Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij1. De Betrekkingen tusschen het Moederland en de Kolonien.Dit Boek vult het geheele Iste Deel, en is dus zo uitgebreid als de drie anderen saamgenomen, vervat in het IIde Deel. De Schryver beschouwt de Kolonien als Gewesten van den | |
[pagina 704]
| |
gemeenen Staat. Hy toont aan, dat zy veelal nuttiger zyn aan het algemeen, dan de Europische Gewesten. Deeze Beschouwingen zyn zeer uitgebreid, om dat 'er veel dwaalingen open te leggen waren. In Engeland en Frankryk, meer dan hier te lande, hebben vernuftige Schryvers het gewigt der Kolonien in twyfel getrokken, en de Economisten hadden dezelven afgekeurd. Onder ons behoeft de waarheid op dit stuk zo veel toestels niet. Maar het uitsluitend stelsel, welk de Kolonien van alle betrekkingen met anderen, dan het Moederland, afzondert, geeft den Schryver aanleiding tot redeneeringen, die ook onder ons meer te pas komen. Hy toont aan, dat die afzondering in de meeste gevallen, van zelf plaats grypen zal, en dat de Wetten slegts bevestigen het geen door wederzydsch belang evenwel zoude gebeurd zyn. De Kolonist is door geboorte, of gewoonte, door Taal, Zeden, Godsdienst, Maagschappen, derwyze aan het Moederland gehegt, en de Kapitalist in het Moederland, hy zy Koopman of Rentenier, heeft zo veel meer vertrouwen op zyne Landgenooten, dan op vreemde Planters in vreemde Kolonien, dat Vaart en Handel niet ligt anders gevestigd zullen worden, dan tusschen het Moederland en de Kolonien. Hy haalt hier het spreekend voorbeeld aan van de Staaten van Noord-Amerika, die thans veel meer waard zyn voor Groot-Britanje, dan toen zy deszelfs Kolonien waren, en die, met meer vryheid, ongelyk toegenomen zyn in volkrykheid, met alle de gevolgen derzelve; al het welk tot meerder voordeel aan het oude Moederland gedydt. Om hier een enkel stuk voor veelen op te noemen, zo vreesde Engeland, dat de Kolonien eigen Fabryken zouden oprigten; en, nu het vryelyk geschieden kan, werkt de natuur der zaak het tegen; elk legt zig toe op den Landbouw, of slegts op grove Fabryken, en het vertier der Britsche Manufactuuren in Noord-Amerika is grooter, niet alleen dan ooit te vooren, maar zelfs dan in eenig ander Land. De Schryver besluit, dat het uitsluitend stelsel, in den evengemelden zin, niet zo onnatuurlyk en schadelyk is, als sommigen hebben voorgegeven, en dat het slegts met wysheid en maatigheid dient uitgevoerd te worden. Van de beginselen gaat hy over tot de geschiedenis der Kolonien, beginnende met Holland, voortgaande tot Spanje, Portugal, Deenemarken en Zweeden, en eindigende met Frankryk en Engeland. Hier komt nu het wyze en maatige in de uitvoering van het stelsel te pas, en wy zien al aanstonds in de geschiedenis der Hollandsche Kolonien, welke de gebreken zyn, en hoe men dezelven vermyden moet. Wy zien de kleinste Bezittingen in de West door een verbeterd stelsel van Vaart en Handel op dezelven allengs Goudmynen van den Staat worden, en de groote en ryke Bezittingen in | |
[pagina 705]
| |
de Oost, door een hardnekkig aankleeven aan een slegt stelsel, op een algemeen verderf uitloopen. Dezelfde gevolgtrekkingen vloejen voort uit de Geschiedenis van Spanje, die nog nergens zo uitvoerig en zo klaar was voorgedraagen, met opzigt tot de Kolonien. De Schryver had hier een groote vooringenomenheid tegen te gaan, namelyk, dat de Kolonien van dat Ryk deszelfs ondergang berokkend hadden. Hy toont duidelyk aan, dat de val van het Moederland slegts op het zelfde tydstip, als de Kolonisatien, begonnen zy, maar zo min een gevolg daar van kunne geagt worden, dat de Kolonien in tegendeel den Staat altyd opgebeurd hebben. Dit is een van de fraaiste stukken in dit nuttig Werk en onze aandagt