| |
| |
| |
Reize in Opper- en Neder-Egipte, geduurende den Veldtocht van Bonaparte; door Vivant Denon. Uit het Fransch, door Herm. Bosscha. Met de voornaamste Platen. Iste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1803. In gr. 8vo.
Niemand, wien het kennen der gesteldheid van onzen Aardbol, en de lotgevallen van het Menschdom, ter harte gaat, heeft, onder de gebeurtenissen van den jongsten Oorlog, kunnen nalaaten zyn byzondere aandacht te vestigen op het geen in Egipte is voorgevallen. Niemand heeft onverschillig kunnen blyven omtrent de gevolgen van eene onderneeming, gelyk die der Franschen, met betrekking tot de Weetenschappen en de weetgierigheid der Geleerden, omtrent een Land, dat reeds van overoude tyden, in de Geschiedenissen, in veelerleie opzichten, als een Land van Wonderen bekend was. En hoe smartelyk het ook den Wysgeer vallen moge, te zien, dat zyn gespannen verwachting op het deerlykst werd te leur gesteld, en dat, ook hier, de politieke belangen der Mogendheden het verspreiden van licht en kennis verhinderden, en de beschaaving eener geheele Natie verydelden; - echter blyft het voor hem eene der genoegelykste bezigheden, om de enkele hier en daar geschotene lichtstraalen zo veel mogelyk op te vangen, en in één brandpunt te vereenigen. Veel is 'er toch, in zulk een' korten tyd, door den werkzaamen yver der Fransche Geleerden, geduurende hun verblyf in dien oord, verricht: veele stoffen zyn 'er verzameld, die gewisselyk, het zy vroeg of laat, kunnen, en, zo wy hoopen, zullen verwerkt worden. Inzonderheid kan, voor verscheide klassen van menschen, niet dan ten uitersten belangryk beschouwd worden, het Werk van den Franschen denon, van welks vertaaling in het Nederduitsch wy hier het eerste Deel aankondigen. Vivant denon toch was een man, die, als Schryver en Kunstenaar, voorlang met lof bekend was; die reeds in 1778 als Geheimschryver der Fransche Geleerden, welke Sicilie bezochten, zich beroemd maakte; en zo wel door zyn Voyage en Sicile, als zyn medewerking tot de prachtige uitgaave der Voyage pittoresque de Naples et de Sicile, zich de goedkeuring en
toejuiching van kenners en niet-kenners heeft ver- | |
| |
worven. Zulk een man, die daarenboven alle de vereischten van een gehard, onvermoeid reiziger, en yverig naspoorer der oudheden bezat, was indedaad geschikt, om, onder het geleide van een' bonaparte, en in het gezelschap van zo veele Geleerden en Kunstenaars, Egipte, dat merkwaardige oude Land, met nut te bezoeken; en alle liefhebbers van geleerdheid, kunst en smaak, zullen zich gewisselyk met ons in de vruchten van 's mans onvermoeide poogingen, en zo gevaarlyken als moeilyken arbeid, verlustigen. Gelukkig dat dit belangryk Werk gevallen is in de handen van een' Nederlander, die slechts zyn naam voor de vertaaling behoefde te plaatsen, om ons van derzelver waarde te verzekeren. Professor bosscha verdient hiervoor den oprechtsten dank zyner Landgenooten. Behalven zyne verdiensten omtrent deeze vertaaling, moeten wy 'er nog byvoegen, dat hy wel de moeite heeft gelieven te neemen, om uit de verbaazende menigte van Plaaten, welke de prachtige Fransche uitgaave versieren, alleen, met oordeel, die geenen te kiezen, welke indedaad tot opheldering van het verhaal, of ter verklaaring van voornaame gedenkstukken, noodig scheenen. Enkel fraaije Gezichten en Afbeeldingen, meestal reeds in andere Werken te vinden, zouden toch dit Boek te kostbaar gomaakt, en daardoor deszelfs nuttigheid hebben tegengewerkt. Genoeg, dat wy hier, reeds in dit eerste Deel, op twintig Plaaten, meer dan dertig van de belangrykste Afbeeldingen aantreffen. Onder deezen behaagden ons, inzonderheid, een menigte Pourtraitten, van verscheide Natiën, naar het leven getekend, en, onzes oordeels, in deeze uitgaave, door een bekwaam graveeryzer overgebragt. Nog heeft 'er de Hoogleeraar hier en daar eene enkele aanmerking bygevoegd, die, hoe weinig ook in getal, echter van wezenlyke waarde zyn. Het kon niet uitblyven, of de vrye denktrant van een' luchtigen Franschman deed onzen Schryver
