| |
Het Afscheid van Jezus van zyne Leerlingen, en zyne Bede tot den Vader. Door A. Brink. Te Leeuwarden, by P. Wiarda, 1803. In gr. 8vo. 318 bl.
Met recht oordeelt de Eerw. brink, dat niets voor den oprechten Christen belangryker zyn kan, dan eene aandachtige overweeging der laatste woorden van Jesus, en zyn gedrag op 't einde van zyn leeven. Men kan het afscheid, 't welk Hy van zyne leerlingen nam, zoo als dit door den Euangelist Johannes, Hoofdst. XIV, XV, XVI, is beschreeven, en zyne daarop gevolgde bede, H. XVII, niet leezen, en daarover behoorlyk nadenken, zonder den diepsten eerbied en de zuiverste liefde voor Hem te gevoelen. Mannen van naam, die den Christelyken Godsdienst beleden, waren 'er altyd zeer mede ingenomen, en wierden, op het einde van hun leeven, met den inhoud van deze Hoofdstukken gesterkt in hun geloof. Hier worden zeker Leydsch Leeraar begnon, de Abt jerusalem en Prof. h.a. schultens genoemd. - Echter worden de meeste gezegden van Jesus, by die gelegenheid, door veelen verkeerd verstaan, en ongelukkig toegepast. De Schryver heeft, op 't voetspoor van anderen, het bepaalde oogmerk van Jesus, met deze geheele voordracht, en den waaren zin van verre de meeste, veelal kwalyk uitgelegde, uitdrukkingen, waarvan Hy zich, in deze zyne laatste redenen, bediend heeft, naauwkeurig onderzocht, en een zeer nuttige taak op zich genomen, met het resultaat van deze zyne naspooringen in 't licht te geeven. Allen, wien het te doen is, om het Nieuwe Verbond met verstand te leezen, en tot bevordering van verlichte kennis, zuivere godvrucht en gegronde vertroosting, te gebruiken, zullen 'er hem voor danken. Wy hebben dit Boek met genoegen ge- | |
| |
leezen, en gelooven, dat de Schryver het doel van Jesus over 't geheel wel begreepen, en den zin van verre de meesten zyner gezegden juist getroffen heeft.
Vooraf gaan eenige voorbereidende aanmerkingen, over Joh. XIV-XVI, bl. 1-18, waarin hy tracht te bepaalen: wanneer, waar, tot wie, en met wat oogmerk Jesus thans sprak; de wyze, op welke Hy zyne rede inrichtte; en door wien dit alles is aangeteekend. Daarop volgt eene omschryving van deze rede van Jesus, bl. 19-42. De inhoud derzelve wordt vervolgends nader onderzocht, als beantwoordende aan het tegenwoordig oogmerk. Jesus legde zich eerst en vooral 'er op toe, om eene zekere bedaardheid in hun te verwekken, opdat zy in staat zyn mogten, om zyne redenen behoorlyk aan te hooren, in het geheugen te bewaaren, en 'er een goed gebruik voor zich zelven van te maaken. Hiertoe brengt de Schryver H. XIV:1, waarvan hy deze omschryving geeft: Ah myne lieve vrienden! laaten myne gezegden u toch niet te zeer ontstellen. Blyft volstandig op God en my zynen Zoon vertrouwen, dan hebt gy immers voor geene gevaaren te vereezen. vs. 27: Alles, wat ik thans tot u spreeke, geschiedt met dat oogmerk, om u gerust te stellen, en u op den duur eene waare vergenoeging te doen smaaken. Eene vergenoeging, geheel onderscheiden van die der waereld, welke niets weezenlyks in zich bevat. Waarom zoudt gy u dan toch, myne lieve vrienden! zoo ontrusten, en den moed opgeeven? XVI:33: Dit alles wilde ik u, ter uwer geruststelling, mededeelen. Veele rampen zullen u in dit leeven treffen, maar houdt moed, en ziet op my, die de waereld overwin. Voorts was alles, wat Jesus verder voortbragt, ingericht, om die gerustheid des gemoeds te bevorderen. De Eerw. brink brengt alles tot deze hoofdpunten, die dan vervolgends in de rede van Jesus nader
aangeweezen worden, met bygevoegde ophelderingen, waar hy ze noodig oordeelt: Jesus bevestigde hen in de groote gedachten, welke zy van Hem hadden opgevat. - Hy bepaalde hen by 't geen Hem binnen kort zou overkomen, en hoe Hy daaronder verkeerde. - Hy verzekerde hen van zyne opstanding. - Hy gaf hun vooral onderricht van 't geen zy in 't vervolg doen moesten, wat hun dan zou overkomen, en hoe zy zich als dan behoorden te gedraagen.