overwaardig. Het is nog niet genoeg bekend, welke groote vorderingen Spanje in de laatste vyf-en-twintig jaaren gemaakt heeft, en welk een schat van Producten 'er thans uit de Kolonien aangebragt wordt, zedert dat de vrye Handel op de Monopolien gevolgd is. Voor twee jaaren gaf de Heer de pradt, in zyne Trois Ages des Colonies, 'er staalen van op, die overdreeven scheenen, doch die nu ook door deezen grondigen Schryver bevestigd worden. Iets dergelyks heeft plaats met Portugal, ten aanzien van Brazil, ofschoon wy 'er min zekere berigten van hebben. Deenemarken en Zweeden komen weinig in aanmerking, uit hoofde van de Kolonien, die gering zyn; doch leveren ook nuttige lessen op, door de genomen maatregelen, welke ter opheldering en bevestiging van de waare beginselen strekken. Eindelyk is de bloeiende staat der Fransche Kolonien vóór de Revolutie, en van sommigen niettegenstaande dezelve, alsmede van de Britsche Kolonien, het sterkste bewys van de weelige vrugten, die een goed stelsel altyd voord moet brengen. Eigendom, vooral van Land, beschermd door de Wetten, een vrye Vaart en Handel, zyn de eerste grondslagen van Koloniale en daar uit vloeiende Nationaale welvaart. Omtrent de Oost-Indische Bezittingen schynt de Schryver meestal, wat Groot- Britanje betreft, aan des Leezers nadenken over te laaten, en zig tot Neêrlands Indie te bepaalen. Maar over den staat der Amerikaansche Kolonien, en vooral der Eilanden, weidt hy voornaamlyk uit, en beschryft zeer uitvoerig den staat der Maatschappy aldaar, welke van zo veel gewigt is in de onderlinge betrekkingen der Kolonien met het Moederland. Dan ook van geen minder gewigt is deeze staat der Maatschappy voor | |
[pagina 706]
| |
II. De Betrekkingen tusschen de Kolonien onderling.Zy hebben eenen wederkeerigen invloed op elkanderen; en indien 'er groote veranderingen in de ééne voorvielen, zouden 'er de anderen schielyk gevoel van hebben. Zodanig eene verandering zoude, by voorbeeld, zyn, de vryve klaaring der Slaaven, of de afscheuring van het Moederland. Men kan niet wel de mogelykheid onderstellen, dat de Slaverny afgeschaft zoude worden in ééne Kolonie, en dat zy lang zoude benouden blyven in alle de anderen. Indien één Kolonie zig onafhanklyk maakte, zoude zy zodanig aan inwendige kragt toenemen, dat alle de verdere Kolonien veel onzekerder Bezittingen voor derzelver Regeeringen in Europa zouden worden. Behalven het belangryke van zulke navorschingen over het algemeen, zyn dezelve zeer toepasselyk geworden op den tegenwoordigen staat van St. Domingo inzonderheid. Indien de groote Mogendheden haare Kolonien in Amerika behouden, is 'er geen zo gevaarlyke aanval van de eene Kolonie op de andere te dugten, en de Balans in de West-Indien herstelt zig met de Balans in Europa. Om deeze reden is 'er ook, in twee Eeuwen, zo weinig verandering in de Bezittingen der Europische Mogendheden aldaar voorgevallen, en weinige Eilanden hebben in de laatste Eeuw andere Meesters gekreegen. Doch indien St. Domingo eene Mogendheid wierd, en daar door in kragt zeer toenam, zou de Balans in de West-Indien gemakkelyker gestoord worden, en de Balans in Europa zou 'er minder mede gemoeid zyn. Deeze gewigtige bedenking, zeer uitvoerig door den Schryver voorgedraagen, leidt ons tot eene andere, in het volgende Boek, over | |
III. De Betrekkingen tusschen de Moederlanden onderling.Want zo de Betrekkingen van de eene Kolonie op de andere zo groot zyn, en zo de zekerheid van allen vereischt, dat 'er geen onafhanklyk worde van haar Moederland, (om by dit eene stuk te blyven) welk een gemeen belang van alle de Mogendheden wordt 'er dan niet gebooren, om elkanderen tegen oproer en afscheuring by te staan! En hier verdient de Schryver onze bewondering en toejuiching, als hy niet alleen denkt, maar schryft, en in druk uitgeeft, dat Groot-Britanje Frankryk moet bystaan, om St. Domingo te onderwerpen. 'Er was veel moed nodig, om voor zulk eene waarheid in Engeland uit te komen, en om dezelve onder alle mogelyke gedaanten te vertoonen, ten einde alle tegenspraak, met redenen bekleed, onmogelyk te maaken. Dezelfde leiding van gedagten brengt hem vervolgens op | |
