Behoeft de Mensch vergeeving van zyne zonden? En wat leert ons de Bybel daaromtrent? Naar het Hoogduitsch van J.L. Ewald, Doct. der Godgel. en tweede Predikant aan de St. Stefanus Kerk te Bremen. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1803. In gr. 8vo. 92 bl.
Wanneer een Schryver zich, door onderscheidene Schriften, roem heeft weeten te verwerven, dan valt het hem doorgaans niet moeielyk, een tydlang den leeslust gaande te houden, al is 't ook, dat alles, wat hy van tyd tot tyd levert, geenzins kan gerekend worden van denzelfden stempel te weezen. Dr. ewald is onder ons, sedert een geruimen tyd, met lof bekend. Men leest gaarne alles, wat van zyne hand, in een Nederlandsch gewaad, te voorschyn treedt; hoewel men moet bekennen, dat sommige van 's Mans Schriften niet veel om 't lyf hebben. 't Geschrift voorhanden zal denkelyk meer verschillende beöordeelingen ondergaan, dan veele voorgaanden; zynde hetzelve van een leerstelligen aart, over een zeer betwist onderwerp. Het bevat eene oordeelkundig geschrevene apologie van de rechtzinnige Leer, omtrent de genadige vergeeving der zonden, door middel van het lyden en sterven van Jesus Christus.
De Schryver zegt, hetzelve niet voor geöefende Godgeleerden, maar voor beschaafde of ook geleerde Niet-Theologanten, alsmede voor ongeleerde Predikers, welken het om eene gegronde kennis dezer Leere te doen is, vervaardigd, en zich voorts tot eene wet gesteld te hebben, vooreerst, geen samenstel, geen bloot menschlyke, ofschoon welgemeende en wel begrepene voorstellingswyze te verkiezen, maar zich alleen daaraan te houden, welk begrip de Schryvers der Heilige Bladeren ons geeven van de vergeeving der zonden; ten tweeden, ook niet te herhaalen, wat byzondere Godgeleerden over deze Leer zoo grondig gezegd hebben, dan in zoo ver het noodzaaklyk is, tot ontwikkeling van het Bybelsche Leerbegrip.
Hy handelt eerst over de algemeenheid en trap, over het beginsel, de voortplanting en de gevolgen van het zedelyk verval, en over de beloften van eenen Verlosser, die zyn leeven voor de zonden zou opofferen, en daardoor, voor 't minst de Jooden, indien niet al-