voorkomen: doorgaans gekleed in krygsgewaad, vertoont hy zich meest alle dagen op de parade, en ontvangt de verzoekschriften zelve, of geeft daartoe last aan zynen Adjudant. Met de grootste gemeenzaamheid, en een inneemenden glimplach, groet hy elk, die hem ontmoet, en geeft vaardig gehoor aan die het verzoeken. Hy rydt te paard uit, vergezeld van één knegt: en wanneer hy iemand ontmoet, dien hy voorheen, nog Groot-Hertog zynde, kende, vangt hy onverwyld een gemeenzaam onderhoud aan, en spreekt over de vroegere ontmoetingen op eene inneemende wyze. Zelfs de zodanigen, die hem geheel vreemd zyn, hoe onaangenaam en zelfs zomtyds onvoegelyk hunne voorstellen ook mogen weezen, hoort hy veelal met alle bedaardheid. Men verneeme dit uit de twee volgende Gevallen.
Eene Jonge-dogter, van Hoogduitsche afkomst, wagtte den Keizer op by den trap, welken hy gewoonlyk na de parade ging. Wanneer de Keizer te voorschyn kwam, tradt zy hem te gemoet met deeze woorden: ‘Met verlof van uwe Majesteit, ik heb u iets te zeggen.’ - Wat? vroeg de Keizer, met allen, die hy by zich hadt, stilstaande. - ‘Ik,’ voer zy voort, ‘wenschte wel te trouwen, maar ik heb geen Huwelyksgoed; mogt het uwe Majesteit behaagen, my iets te schenken!’ - Ach, Kind! sprak de Keizer, indien ik Huwelyksgoed aan alle de arme Jonge-dogters in Petersburg gaf, die gaarne willen trouwen, waar denkt gy dat ik 'er Geld toe zou vinden? - Zy ontving egter, op zyn last, vyftig Roebels.
By eene andere gelegenheid, op 't eigen oogenblik dat de Keizer het bevelwoord gegeeven hadt, en de wagt op de parade gereed stondt om hem de gewoone krygseere te bewyzen, naderde hem een knaap met gescheurde kleederen, met het hair in wanorde, en een wildstaand gelaat, en tikte den Keizer op den schouder. De Monarch, die, op dat oogenblik, met zyn gezigt na het Krygsvolk gewend stondt, keerde zich onmiddelyk om, en den knaap, met gescheurde kleederen omhangen, beschouwende, stondt des versteld, en vroeg, met een oog, waarin de bevreemding te leezen was, wat hy verlangde. ‘Ik heb,’ sprak hy in 't Russisch, ‘iets aan u te zeggen, alexander paulowitz!’ - Spreek op! was 's Keizers antwoord, met een lach van aanmoediging, en de handen op de schouders van den ongehaavenden man leggende. 'Er volgde een poos stilzwygens; de krygswagt stondt stil; niemand veroorloofde zich, een woord te spreeken, of eenige beweeging te maaken, uit vreeze van den Keizer te zullen hinderen in dit zonderling onderhoud. De Groot-Hertog constantyn alleen, wiens aandagt opgewekt was door deezen ongewoonen stilstand, kwam eenigzins nader aan zynen Broeder. - De Vreemdeling brak dit stilzwygen af,