welstandige en nuttige, om door de zamenvoeging van zang en spel daarin werkzaam te zyn; eenige korte bydraagen tot de Kerkelyke Geschiedenis van Vianen; dankbetuigingen aan de bekostigers van het Orgel, en aan die de verzorging op zich hadden genomen: deeze zyn, hoofdzaaklyk, de bestanddeelen van het verrigte door den Eerw. wintgens, welken wy hier leeren kennen als een man van oordeel en smaak, wiens styl en taal met het harmonische der Muzyk, door zyn Eerw. naar verdienste gepreezen, volkomen zamenstemt. Des wy niet twyfelen, gelyk wy 's Mans opstel met genoegen hebben geleezen, of het zal met toejuiching gehoord zyn.
De verdienstelyke Amsterdamsche Advokaat, m.c. van hall, geboren te Vianen, heeft zyn edel dichtvermogen, by deeze gelegenheid, wel willen te werk stellen, door het vervaardigen van twee fraaie Koorzangen, het eene naa het voorgebed, het andere by het slot der plegtigheid, uitgevoerd door een gezelschap Zangers en Zangeressen, die zich op het Orgel bevonden. Zie hier twee Byschriften, van dezelfde kunstkundige hand, op het Orgel slaande.
Vianensch Christenschaar, door 't edelst vuur ontgloeid,
Belust, haar maatgezang naar juister toon te richten.
Heeft, in den krygs-orkaan, die nog om Neerland loeit,
My in deez' Tempel Gods, naar veeler wensch, doen stichten.
Waan niet, ô sterveling! op deez' rampzalige aard',
Door Maatgeluid, den lof der Godheid te verhoogen:
Der Englen gouden harp is 's Hoogsten eer onwaard;
De Seraf zingt zyn' roem; maar met omvleugelde oogen.
Een Latynsch Opschrift, in den Classieken smaak en eene zuivere taal, op het panneel onder den krans van het Orgel geplaatst, is het werk van den geleerden Emeritus-Predikant van Dordrecht, den gryzen van breugel, aan wien wy, in ons Maandwerk, wel eens met lof gedagt hebben.