[pagina 707]
| |
het stigten van nieuwe Kolonien, en bepaaldelyk op Egipten. Hy onderzoekt, wat gevolgen voor de West-Indien de Teelt van de Koloniale Producten aldaar zoude hebben, het zy dat eene Mogendheid 'er zig meester van maakte, welke geen Kolonien had, of zodanig eene, welke 'er had. Dit stuk is zeer uitgebreid en byzonder leezenswaardig. Des Schryvers gevoelen, dat de beschaaving en Kolonisatien van Egipten geen gevaar, maar veel voordeel aan Britsch Oost-Indien zouden toebrengen, is aan bedenkingen onderhevig, maar niet te min gaat hetzelve gepaard met de belangrykste opgaven. Zyn gevoelen, dat de West-Indische Kolonien 'er door bedorven zouden worden, is daar tegen met al de kragt van overtuiging voorgesteld. Zyn besluit is, dat Engeland deeze verovering aan Frankryk betwisten moet, zo lang als het kan, doch dat eindelyk, indien Egipten aan Frankryk moet komen, Syrie dient toe te vallen aan Engeland, tot een Schaêvergoeding voor de West-Indien. Wie den laatsten Oorlog en de beginselen van deezen nagaat, behoeft geen ongemeene inspanning van gedagten, om in te zien, dat in meer dan een Kabinet en Krygsraad op dezelfde wyze zal geredeneerd geworden zyn. Wy beleeven eenen tyd, waarin de wonderlykste dingen onverwagts gebeurd zyn, en wy mogen de grootste veranderingen waarschynlyker dan ooit vinden. De staat van Europa en van de geheele Wereld is nooit zo onzeker en wankelbaar geweest, als zedert twintig jaaren. De opstand van de helft der Zwarte Bevolking in de West-Indien, de onafhanklykheid van het rykste en op één na grootste Eiland van die Zeeën, de reeds gelukte verovering van Egipten door de Franschen, zyn omstandigheden, welke veel waarschynlykheid aan des Schryvers gissingen byzetten, en de zedert hernieuwde Oorlog voegt 'er een nieuw gewigt aan toe. Indien wy vervolgens, met hem, het verderf der West-Indische Kolonien, met opzigt tot den tegenwoordigen overvloedigen bouw van de bekende Producten, onderstelden, en Frankryk eene Schaêvergoeding in Egipten, Engeland in Syrie, toekenden, wat bleef 'er dan voor ons over, die uit onze West-Indien eenen jaarlykschen aanvoer van omtrent dertig Millioenen schats mogten te gemoet zien, meer dan ooit geheel Oost-Indie aan ons geleverd heeft? Buiten eenigen kans gesteld, om evenredige Schaêvergoedingen te bedingen, buiten staat zelfs om die, in geval wy ze konden bekomen, aan de oevers der Middellandsche Zee, in de Levant te beschermen, mogen wy op geen andere Schaêvergoeding rekenen, dan in onze oude Kolonien, door middel van een beter Bestuur. Dan, hebben wy ook eene Kolonie, onder zulk een Klimaat als Syrie en Egipten gelegen, tot dezelfde Producten als die Lan- | |
[pagina 708]
| |
den bekwaam, voorzien van Inwooneren, geschikt ter beschaaving, en tot heden toe, om niet meer bestaande redenen, geheel verzuimd? Indien wy 'er een zodanige hebben, loopt alles thans zamen, om ons op te wekken, ten einde gebruik van die Kolonie te maaken, 's Lands Regeering door middel van betere instellingen, 's Lands Ingezetenen door poogingen, waaraan de Regeering haare opbeurende hand niet onttrekken zal. Des Schryvers gevoelen wordt verder versterkt door den staat der Maatschappy in de West-Indien, op welken de Slaaverny en de Slaavenhandel zulk een grooten invloed hebben. In den loop des Werks komt hy menigmaal daarover te redeneeren, doch meer opzettelyk in het laatste Boek, handelende over | |
