| |
| |
| |
Reis van Lord Macartney naar China, door George Staunton. Uit het Engelsch. Met Plaaten en Kaarten. VIIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 378 bl.
Slegts weinig bleef 'er ter vermeldinge over van de Reis des Britschen Gezantschaps in China. Twee Hoofdstukken in dit laatste Deel behooren 'er toe. Het eerste vermeldt ons den tocht van 't zelve van Kanton na Makao. Het verblyf aldaar geeft aanleiding, om die Stad, in derzelver oorsprong en tegenwoordigen toestand, te beschryven; met vermelding van de burgerlyke, krygskundige en godsdienstige Inrichtingen der Portugeezen aldaar, den staat der Christenen in China, alsmede der Zendelingen. Dit Hoofdstuk gaat vergezeld van het tweede gedeelte der fraaije Reiskaart door China, welke reeds in het VIde Deel deezer Reisbeschryvinge hadt moeten geplaatst geweest zyn, om dat verre de meeste byzonderheden, daar in voorkomende, in dezelve vervat zyn; maar dewyl de Kaart, by de uitgave van dat Deel, nog niet gereed was, wordt zy thans medegedeeld: een gevolg van de stukswyze uitgave eens Werks, oorsprongelyk ingerigt om in ééns het licht te zien.
Het tweede Hoofdstuk behelst de Zeereis van Makao na het Eiland St. Helena, van 't welk men eene hoogst leezenswaardige beschryving aantreft, ons vermeldende den oorspronglyken staat, hoe zeer dezelve verbeterd en tot een voorraadplaats gemaakt is. ‘St. Helena,’ op dat wy 'er dit weinige van vermelden, ‘welks omtrek iets minder dan 28 Eng. mylen bedraagt, ligt in den koers der Schepen, die uit Oost-Indie of China naar Europa terug keeren. Deeze ligging heeft de Bewindhebbers der Engelsche Oost-Indische Maatschappy bewoogen, om alle haare poogingen aan te wenden, ten einde van dit Eiland eene plaats te maaken, die de schepen, en voornaamlyk aan die geenen, welke op hunne te huis reis naar Engeland vaaren, van versche leevensmiddelen zou kunnen voorzien. Men heeft 'er aanmerkelyke kosten ten dien einde aan gedaan, en is 'er gelukkig in geslaagd. - Eer dit Eiland bewoond werd, konden de voortbrengzels, welken de grond des Eilands voortbragt, weinig of niet tot voed- | |
| |
zel van den mensch dienen. Van eetbaare gewassen vondt men 'er bykans niets dan sellery en pastelein. Sedert dien tyd teelt men 'er vruchten, allerhande groenten en moeskruiden, welke men 'er uit Europa, uit Africa, en zelfs uit Indië, heeft overgebragt; ook heeft men veel Vee derwaard gevoerd. De menschlyke vlyt en naarstigheid heeft dit Eiland, binnen korten tyd, in staat gesteld, om niet alleen die geenen, welke hetzelve bewoonen, maar ook de verscheidene Reizigers, die daar aanlanden, en, naa langen tyd op zee geweest te zyn, versche leevensmiddelen en verkwikking noodig hebben, ryklyk daar van te voorzien. De Reizigers en de manschappen der schepen, welke zich te St. Helena bevinden, zyn zomtyds even zo talryk als de bewoonders van dit Eiland
zelve.’ De lugtsgesteldheid wordt als alleraangenaamst beschreeven. Van de schadelyke gevolgen eener droogte was thans het Eiland eenigermaate hersteld, en kon 't zelve den Scheeplingen een genoegzaamen voorraad van ververschingen bezorgen. - Hier van voorzien, vertrok de Vloot, wier reis-ontmoetingen, tot het ankeren in de haven van Portsmouth, hier vermeld worden. En cossignys en des Nederduitschen Vertaalers Aantekeningen verdienen de daar aan toegekende waarde, die deeze Vertaaling een voordeel boven het oorspronglyke geeven.
By de Reis is een Aanhangzel gevoegd, behelzende Tien onderscheidene Tafels of Lysten, allen op China, en den Handel van Engeland en andere Landen op China, betreklyk. Zy pryzen zich den handelliefhebberen aan.
