Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.G. de Haas, over de Openbaaring van Johannes; als een Boek voor het Verstand en Hart. Iste Deel. Te Haarlem, by J.L. Augustini, 1804. In gr. 8vo. 453 bl.De Verklaaring van de Openbaaring van Johannes, die de Eerw. de haas, in dit Boekdeel, aanvangt, is naauw verbonden met de stoffe, in een voorig Werk, over de Toekomende Waereld, waarvan wy ter zyner tyd verslag gedaan hebbenGa naar voetnoot(*), door hem verhandeld. Hy had daar reeds eene schets van den inhond der twee laatste Hoofddeelen van dit Boek medegedeeld, en dit had hem, in zyne ruste van 't openbaare dienstwerk, (die wy weeten, dat thans ophoudt) aanleiding gegeeven tot eene nadere bepeinzing van dit geheele Boek, waaromtrent hy de hoop, van hetzelve ooit te zullen verstaan, reeds voorlang had opgegeeven. Hy meende nu hoe langer hoe meer het natuurlyk en naauw verband tusschen den inhoud van dit Bybelschrift en de door hem verhandelde Leer, betreffende de Toekomende Waereld, ontdekt te krygen, en oordeelde het daarom allervoegzaamst, eene Verklaaring van dit gedeelte des Bybels, tot volmaaking van zynen voorigen arbeid, te laaten volgen. Hy zag wel de moeielykheid van zoodanige onderneeming in, maar zettede zich evenwel aan 't werk, met deze zonderlinge bepaaling, in opzicht tot de voortzetting, dat hy daarvan zou afzien, en zyne gedaane moeite der vergeetelheid overgeeven, wanneer een van deze twee dingen gebeuren zou; of dat hy in den weg van Gods Voorzienigheid eenigen wenk van aflaating ontdekte, of dat hy in het ontwerp zyner denkbeelden over dit Boek, ten aanzien van het voor- | |
[pagina 222]
| |
naame, en daar het op aankomt, eenige weezenlyke stuiting ontmoette. Aan de gemelde uitkomst verblyvende, en trachtende, in dezen, het welbehaagen zyns Zenders te doen, begaf hy zich biddende tot de bearbeiding van deze stoffe, zettede die voort, zondet dat een der gemelde dingen tusschen beiden kwam, en voleindigde hy dezelve binnen eenigen tyd. Zoo wel geslaagd zynde, in de naspooring van den waaren zin van dit duister Boek, besloot de Leeraar gemakkelyk tot de uitgave. 't Geheele Werk zal in niet meer dan drie Deelen, van eene omtrent gelyke dikte, bestaan. Die, na al het geschrevene over dit Bybelboek, nog eenige meerdere inlichting verlangen, ontvangen hierdoor op nieuw gelegenheid, om de proef te neemen, of en in hoe verre dit Boek ook voor ons waare bruikbaarheid hebbe. Met de wederlegging van anders denkenden over den inhoud en het doel van dit Geschrift houdt de Eerw. de haas zich niet op. Of de Schriften van herder, eichhorn, storr en anderen hem bekend geweest zyn, hebben wy niet kunnen bespeuren. De geleerde Schryver gaat zyn eigen weg, en heeft dit Werk, niet voor Geleerden, maar ten nutte zyner Amsterdamsche Gemeente, als een vrucht zyner bedryvigheid, in den tyd zyns stilzittens, geschikt. De behandeling is evenwel voornaamelyk uitlegkundig. Over de noodzaakelykheid van eene uitlegkundige zinsaanwyzing, by de behandeling der H. Schrift, worden voortreffelyke aanmerkingen gemaakt, in het Voorbericht, die den Theologiae Doctor de haas eere aandoen. Het Praktikaale is daarby niet uit het oog verloren, doch alleen, het geen hem het aangelegenste toescheen, uitgekozen, en meestal zeer kort behandeld. Men kan dit Werk ook, in zekeren zin, Polemisch noemen, in zoo verre naamelyk de inhoud van het Boek der Openbaaring hem aanleiding gaf, om de zoogenaamde Neologen, of nieuwe Hervormers van de voornaamste Leerstukken, die by de meeste Protestanten voor hoofdwaarheden van het Christendom aangenomen zyn, te keer te gaan, waarvan de Schryver, in dit Boekdeel, in 't byzonder zyn werk maakt, in opzicht van de Leere omtrent de Godlykheid van den persoon en het gezag van Jesus, bl. 409-414, en omtrent het geloof en de liefde, aan Hem verschuldigd, bl. 417. | |
[pagina 223]
| |
