men, welker mededeeling misschien zommigen niet ongevallig zal weezen.
‘In myne jeugd,’ sprak de oude Indiaan, die my het Vertelzel mededeelde, ‘was ik menigmaal in de gelegenheid om heen te trekken over die plaatzen op de oevers van de Ohio, welke zo veele overblyfzels aanbieden van de beenderen, toegekend aan den Mammouth. Ik deed daaromtrent eenige navraagen, en ontving van mynen Grootvader en andere Opperhoofden het volgende berigt.
Wanneer de Groote Geest de Wereld maakte, schiep hy ook alle de onderscheidene soorten van Vogelen en Beesten. Hy vormde ook den Mensch. Maar dewyl dat soort van Menschen wit of blank was, en zeer onvolmaakt, plaatste hy dezelve in een ander gedeelte der Aarde, waar zy nog woonen, en van waar zy het middel gevonden hebben om het groote Meir over te steeken, en te komen als een Geessel van het Volk in ons Werelddeel. Naardemaal de Groote Geest geen welgevallen schiep in den witten of blanken Mensch, nam hy zwarte aarde en vormde daaruit de Neger-soort, wier hoofd met wol, in stede van hair, voorzien was. De zwarte Mensch was veel beter dan de blanke, egter nog niet volkomen beantwoordende aan het oogmerk des Scheppers. Eindelyk nam de Groote Geest een handvol roode aarde, zeer fyn en zuiver; van deeze vormde hy het roode Menschen-soort, volmaakt beantwoordende aan zyn oogmerk.
Over deeze roode Menschen-soort was de Groote Geest zo wel voldaan, dat hy dezelve op het groot Eiland plaatste, 't welk wy thans bewoonen, en even wyd afgelegen is van de oorspronglyke woonplaats der Zwarten, als van die der Blanken. Hy gaf aan deeze Menschen-soort regelen voor derzelver gedrag, en beloofde 'f zelve een geluk, overeenkomende met de maate, waarin zy deeze regelen in acht namen. Zy vermenigvuldigden sterk, en leefden langen tyd voorspoedig. Maar een jong opkomend geslacht, onbedagt de regelen, door den Grooten Geest voorgeschreeven, verwaarloozende, werd slegt en snood. Te hunner straffe schiep de Groote Geest de groote Buffels, wier Beenderen wy hier vinden. Deeze Dieren kreegen last van den Grooten Geest om aan te vallen op het Menschlyk Geslacht. Zy verdelgden diensvolgens alle de roode Menschen; behalven eenige weinigen, die de voorige verkeerdheden verzaakten, en beloofden, overeenkomstig met de regelen van den Grooten Geest te zullen leeven, indien hy de overigen der roode Menschen wilde bevryden voor een verder verderf. Hun gebed vondt verhooring, en het geheele Geslacht der Buffels werd verdelgd door vuur uit den Hemel, te deezer zelfde plaat-