De Reis van Lord macartney werd door Mr. jean castera uit het Engelsch in 't Fransch overgezet; hoe ryk in byzonderheden en hoe leezenswaardig hy dezelve ook vondt, zag hy egter zeer duidelyk, dat de Opsteller en Verzamelaar van dit Reisverhaal, Mr. staunton, gelegenheid genoeg gelaaten hadt tot eene naleezing, om het zonderling Chïneesch Volk nog nader bekend, en daardoor het Werk nog belangryker te maaken. Deeze overweeging spoorde Mr. castera aan, om op deeze Reisbeschryving een kort Begrip der Chineesche Geschiedenis te laaten volgen. Om dezelfde rede oordeelde de Nederduitsche Vertaaler het nuttig, om, ten slot van dit merkwaardig Reisverhaal, dit stuk des Franschen Overzetters zynen Landgenooten vertaald mede te deelen. Het maakt een tweede Aanhangzel uit, en geen gering gedeelte van dit laatste Deel, loo- | |
| |
pende van bl. 131 tot 378. Het I H. handelt over den Oorsprong der Chineezen. - Het II H. over het Fabelagtig gedeelte der Chineesche Historie. Ten opzigte hier van, en in andere, betuigt de Fransche Schryver zyne verpligting aan den geleerden amiot. Van hem zelven is eene aanmerking, welke wy hier om de zonderlingheid afschryven. In den Text vermeld hebbende, ‘Na de Hoang verscheenen de vyf Loung,’ maakt hy deeze Aantekening: ‘Loung betekent een Draak. Deeze naam werd aan de Vorsten, die toen regeerden, gegeeven, om dat zy op Draaken reeden, of liever om dat zy zich op werktuigen, naar eenen Draak gelykende, in de lucht verheften. Ten minsten gelooven verscheidene Chineesche Geleerden dit zoo. En toen de Zendelingen, na de uitvinding der Lugtbollen in
Frankryk, van die kunst met de Chineesche Geleerden spraken, antwoordden deezen hun, dat die uitvinding niet nieuw was, en zy toonden hun verscheide stukken uit hunne oude Boeken, welke voorbeelden van luchtreizigers behelsden. Onder deeze laatsten waren de vyf Loung, de Su-ming, en zelfs de Keizers hoang-ty en chen-noung, twee Vorsten, wier aanweezen niet kan betwist worden. De Natuurlyke Historie, de Bergwerkkunde, en veele scheikundige proeven, waren aan de oude Chineezen niet onbekend. Dus is het niet onmogelyk, dat zy de kunst van Lugtbollen bezeten hebben, en naderhand die kunst is verlooren gegaan, gelyk zulks ook met een groot gedeelte hunner Sterrekundige kennis het geval geweest is.’ - Het III H. vervat de Chineesche Historie, van het begin der Regeering van fou-hi, tot den dood van hoang-ty. De Nederduitsche Vertaaler maakt hier deeze zeer gepaste aanmerking: ‘Reeds meermaalen had ik bekwaame gelegenheid gehad, om op zommige gezegden, in dit kort begrip der Chineesche Historie voorkomende, en of op hunne Tydrekening, of op andere zaaken betrekking hebbende, aanmerkingen te maaken. Doch dewyl zy tot dat gedeelte der Chineesche Geschiedenis behooren, welk de Chineezen zelve voor fabelagtig, ten minste voor onzeker houden, heb ik mynen tyd daarmede niet nutloos willen verspillen. Ondertusschen kan ik niet nalaaten, by deeze gelegenheid, dat Mr. castera hier het begin der Regeering van Keizer fou-hi in het drieduizend vierhonderd en zeven en zestigste jaar vóór
| |
| |
de Christlyke Jaartelling, of vóór christus geboorte, bepaalt, de valschheid der Chineesche tydrekening met een woord aan te toonen.’ Hy doet zulks kort en goed. - De voornaamste Geschiedenissen des Chineeschen Ryks, zedert den dood van hoang-ty, tot dien van yu, worden in het IV H. ontvouwd. Het gewyde Boek der Chineezen, Chou-king genaamd, behelzende eene schets door confucius uit de groote Jaarboeken des Ryks opgesteld, bewyst, volgens de aantekening van Mr. castera, ‘dat men in dien tyd van de verdeeling des jaars in drie honderd vyf en zestig dagen niet vreemd was; dat men de zon- en maanverduisteringen wist te voorzeggen; en dat de Chineezen toen veele sterrekundige kennis bezaten, welke zy naderhand grootendeels verwaarloosd hebben, om zich aan de sterrewichelaary over te geeven. - Wel nu! zal men veelligt zeggen, hebben zulke zaaken, zulke nuttige kundigheden kunnen verlooren gaan? Jaa: want alle die dingen, waar van men eene verborgenheid maakt, worden gemaklyk verlooren. De sterrekundige Weetenschappen, en de kennis van het beeldschrift, zyn in Egypte met de Priesters, die 'er de bewaarders van waren, verdweenen. In het begin des Chineeschen Ryks werd de sterrekunde alleen door een klein getal lieden, die 'er byzonder toe gelast waren, beoefend; en 't zy dat die lieden niet genoeg aangemoedigd wierden, 't zy door eenige andere oorzaak, deeze kennis ging achterwaards. Thands hebben de Europeërs de Chineezen op nieuw in de sterrekunde onderweezen; maar alle de kundigheden, welke men 'er, te Peking, van bezit, berusten enkel in het zogenaamde gerechtshof der Wiskunstenaaren. Indien dat gerechtshof vernietigd werd, zouden de