In dit eerste Deel worden alleen de drie eerste Hoofddeelen, verreweg de gemakkelyksten van dit Boek, uitgelegd. Vooraf gaan uitvoerige Voorbereidselen tot de verklaaring van dit Bybelschrift, bl. 1-115. Daarin wordt eerst gehandeld over het algemeen opschrift dezes Boeks: Apocalypsis, ofte de Openbaaring Joannis, Theologi, (van Joannes den Godgeleerden). Het geschil over den Schryver, en over de Godlykheid van dit Boek, houdt de haas voor beslist, wegens de veelvuldige en gegronde bewyzen, die door de Schriftverklaarders bygebragt zyn voor het gemeen gevoelen, dat naamelyk Johannes de Euangelist en Apostel hetzelve heeft vervaardigd. - Vervolgends over het meer byzonder en breeder opschrift, vervat in de drie eerste versen van het eerste Hoofdstuk. - En eindelyk over deze gewigtige vraag: ‘Is dit Bybelschrift zoo moeilyk, dat de regte bevatting en gebruikmaaking daarvan, als hoopeloos, moet worden beschouwd; en zoo niet, van waar dan, dat 'er onder de Christenen by aanhoudendheid zulk eene duisterheid plaats heeft omtrent dit Boek; en welke is de weg, dien men te betreeden heeft, om, zoo veel mogelyk, tot een regt begrip en gebruik van dit uitsteekend Bybelschrift te geraaken.’ De Eerw. Schryver erkent de groote moeielykheid, om dit Boek wel te verstaan, maar meent desniettemin, dat men, door vereischt onderzoek, tot een genoegzaam en vruchtbaar gebruik, ook van dit gedeelte der H. Schrift, kan geraaken, waartoe hy ook den weg wyst. De algemeene aanmerkingen, die hy tot dat einde maakt, en oordeelkundig beredeneert, zyn ons, over 't geheel, zeer wel bevallen. Dat eene uitlegkundige naspeuring en zinsbepaaling van dit Boek de alleen zekere en veilige weg is, om hetzelve te leeren verstaan en 'er zich met nut van te bedienen, is ontegenzeggelyk. Ook wordt met grond beweerd, dat, om hierin wel te slaagen, men zich niet behoort toe te geeven in allerleie vernuftige bedenkingen, en in den toeleg, om alles te vergeestelyken; en dat men zich tevens zorgvuldig dient te wachten voor den invloed van eenen kwalyk bestuurden Godsdienstyver, en van broederverdeeldheid en partyzucht. Hierop volgt nog een viertal leezenswaardige aanmerkingen, waarvan de eerste haar opzicht heeft tot het letterkundige dezes Boeks, in 't algemeen; de tweede tot de Oostersche wyze van | |
[pagina 224]
| |
voordracht; de derde tot de openbaaring, in dit Boek vervat, zoo als die bestaat in zigtbaare en hoorbaare ontdekkingen; de laatste tot de naaste bestemming en richting van den inhoud dezes Boeks. - Aan meer bedenkelykheid schynt ons onderhevig te zyn de nadere en meer byzondere beschouwing van het geen men in acht te neemen en te volgen heeft, by het uitlegkundig onderzoek van dit Bybelschrift, met opzicht tot het Profeetisch gedeelte. De Schryver is te recht van oordeel, dat de voorspellingen, in dit Boek, geenzins moeten uitgestrekt worden tot alle byzonderheden van de aanstaande lotgevallen der Christenkerk; hy wil alleen zekere bepaalde ontdekkingen van dezelven toegestaan hebben, en dat wel zoodanigen, die eene nadere ontwikkeling van het geen desaangaande reeds, in andere gedeelten der H. Schrift, voorspeld was, behelzen. Maar nu komt het voornaamelyk aan op voldoende gronden, om zoodanige bepaalde ontdekkingen aan te neemen, en het al en niet vervulde te onderscheiden. Of de Amsterdamsche Kerkleeraar het hierin verder gebragt heeft, dan zyne voorgangers, die zoo veelerleie groote en kleine byzonderheden, in dit Boek, meenden ontdekt te hebben, zal vervolgends moeten blyken, by de behandeling van dat gedeelte van dit Geschrift, 't welk geoordeeld wordt, zoodanige voorzeggingen, omtrent de lotgevallen der Kerk, te behelzen. Uit de proeve, die hy ons van zyne wyze van uitlegging van oude Godspraaken, in zyn Boek, over de Toekomende Waereld, heeft medegedeeld, en uit 't geen hy, in dit eerste Deel zyner Verklaaring van de Openbaaring van Johannes, daaromtrent voorloopig aanmerkt, durven wy hem geen algemeenen byval belooven. Op de algemeene, in de Voorbereidselen gelegde gronden, en aangevangene toepassing derzelven, ter verklaaring van de Brieven aan de zeven Asiatische Gemeenten, zal ook nog wel iets aan te merken vallen. Ondertusschen heeft de Schryver met het praktikaale gebruik van de voorspellingen dezes Boeks, wanneer dezelven naamelyk naar zyn inzien verklaard worden, zeer veel op. ‘Zy zyn,’ zegt hy, ‘in den grond geheel praktikaal, zoodat daarin niet eene voorzegging gevonden wordt, die niet eenige weezenlyke strekking heeft, tot bevordering van de praktyk der godzaligheid.’ En een weinig verder: ‘De profeetische openbaaring dezes boeks is niet al- | |
[pagina 225]
| |
leen van eene weezenlyke, maar van eene zeer groote nuttigheid voor den Christen, wanneer hy maar, op eene regt praktikaale wyze, omtrent dezelve werkzaam is; en dat is dezelve zoo wel ten aanzien van de nog niet vervulde, als van de reeds vervulde voorzeggingen.’ En nu verstaan wy ook den titel: G. de haas, over de Openbaaring van Johannes; als een Boek voor het Verstand en Hart. |
|