In de ophelderende aanmerkingen, die telkens door aan- | |
| |
teekeningen, onder aan den text geplaatst, bevestigd worden, wordt geen doorloopende verklaaring van vers tot vers, zoo als het eene op het andere by Johannes volgt, gegeeven, maar alleen zekere zaak-orde, zoo als de Schryver zich dezelve voorstelt, in acht genomen. Dit draagt onze volkomenste goedkeuring weg. Alleenlyk hadden wy verlangd, dat dan nu een register van alle opgehelderde plaatzen achteraan gevoegd ware, om al 't geen men, omtrent deze en gene plaats, nader begeert te weeten, gemakkelyk te laaten wedervinden. Voor 't overige zyn wy het met den Eerw. brink eens, wanneer hy zegt: ‘Men kan (den inhoud van deze Hoofdstukken) geen aaneengeschakelde redevoering noemen. Jesus spreekt wel alleen, maar niet in die orde, waarin eene redevoering pleegt te geschieden. Eene en dezelfde zaak wordt herhaald en verschillend geplaatst; 't geen in 't begin voorkomt, wordt soms weer in 't midden, of op het einde, op nieuws voorgesteld. Soms treffen wy een onverwachten overgang van zaaken aan. Soms worden dingen, welke laater stonden te gebeuren, voor anderen, welke kort op handen waren, geplaatst. Hieruit kunnen wy dus afleiden, dat het overtollige moeite zyn zoude, om een naauwkeurig verband te willen opgeeven van 't geen in deze Hoofdstukken voorkomt. Zulk eene schynbaare wanorde beneemt niets van de waarde van Jesus rede, maar bevestigt veeleer dezelve.’
Over het plechtige gebed, 't welk Jesus, na zyne rede geëindigd te hebben, in het byzyn van zyne elf leerlingen, hemelwaart opzond, worden insgelyks vooraf eenige algemeene aanmerkingen gemaakt, die een kort overzicht geeven van den gewigtigen inhoud van dit merkwaardig gebed, en van de wyze, waarop Hy 't voordroeg. Daarop volgt dan wederom eene vrye omschryving, en eindelyk ophelderende aanmerkingen, over alle de byzondere uitdrukkingen, welke 'er in voorkomen, die de Schryver, zoo veel mogelyk, in den gewoonen styl van Jesus, tracht te verklaaren, en zoo op te vatten, als hem met de toenmaalige omstandigheden, en den inhoud van zyne rede, in de drie voorige Hoofdstukken opgegeeven, best schynt overeen te komen. Men merkt allerwege, dat de Eerw. brink de beste Uitleggers geraadpleegd, en zich derzelver voorlichting, op eene oordeelkundige wyze, ten nutte gemaakt heeft. Hier en daar noemt hy ook de Schryvers, die hy gevolgd is. Hy had dit onderwerp, in
| |
| |
Leerredenen, voor zyne Gemeente behandeld, en deelt ons nu ook, zoo 't schynt, iets mede uit de toepasselyke aanmerkingen, waarvan hy zich by die gelegenheid zal bediend hebben, onder den algemeenen titel van Het nuttig gebruik der woorden van Jesus, dat achteraan geplaatst is, bl. 257-310.
