welke eene zeer naauwkeurige en uitgebreide opgave vereischt van de gronden, waar op deszelfs weezenlyke en betrekkelyke magt berust, van de grootste nutheid en noodzaaklykheid zou zyn, betuigt hy, dat het voor alsnog zyn voorneemen niet is, dusdanig een geheel uitgewerkt stuk te leveren, en dat hy, schoon dit willende, opregt betuigen moet, zich hier toe, door gemis van genoegzaame opgaven, in de onmogelykheid te bevinden. Nogthans volgt hy, in een algemeen overzigt van den toestand deezes Gemeenebests, een gelyk richtsnoer, als, zyns oordeels, in zodanig eene uitgewerkte behandeling zou behooren gevolgd te worden. Derhalven beschouwt hy, in onderscheidene Afdeelingen, de Bronnen van de weezenlyke Magt van dit Land, en vereenigt daar mede, by wyze van vergelyking, deszelfs betreklyken staat tot de meeste van die Landen, welke hy het genoegen gehad heeft, geduurende eene vierjaarige Reis, te bezoeken. De Landen, welke hier in vergelyking gebragt worden, zyn Rusland, Frankryk, Groot Brittanje en Ierland, Pruissen, Zweeden, Deenemarken en Saxen. De Schryver stelt zich de volgende Orde voor. I. Uitgestrektheid des Lands - deszelfs Ligging - Vrugtbaarheid - Waterstaat - Bevolking - Natuurlyke en Zedelyke Toestand der Inwoonderen. II. Rykdom en Nationaal Vermogen - Bronnen van Welvaard en Hoofdtakken der Burgerlyke Vlyt - Visscheryen - Veeteelt - Landbouw - Fabrieken en Trafieken - Koophandel en Zeevaard. | |
[pagina 372]
| |
III. Staat der Geldmiddelen - Inkomsten - Uitgaven - Schulden - Belastingen. IV. Middelen van Verdeediging, Land- en Zeemagt. V. Regeeringsvorm, Veranderingen daar in voorgevallen - Tegenwoordige Staatsregeling - Kiesreglement - Algemeen Bestuur. VI. Binnenlandsch Bestuur - Verdeeling in Departementen - Bestuuring der Geldmiddelen - Rechtschandhaving - Politie - Godsdienst - Opvoeding en Onderwys - Burgerlyke Instellingen en nuttige Inrichtingen - Kunsten en Weetenschappen - Beschaaving en Verlichting. VII. Buitenlandsche Betrekkingen - Algemeen Staatkundig Stelzel van Europa. Van deeze zeven deelen diens wydstrekkenden Plans vinden wy, in het Stukje voorhanden, de twee eerstgenoemde behandeld, met de gemelde vergelykingen ten aanziene der opgenoemde Landen; opgehelderd door een Tiental Tafelen. Voor een eenigzins voldoend uittrekzel is een Werk van deezen aart niet vatbaar, in het eng bestek, 't welk ons Werk gedoogt. Met 'er hier en daar iets uit aan te stippen, 't welk ons metelerkamp's denk- en schryftrant doet kennen, moeten wy ons vergenoegen; schoon de lust, om een en ander meer uitgewerkt stuk over te neemen, ons bekroop. Volgende Deelen zullen ons mogelyk daartoe de gelegenheid aanbieden. Naa het bybrengen van y. van hamflsveld's schryven, over den zedelyken toestand der Nederlandsche Natie: 'Er zyn misschien weinige Landen, ten minsten in het beschaafd Europa, in welken het gemeen dien trap van verbastering en zedenbederf bereikt heeft, als in ons Vaderland, en dat diens gevoelen, dat de Zedeloosheid, en wat hier toe betrekking heeft, grooter in dit Land, dan in andere Landen, zoude zyn, vry algemeen is - laat hy volgen; en wy stemmen met hem in: ‘Ik vermeen mogelyk eenig meerder recht verkreegen te hebben, om den zedelyken toestand van onze Natie, in vergelyking van het grootste gedeelte van Europa, het geen ik zelve bezogt heb, te beoordeelen, dan de geweezen Hoogleeraar en anderen, die zich den zedelyken toestand van Nederland zo slecht verbeelden. Het is 'er zekerlyk ver af, dat ik het toenemend Zedenbederv zoude willen tegenspreeken, niet alleen | |
[pagina 373]
| |
onder het gemeen, maar ook onder de hoogere rangen der Maatschappy, waar het immers gewoonlyk zynen oorsprong heeft; en echter geloof ik niet te ver te gaan, met staande te houden, dat in de meeste Landen van dit Werelddeel het Zedenbederv eenen hoogeren trap, dan in ons Vaderland, bereikt heeft. Naardien deeze stelling voor geen wiskundig bewys vatbaar is, moet ik my vergenoegen met my te beroepen op het getuigenis van allen, die in de gelegenheid zyn geweest, en zich de moeite hebben willen geeven, om dit onbevooroordeeld te onderzoeken; en hun te vraagen, of zy over het algemeen niet gevonden hebben, dat eerbied voor den Godsdienst, goede trouw, vlyt, naarstigheid, spaarzaamheid en andere huislyke deugden, hier nog minder, dan onder verschillende andere Volken, voor de tegenovergestelde ondeugden hebben plaats gemaakt.’ Naa aangemerkt te hebben het bezwaarlyke om het Character der Nederlandsche Natie juist op te geeven, laat hy volgen: ‘Met een waar genoegen echter ziet de oprechte beminnaar van zyn Vaderland, dat alle trekken nog niet verdonkerd zyn, in het schoone schildery, door een beroemd Fransch Schryver, eertyds van deeze Natie opgehangen.’ Hier vindt men, aan den voet der bladzyde, die Schildery van Mr. de real, in diens la Science du Gouvernement, Tom. 2, p. 292. In Nederduitsche kleuren mogt dit Fransch Tafereel wel overgebragt weezen: eene en andere aanmerking daar op zou voor een Vaderlander welstandig geweest zyn. Sterk en met grond is metelerkamp's aanpryzing van den Landbouw in ons Vaderland; juist zyne aanmerking ten dien opzigte over Frankryk: ‘In geheel Europa is mogelyk geen Land, het welk over 't algemeen zo wel bebouwd is als Frankryk; zelden treft men onbebouwde streeken aan; byna overal wordt de arbeid des Landmans door de vruchtbaarheid van den grond beloond, en de voordeelen der omwenteling zyn ten minsten in de uitbreiding en verbetering van den Landbouw zigtbaar. Het Land is, volgens eenpaarig getuigenis van allen, veel beter bebouwd, dan het voorheen was; de verbetering van den toestand der Landlieden, de verdeeling der uitgestrekte en slegt bestuurde heerlyke Goederen, de verkoop der geestlyke bezittingen, hebben hiertoe voornaamlyk medegewerkt.’ | |
[pagina 374]
| |
Breedspraakig is des Schryvers vermelding van Engeland. Van de Fabrieken en Trafieken in dit Ryk gesprooken hebbende, laat hy volgen: ‘Alle deeze en andere bronnen van welvaard des Staats, schoon zy op den Koophandel eenen wederkeerigen zeer sterken invloed hebben, worden echter byzonder door den Koophandel geopend. Deeze is het, welke de Nationaale industrie in beweeging brengt, en het leeven geeft: zonder deeze zou Groot- Brittannien nimmer tot dien hoogen trap van voorspoed geklommen zyn, waar op het zich thans bevindt. Engeland is, zonder tegenspraak, tegenwoordig de eerste handeldryvende Natie der Wereld, en men kan niet, zonder bewondering, zo wel de uitgebreidheid, als den byna ongelooslyken aanwasch des Handels, zedert het einde van de zeventiende, en het einde van de achttiende Eeuw nagaan.’ - Tot dit nagaan wordt ons hier gelegenheid gegeeven. Mogten de voorbeelden van de welvaard en bloei der hier aangevoerde Landen en Ryken ons lessen van navolging geeven, voor zo verre zy, met de noodige veranderingen, op ons Land toepasselyk zyn! Aan de beschouwing van den toestand onzes Gemeenebests en van verscheide andere Landen van Europa, met betrekking tot de bronnen van welvaard en de hoofdtakken der Volksvlyt, hegt metelerkamp, ten slot, eenige algemeene Aanmerkingen. Deeze loopen over den invloed van het Staatsbestuur op 's Volks welzyn. Zy strekken om aan te toonen - hoe het niet mogelyk is, de magt van een Land, en derzelver bronnen, het nationaal vermogen en welvaard, te beoordeelen, dan uit de vergelyking met die van andere Landen. - Hy merkt wyders op, hoe hy gelooft, dat, wanneer men den toestand van dit Gemeenebest, deszelfs magt en welvaard, tegenwoordig in vergelyking brengt met die van voor eene halve Eeuw, en met die van andere Staaten van Europa, men uit het verhandelde in de tweede Afdeeling, met eene genoegzaame zekerheid, deeze drie gevolgen kan trekken: Dat, schoon verscheidene bronnen van welvaard verminderd zyn, andere daarentegen weder zyn toegenomen, en dat dit Land nagenoeg dezelfde weezenlyke Magt en Welvaard nu heeft, welke hetzelve voor vyftig jaaren hadtGa naar voetnoot(*). - Dat de ver- | |
[pagina 375]
| |
meerdering van Magt en Welvaard by andere Volken, met welke wy in eene staatkundige betrekking staan, de betrekkelyke vermindering van onze Magt en Welvaard in zich sluit. - Dat, de uitgestrektheid des Lands en de Volksmenigte in aanmerking genomen, onze Magt die van de meeste, zo niet van alle Volken van Europa, nog tegenwoordig overtreft. De Schryver merkt op; dat het met de Burgerlyke Maatschappy even als met alle menschlyke zaaken is gelegen; dat alles zich in eenen cirkel beweegt, en alle Staaten de verschillende tydvakken van opkomst, bloei en vermindering doorgaan. Ten slot aanmerkende: Nu blyft 'er eene, en wel eene zeer gewichtige, vraag over: Heeft ons Gemeenebest dit toppunt van vermogen, of het Maximum van Rykdom en Welvaard, bereikt? Wy willen gaarne gelooven, dat hy daarop zich gedrongen voelt, te moeten antwoorden: Dat hy de beantwoording dier vraage, op zich zelve, zeer bezwaarlyk vindt, byzonder op een tydstip, dat de gevolgen det oorlogen en schokken, welke mogelyk nog dit Land en Europa dreigen, onberekenbaar zyn, gaarne aan anderen overlaat. |
|