Chineezen, in minder dan twintig jaaren, niet weeten, hoe een Almanak te maaken.’ - Op het Jaar 2280 vóór de Christlyke Jaartelling tekent de Geschiedschryver aan, dat chun, in dat eerste jaar zyns Ryksbewinds, een werktuig hadt, verbeeldende den Hemel, met de zeven Planeeten, die zich daarin bewoogen, en in welk werktuig de sterren, van paarlen en edelgesteenten van verschillende kleuren gemaakt, uitmuntten. Hy voegt 'er deeze aantekening by: ‘Dit werktuig herinnert aan het kunstig en kostbaar Planetarium, welk george de III, Koning van Groot-Brittanje, door het bewust Gezantschap naar China, aan
| |
| |
Keizer chien-long ten geschenk gezonden heeft. Maar het Chineesche Planetarium is samengesteld in een tyd, toen de Europeërs nog niet wisten, wat de sterrekunde te zeggen was, en toen de naam der Engelsche Natie nog niet bestondt.’ - Het V H. ontvouwt de voornaamste Geschiedenissen des Chineeschen Ryks, naa den dood van den grooten yu, tot dat de Stam der tsin aan de Regeering kwam. Hier treffen wy een keurig berigt aan van koung-fou-tsee, in Europa onder den naam van confucius zo beroemd, een afstammeling van den Keizer hoang-ty. De afstammelingen van confucius hebben zich altoos door hunne kundigheden en deugden van anderen onderscheiden. Nog een is 'er van in 't leeven, die den tytel van yen-cheng-koung, dat is, Graaf, die de heiligheid voortplant, draagt. - De Chineesche Geschiedenis, zedert de Regeering van den Stam der tsin, tot het einde der Regeering van dien der soung, wordt ons in het VI H. opengelegd. Hier treft men veele vorderingen, maar ook veele verbasteringen aan. - Het VII H. beschryft de Geschiedenis diens Ryks, zedert de Regeering van den Stam der soung, tot dien der tsi. Veelen worden kort vermeld; dan over den Keizer tay-tsoung breidt hy zich een weinig breeder dan naar gewoonte uit, 'er byvoegende: ‘Maar na dat men van verscheide monsters, die den troon niet alleen, maar zelfs de menschheid onteerd hebben, gesprooken heeft, is het, buiten twyfel, geoorloofd zich te troosten, door eenige trekken van eenen Volksgebieder, tot bevordering des geluks van een aanzienlyk gedeelte des menschdoms gebooren, naar het leeven te
schilderen.’ - Het VIII H. vermeldt de Geschiedenis der Chineezen, zedert de Regeering van den Stam der tsi, tot den laatsten Inval der Tartaaren. - In het IX H. is de Chineesche Historie begreepen, zedert den laatsten Inval der Tartaaren, tot de komst van chien-long op den throon: aan 't slot deezes Hoofdstuks schryft Mr. castera: ‘Hier eindigt, 't geen men tot heden toe, aangaande de Historie van China, door den druk bekend gemaakt heeft; naamlyk met den dood van yong-tcheng, de Vader en Voorganger van den beroemden chien-long, die, door zyne verstandige, langduurige en gelukkige Regeering, een grooten naam, zelfs buiten China, verworven heeft. Ik zal 'er nog byvoegen alle byzonderheden, welke ik nopens deezen zonderlingen Vorst heb kunnen verzamelen.’ -
| |
| |
Dit volvoert hy in het laatste of X H. vermeldende de goede hoedanigheden van dien Vorst, zonder diens gebreken te verzwygen. Men zal dit kort Berigt met vermaak leezen: ten slot schryft hy: ‘Eindelyk heeft chien-long, naa dat hy den ouderdom van zes-entachtig jaaren bereikt, en daar van een-en-zestig jaaren, met eenen iever, eene werkzaamheid en eene wysheid, die hem eere aandoen, geregeerd hadt, den throon aan den zeventienden zyner Zoonen afgestaan (op den achtsten van Sprokkelmaand des Jaars 1796). Hy begaf zich, vervolgens, in een paleis, welk hy in 't midden van een fraaijen tuin gebouwd hadt, om 'er zyne lange en glorieryke loopbaan, in den boezem der rust en der letteroefeningen, te eindigen.’
|
|