Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPelgrims Reis te water en te lande, of merkwaardige Leevensbyzonderheden van een' godvreezend Kristen op zyne Reizen, in de vier gedeelten der Wereld, in onderscheiden betrekkingen, door hem zelven beschreeven. Een Boek tot stichting voor Godsdienstvrienden. Uit het Hoogduitsch. Te Amsteldam, by W. van Vliet, 1803. In gr. 8vo. 504 bl. behalven de Voorrede van XLVIII bl.Dit Boek bevat, zoo als in de Voorrede van Dr. jung (onder ons meer bekend onder den naam van H. Stilling) gezegd wordt, een getrouw verhaal eener waarlyk gebeurde geschiedenis, de Leevensgeschiedenis van iemand, die onderscheidene merkwaardige lotgevallen gehad, en, by derzelver beschryving, 'er inzonderheid zyn werk van gemaakt heeft, om zyne godsdienstige gevoelens en ondervindingen, en door hem opgemerkte leidingen der Godlyke Voorzienigheid, te vermelden. Hy zegt ons, al vroeg godsdienstige indrukken en gemoeds-ontroeringen, over zynen zondigen toestand en de noodzaakelykheid zyner bekeering, ontwaar geworden te zyn, inzonderheid op zyn veertiende jaar, by zyne aanneeming tot lidmaat der Hervormde Gemeente, en by 't eerste gebruik des H. Avondmaals. De goede voorneemens, by die gelegenheid opgevat, waren echter niet bestendig. Hy keerde, niet zonder geduurige beschuldigingen van zyn geweeten, tot de ydelheid terug, en kon inzonderheid, zoo 't schynt, de neiging tot het vrouwelyk geslacht niet overwinnen. Hy ondervond, echter, eenigen tyd daarna, eene nieuwe, | |
[pagina 53]
| |
krachtige opwekking tot het goede; maar keerde ook andermaal, door de verleiding van zyne makkers, terug op verkeerde wegen, en verviel zelfs tot eene schroomelyke losheid van zeden. Na nog eenigen tyd in een wankelenden en steeds afwisselenden staat doorgebragt te hebben, wordt eindelyk zekere Neef de aanleidende oorzaak tot zyne, zoo hy zegt, welgegronde bekeering, niet zonder tegenstand van zynen Vader, die hem echter nu, even weinig, als de helsche Verzoeker, door wien 't hem wel eens zeer bang gemaakt wierd, kan doen verstoken blyven van de vreugdevolle openbaaring der Godlyke genade in Kristus, waardoor zyn hart van lof en dank overvloeit. Hoe meer zyn Vader, zelfs door slagen, en ook de Predikant van zyne woonplaats, 'er zich tegen verzetten, des te vaster wordt zyn besluit. Hy zoekt zyn troost, behalven in den Bybel, voornaamelyk in een dweepachtig boekjen van jakob bohme, de weg tot Kristus. 't Gaat zoo ver, dat hy eindelyk de vlucht neemt uit het ouderlyke huis. Hy komt over Keulen in Holland, neemt te Amsterdam dienst op een Oostindisch Schip, en reist daarmede naar Batavia en China. In zyn Vaderland teruggekeerd zynde, vindt hy zich, door gebrek aan middelen van bestaan, genoodzaakt weder dienst te neemen naar Indiën. Nu is de bestemming naar Bengalen. Hy bezoekt Negapatnam en Ceylon. (Het verhaal ontvangt hier en daar, door medegedeelde berichten omtrent die Landen, eene niet onaangenaame afwisseling.) In Europa teruggekeerd zynde, begeeft hy zich naar zyne Ouders, van welken hy met blydschap en aandoening ontvangen wordt. Hy merkt, dat het hem nog aan den waaren vrede des harten mangelt, en begint langzamerhand eene andere leiding van gedachten, in 't Godsdienstige, te volgen. In 't geen hy daarover schryft, bevalt ons dit allermeest, dat hy zacht en verdraagzaam wordt jegens anders denkenden. Hy vindt nu geen smaak meer in de Schriften van bohme; maar raakt bekend met die van gerard tersteegen, (wien jung een Hervormer der Mystiekery noemt) die hem echter nog niet aanstonds uit den staat van donker geloof, waarin hy zegt sedert eenigen tyd verkeerd te hebben, konden redden. Hy reist naar Muhlheim aan de Rhoer, waar hy een bezoek by tersteegen aflegt, die hem liefderyk ontvangt, troost en opbeurt. | |