IV. Het eigentlyk Bestuur in de Kolonien.Hier over was zo veel te zeggen, om nu een goed stelsel van Bestuur in alle zyne deelen voor te schryven, dat het een Werk op zig zelf, zo groot als de drie voorige Boeken, had kunnen worden. De Schryver bepaalt zig by voorraad tot één voornaam punt alleen, waarvan al het andere veelal afhangt; de Slaaverny. Hy oordeelt, dat dezelve onmogelyk op den duur bestaan kan, en dat de Fransche Revolutie de uitkomst slegts verhaast heeft. In de Oudheid waren de Slaaven, en in de Middeleeuwen de Boeren, niet zo afgezonderd van hunne Heeren of Meesters, als de Negers het zyn door hunne Kleur. Ook werden 'er niet onophoudelyk Nieuwelingen aangevoerd, die de evenredigheid tusschen het getal der eenen en anderen langs hoe meer verminderen. Eindelyk is 'er in de West-Indien een verlangen om schielyk ryk te worden, het welk veroorzaakt, dat men zyne Slaaven afwerkt, en staat maakt op den aanvoer van nieuwen. Uit deeze en dergelyke omstandigheden leidt hy af, dat die staat der Maatschappy niet lang meer kan bestaan. Verre is hy egter verwyderd van het gevoelen, dat men de Slaaverny in ééns afschaaffen moet, het welk by veel meer als het grootste onheil, zo voor de Meesters als voor de Slaaven zelven, beschouwt. Hem komen de Negers thans voor, zo ruuwe en onbeschaafde menschen te zyn, dat zy de vryheid niet kunnen genieten. Maar na dat hy in het breede betoogd heeft, dat de geduurige aanvoer uit Afrika de bron van meest alle de verderflykste omstandigheden is, toont hy wyders aan, dat de heilrykste gevolgen voor den staat der Maatschappy in de Kolonien te verwagten zyn van de oogenbliklyke afschaffing van den aanvoer, of van den Slaavenhandel in Afrika. Dan zullen de Meesters, uit belang, de Slaaven menschlyk behandelen, ten | |
[pagina 709]
| |
einde het getal op te houden, en door huwelyken te vermeerderen. Dan zal 'er, in den loop der tyden, het zelfde gebeuren, als in het Romeinsche Ryk met de Slaaven, en in ons Europa met de Lyfeigenen, die allengs, door de kragt van Zeden, Gewoonten en welbegreepen Eigenbelang, vrye Lieden geworden zyn. Ja de Kleur zelve, dat groot en onoverkomelyk onderscheid op dit oogenblik, en het welk blyven moet, zo lang als de aanvoer ongestoord voortgaat, - de Kleur zal zig geheel verliezen, zo als zy zig gedeeltelyk verlooren heeft in de Lieden van gemengde Kleuren. Dit zal te meer geschieden, om dat de Meesters niet meer voor een korten tyd in de Kolonien zullen woonen, met opzet om 'er ryk geworden van daan te gaan, maar, tot een langer verblyf gedrongen, en meer zorg moetende draagen voor hunne talryke Slaaven, 'er hun leeven slyten en zig met Vrouw en Kinderen omgeeven zullen. De uitvoering van deeze eenvoudige en natuurlyke denkbeelden is zeer leezenswaardig in het Werk; en onder alle de dwaaze veroordeelingen der slaaverny, die het eind der voorige Eeuw gekenmerkt hebben, en de bespottelyke opvyzelingen der slaaverny, die wy heden moeten aanhooren, verblydt de wyze middelweg, door den Schryver ingestaagen, en met zo veel kragt van rede bevestigd, beide het hart en het verstand van den onpartydigen Leezer. Voor ons is dit Werk hoogst belangryk, daar wy algemeen overtuigd zyn, dat onze Staat met de Kolonien behouden blyven of vergaan zal, en daar de Schryver dit gevoelen met nieuwe gronden staaft. Nergens was de zaak van het Koloniaal Bestuur nog zo in haar geheel beschouwd en voorgedraagen geworden; en ofschoon het slot onvoltooid is, zyn de bouwstoffen van het ontbreekende nogthans zodanig in de drie voorige Boeken uitgestrooid, dat de nadenkende zig het vierde, des noods, daaruit kan samenstellenGa naar voetnoot(*). |
|