ten hare Ouders vluchten; en schoon men reeds het lot der Kloosters vooruitzag, zy moesten agatha (nu Zuster constance) achterlaten, die, zo zy ene veilige schuilplaats vonden, als het gevaar dringend werd, zich by hun zou voegen. Gelukkig toch dat dit mislukte; want deze werden slachtoffers der Omwenteling, en, by de verwoesting van het Klooster, ontkwam agatha, welker Minnaar natuurlyk by zulk een gevaar by de hand was; en zy komt met hem, per varios casus et tot discrimina rerum, te veel om hier aan te stippen, eindlyk in Engeland. Hare Gelofte bleef haar echter heilig, en, wat de Minnaar ook beproefde, zy bleef ene Non, maar ene recht gelukkige Non; zy vond hare Abtdisse en Vriendinnen, herkreeg nog genoeg van het ouderlyk goed om overvloed te hebben, en het gelukte haar, den altyd geliefden Minnaar gehuwd te zien aan ene waarde, reeds vroeg op hem verliefde Vriendin; daar leeft zy nu, afgodisch bemind van de Kinderen uit dien Echt (de Ouders stierven reeds vroeg) en van alle hare Vrienden. ‘Schryf, myn Vriend!’ zo eindigt dit Werk, ‘heeft zy tot den geen gezegd, die dezelve byna onder haar oog afschetste; schryf myne treurige geschiedenis; en dewyl gy het wilt doen, breng dezelve onder het oog van het algemeen. Zoo zy aan jonge lieden leert, dat de zegepraal op ons zelven, hoe moeilyk die ons toeschyne, echter byna nooit de waare kragten te boven gaat, die wy in het werk stellen om dien te verkrygen, en dat die dikwyls [niet altyd?] haare belooning met zich brengt; zoo zy hun leert, en hun niet alleen, maar aan allen, tot wier kennis
dezelve zal koomen, dat 'er weinig beproevingen zyn, hoe sterk zy zelfs ook mogen wezen, of men kan dezelve met behulp van den Godsdienst en het getuigenis van een zuiver geweeten verdraagen; zoo dit de vrucht is, die men 'er van kan trekken, en het goed, dat dezelve doen kan .... zal uwe Agatha niet vruchtloos geleefd, niet vruchtloos geleeden hebben.’
Na al het gezegde vordert echter onze onpartydigheid, dat wy 'er byvoegen, dat deze Roman zich met genoegen laat lezen. De geschiedenis is wel een weinig gerekt, maar toch doorgaans onderhoudend; en vele invoegsels, die wy by de opgave van het hoofdbeloop niet konden aanstippen, zyn waarlyk treffende. 'Er is ook niets in, dat de zedelykheid enigzinds kwetst, maar zeer veel daarentegen, dat het hart tot weldadigheid en deugd stemmen kan; en styl en taal zyn ook in de overzetting van dien aard, dat ons nergens iets voorkwam, dat ons juist byzonder hinderde.