wel eens een aardigheid zeggen, die, hoe kittelende ook voor den smaak van veelen zyner Landgenooten, by ons wel een waarschouwing verdiende, om die niet op een' te hoogen prys te schatten. Als denon, by voorbeeld, ons, in zyn Voorrede, den Kameel beschryft als ‘het geduldige beest, het welk de Natuur in dat gewest schynt geplaatst te hebben, om den misslag te herstellen, dien zy begaan had, met een Woestyn
| |
| |
te scheppen;’ dan gevoelen wy van zelven het schitterend valsch vernuft: maar als hy ons den Aartsvader Josef niet anders weet te karakteriseeren, dan als den Josef van Potifar, - of wanneer hy van de zes Wonderen in Egipte, en de gebraden Kwakkelen der Israëlieten, spreekt, - dan mogt hem onze Vertaaler wel eens te recht wyzen. Een weinigje snoevery, alsof onze Schryver door een Land trok, het welk aan Europa nog niet anders dan by naame bekend was, mogen wy mede wel op de lyst van meer Fransche grootspraaken stellen. Voor het overige is dit Werk zeer aangenaam, in een' bevalligen styl geschreven, en bevat een menigte van kundigheden voor den Wysgeer, den Oudheidminnaar, den naspoorer van Natuur en Kunst, en vooral ter bevordering der studie van den Mensch. Niet weinig ook wordt het geheel beloop der Reis verlevendigd, door het inmengsel der togten en krygsbedryven van een onvermoeid Leger; daar wy tevens, als met één' opslag van het oog, de werkzaamheden van den Soldaat, den Geleerden en Konstenaar beschouwen; en het maakt geen onaardige vertooning, onzen Schryver even drok bezig te zien met het opspooren en najaagen van Oudheden en Gezichten, als den braaven Generaal desaix, onder wiens benden hy zich bevond, in zyn eeuwige jagt op murat bey en de Mamelukken. Dit geweldig jaagen, echter, maakte onzen denon wel eens verdrietig, dewyl hy hierdoor verhinderd wierd van de anders gunstige omstandigheden gebruik te maaken. Hy tracht dit ook geenszins te ontveinzen, daar dit alleenlyk door den nooddwang der omstandigheden wierd veroirzaakt. Zo laat hy zich ergens van zyn' Leezer tegenwerpen: ‘Hoe gaat gy zo vluchtig voorby, op het oogenblik, dat gy belangryk voor my zoudt kunnen zyn? wie dryft u zo? wie stoort u? zyt gy niet by eenen kundigen Generaal, die een beminnaar is der kunsten? hebt gy niet drie honderd man by u? - Dit alles
is waar; doch zodanig zyn de omstandigheden van eene reis, en dit is het lot van den reiziger. De Generaal, zeer wel gezind, doch wiens nieuwsgierigheid ras voldaan is, zegt tegen den tekenaar: “drie honderd man hebben reeds tien uuren te paard gezeten; deezen moet ik huisvesting bezorgen, en vóór dat zy gaan slaapen, moeten zy hunne soep gereed maaken.” De tekenaar verstaat dit
| |
| |
des te beter, omdat hy zelf ook vermoeid is; omdat hy misschien wel honger heeft; omdat hy nacht op nacht in de open lucht moet blyven; omdat hy daaglyks twaalf tot zestien uuren te paard zit; omdat de woestyn zyn oogleden heeft opgereten, en zyn brandende en pynlyke oogen niet anders zien dan een bloedigen nevel.’ - Men ziet, uit deeze enkele trekken, 's mans levendigheid van geest en wyze van voorstelling; en overal vindt men, in zyn geheel bedryf en schryftrant, denzelfden opgeruimden Franschman, en aangenaamen verteller, die geheel en al voor zyn kunst leeft, en zich zo kennelyk in zyn vrolyke tronie tekent, hetwelk wy onlangs in zeker Tydschrift aantroffen, en dat hem, gelyk men ons verzekerde, voortreflyk gelykt. Men zal van ons niet vergen, hier eenige proeven, tot staaving van ons gezegde, by te brengen. De fraaije tafereelen zyn hier te menigvuldig en van te veelerleie soort, om 'er eenigen uit te kiezen, en anderen voorby te stappen. Ons hebben inzonderheid bekoord, zyne beschryvingen van de komst der Vloot voor Maltha, - van het aanzeilen van twee Oorlogschepen, by derzelver vertrek, - van de ontscheping en landing te Alexandrië, - van het gezicht der gesneuvelden aan het strand by Aboukir, - van verscheide wanhoopige gevechten met de Mamelukken, enz. Wy vertrouwen genoeg gezegd te hebben, om den leeslust onzer Landgenooten op dit Werk uit te noodigen, en wenschen den Vertaaler, ter liefde van het Publiek, een samenloop van gunstige omstandigheden, ten einde de uitgaave der overige twee Deelen spoedig moge volgen. Jammer is het, dat, door de verkeerde nommering der Plaaten, het gebruik derzelven, vooral by de vergelyking der manshoofden, zo moeilyk is; dat echter, in 't vervolg, ligtelyk kan verholpen worden. |
|