Wy kunnen ons niet onthouden, om nog deze en gene proef van 's Mans wyze van uitleggen te geeven. Hiertoe valt eerst onze aandacht op de moeielyke plaats, Joh. XVI:8-11, daar de groote verandering, welke 'er na Jesus vertrek op de waereld zou plaats hebben, wordt uitgedrukt door de spreekwys van eene overtuiging van zonde, gerechtigbeid en oordeel, waarvan de Eerw. brink deze verklaaring geeft: ‘De Joden zouden nu tot geheel andere gedachten komen. Nu zouden zy het schandelyke van hun ongeloof inzien, en zich zelven als strafwaardigen veroordeelen. Niettegenstaande de verbazende wonderen, welke Hy verrichtte, hadden zy Hem niet alleen niet voor een' gezant van God, veel minder voor den Messias erkend, maar zelfs als een' boosdoener beschouwd en behandeld. Dan nu zoude men aan zyne onschuld niet twyfelen, daar zy de duidelykste bewyzen van zyne hemelsche heerlykheid aanschouwden, en dus overtuigd wierden, dat God zelf zyne zaak rechtvaardigde. Dan zoude zyne leer boven allen tegenstand zegenpralen, daar men de magt van den bozen Geest zichtbaar zoude verbroken zien.’ Hy tracht deze uitlegging te bewyzen in eene breedvoerige aanteekening, waartoe ons de plaats ontbreekt, om ze over te neemen.
Wy voegen 'er liever by de aanteekening op Hoofdst. XVII:9, waarvan deze omschryving gegeeven wordt: Geheel aan hun gehecht, dringt myn hart my, om alleen voor hun te bidden. Zy behoorden U toe, Gy schonkt ze my, en ik beveele hen U thans ten sterksten aan. Hier by wordt dan aangemerkt: ‘Uit deze plaats te willen bewyzen, dat Jesus liefde zeer beperkt was, en zich alleen tot zyne byzondere vrienden bepaalde, zoude weinig met het menschlievend charakter van onzen Zaligmaker overeenkomen; Hy wenschte het geluk van allen, en bad zelfs aan het Kruis voor zyne vyanden. Niet minder verkeerd zoude het zyn, om dezelve te gebruiken ter verklaring van zyne voorbede in den Hemel. Jezus zegt alleen, wat Hy thans deed, en niet wat Hy doen zoude, wanneer Hy by den Vader was;
| |
| |
anders bad Hy wel voor de wereld, op dat ze mogt behouden worden, maar thans bad Hy alleen voor zyne leerlingen. In deze laatste ogenblikken had Hy alleen op hen, als zyne getrouwe vrienden en opvolgers, het oog gevestigd. Door voor hun thans alleen te bidden, gaf Hy een sprekend bewys, welk eene hartelyke toegenegenheid Hy hun toedroeg. Hy wist wat zy voor het vervolg nodig zouden hebben, en daarom bad Hy thans zoo ernstig voor hun. Men houde hier onder het oog, dat zy hier niet slechts als zyne byzondere vrienden, maar vooral als hervormers der wereld voorkomen, zoo dat Jezus niets voor hun konde bidden, of in dat gebed was ook het heil van anderen begrepen. - Hoe zeer moet dit zeggen de Leerlingen getroffen hebben, daar Hy in deze laatste ogenblikken zich zelven als geheel uit het oog verliest, en alleen voor hunne belangen zorg draagt! - Jezus zegt van hun tot den Vader, zy zyn uwe. Te voren had Hy gezegd, zy waren uwe, en gy hebt my dezelve gegeven: de Vader had ze Hem als zyn eigendom gegeven, daar zy door Hem gevormd, en tot het Leeraar-ambt moesten worden bekwaam gemaakt; doch zy bleven evenwel des Vaders, en wierden hierdoor nog des te sterker aan Hem verbonden. In Hem eerbiedigden zy den Vader, en namen zyne woorden als die van den Vader aan. Door Jezus lief te hebben, kregen zy ook eene byzondere aanspraak op de liefde des Vaders, en konden zich hier op ook ten vollen verlaten, 16:27. Als zulken, die den Vader toebehoorden, draagt Hy ze ook aan Hem op, en twyfelt niet aan de vervulling van het geen Hy voorheen bad.’ |
|