[pagina 54]
| |
Kort hierna begint hy eene weevery van veeters, of rygnetels. Maar zyn hart wordt nog niet verruimd, dan na een herhaald bezoek by tersteegen. De Schryver weidt hier breed uit over de geestelyke gaven, die hem worden medegedeeld, over zyne diepe zelfskennis, ootmoedige gevoelens, en onvoorwaardelyke overgave van zich zelven aan God en lyden. 't Gaat ondertusschen niet best met de assaire, en hy heeft 't ook van binnen nog geduurig zeer pynelyk. Na andere mislukte ontwerpen te vergeefs beproefd te hebben, begeeft hy zich, om fortuin te zoeken, naar Philadelsia in Noord-Amerika. Hier raakt hy onder anderen in kennis met den Gereformeerden Predikant weyberg, die hem, in zyne verlegenheid om een bestaan, raadt, zich tot den Predikdienst bekwaam te maaken, waartoe hy dan ook besluit, met dat gevolg, dat hy, na zich twee jaaren in dien oord opgehouden te hebben, Predikant wordt in zeven verstrooide Landgemeenten. De midlerwyl uitgebarste Oorlog met de Engelschen, en oneenigheden, daardoor onder verschillend denkenden ontstaan, doen hem Amerika verlaaten. Hy komt, na veele gevaaren doorgestaan te hebben, aan te Portsmouth, gaat van daar naar Amsterdam, vervolgends naar zyne Ouders, die hy kort daarna verliest. Nu zet hy zich tot een stil leeven, en houdt zich voornaamelyk met het maaken van Waereldgloben, en het geeven van Lessen in de Geographie, bezig, nadat hy, in Holland, waarheen hy geduurig, in affaire voor zynen Neef, had moeten reizen, eene Kristelyke Vriendin had leeren kennen, die hem, voor zyn leven, een jaarlyks inkomen bezorgde, waarvan hy bestaan kon. Ook dit alles is doorweeven met beschryvingen van 's mans gemoedsgesteltenisse onder dit alles, en wordt besloten met algemeene aanmerkingen over den weg, langs welken God hem geleid heeft, en bygevoegde onderzoekingen, of deze de weg voor alle Kristenen, - of dezelve gegrond zy in den Bybel. In denzelfden geest zyn de aanteekeningen van Dr. jung, hier en daar onder den text geplaatst, waarby ook de Nederduitsche Vertaaler nu en dan de zynen gevoegd heeft. Als de Geschiedenis echt is, gelyk wy wel ter goeder trouwe willen geloovenGa naar voetnoot(*), maaken wy geen zwaa- | |
[pagina 55]
| |
righeid, aan dezen Pelgrim het getuigenis van een welmeenend Kristen te geeven, wien 't evenwel nog steeds ontbrak aan geheel redelyke en zuiver Bybelsche denkbeelden van de waare Kristelyke Leer, en die, in de beoefening derzelve, doorgaans te veel prys stelde op byzaaken, die naar overgeloof zweemen, en hem dikwyls hinderden, in 't doen van zyn plicht, als Mensch en als Kristen, en ook beroofden van gewenschte gemoedsrust en troost, die aan de getrouwe en volstandige opvolging van de bevelen onzes Heeren onafscheidelyk verbonden is, en door hem veelal te vergeefs alleen van onmiddelyke tusschenkomsten der Godheid verwacht wierd. Wat voorts Dr. jung in de lange Voorrede ook zegge, tot verdediging van de zoogenaamde echte Mystiek, zoo als hy het stelzel, dat de Schryver toegedaan is, belieft te noemen, waarvan hy ook zelf niet vreemd is; wy twyfelen waarlyk, (en de Nederduitsche Vertaaler, die zoo hoog loopt met dezen Pelgrim, houde 't ons ten goede) of zoodanig Boek, als deze Reisbeschryving, doorzaaid met zulke Mystiekery, niet aanleiding zou kunnen geeven, om eenvoudige regt gemoedelyke menschen, die zich over de hoope der Kristenen meenden te kunnen verblyden, wanneer zy nu bemerken in de geheimen der Mystieken nog niet ingewyd te zyn, aan het wankelen te brengen, en van den onwaardeerbaaren zegen van het Kristendom te berooven. Men leeze ten minsten dit Boek niet, zonder zich vooraf, uit de Voorrede, bekend gemaakt te hebben met de Mystieke Godgeleerdheid. |
|