sprekken met heringa, daarin door hem gemeen gemaakt, met byvoeging van deze woorden: waarmede wy meenen deze onaangenaame zaak te hebben afgedaan, en, wy meenden aan weldenkenden verschuldigd te zyn, dat te geeven, wat wy konden, wordt op eene geestige wys gelachen, met aanhaaling van een gezegde uit het tweede boek der Maccabeën, H. XV:39:
Maar, indien ik het slechtelyk en maatiglyk heb gedaan, dit is het geene, dat ik heb konnen doen.
Wat bonnet aangaat, tegen wiens geschryf deze Brief voornaamelyk is ingericht, van hemert onderhoudt den Hoogleeraar niet slechts over deze en gene onheusche uitdrukkingen, en met de zaak in geschil weinig gemeens hebbende valsche stellingen, maar zegt hem inzonderheid harde dingen, ten aanzien van de hoofdzaak, betreffende de wyze, waarop hy voormaals de begonnen briefwisseling heeft afgebroken, en nu nog daarover triumf blaast. Hy wordt deswegens, door zynen Tegenschryver, als een laaghartig, belachlyk en ondeugend mensch, die opzetlyk liegt, en met allerlei draaieryen zyne onverdedigbaare zaak tracht goed te maaken, ten toon gesteld, en medogenloos gegispt. Gesteld zynde, dat van hemert de waarheid aan zyne zyde heeft, dan kunnen wy evenwel de wyze, waarop hy die, tegen een hoogbejaard man, voorheen ook zyn Leermeester, voorstaat, geenzins goedkeuren. Omtrent de zaak zelve, tusschen hen beiden in geschil, willen wy even min, als voorheen, party trekken, en zullen dus alleen nog maar opgeeven, wat van hemert, na zoo lang stilgezweegen te hebben, ter zyner verdediging bybrengt.
Hy hield zich te vooren overtuigd, dat het onzydig Publiek tusschen hen beiden had beslist, toen de wederzydsche briefwisseling nog aan den gang was, en achtede het toen onnoodig, op de twee Brieven van bonnet, aan zynen Vriend geschreeven, te antwoorden; (1) omdat ze niet aan hem, maar aan een anderen, waren geschreeven; (2) omdat de schryftoon het karacter van bonnet in een zeer ongunstig licht aan hem vertoonde; (3) omdat hy rede had, om bonnet toen nog eenigzins te spaaren; (4) omdat dezelven, zoo verre zy de zaak in geschil betroffen, geene de minste kracht van overtuiging by hem hadden. Maar nu door bonnet