| |
Nieuwe Chemische en Physische Oeffeningen, voor de beminnaars der Schei- en Natuurkunde, in 't algemeen; ter bevordering van Industrie en Oeconomiekunde, en ten nutte der Apothekers, Fabrikanten en Traficanten in 't byzonder; door P. van Werkhoven, Apotheker te Utrecht. IIde Deel. Te Utrecht, by G.T. van Paddenburg en Zoon. In gr. 8vo. 446 bl.
Met dit tweede Deel der Schei- en Natuurkundige Oeffeningen, stukswyze, gelyk het voorige, in het licht gegeeven, loopt dit Werk ten einde. In een
| |
| |
Nabericht maakt de Schryver zynen Leezeren bekend, dat hy hetzelve niet verder zal vervolgen, deels van wegen het gebrek aan debiet, deels van wegen zyne teleurstelling, ten opzichte van de binnenlandsche beoeffenaars der Scheikunde, van welken hy te vergeefs een, voor zyn Werk zeer nuttigen, bystand had verwagt.
Gelyk in het voorig Deel, heeft de Schryver zich steeds beyverd, om de nuttigste zaaken, uit de van tyd tot tyd uitkomende, meestal buitenlandsche, Werken, uit te kippen; by voorbeeld, de Waarneemingen over het nuttig gebruik der Houtskoolen, tot zuivering van een aantal sterkruikende of bedorven zaaken; over de beste bereiding der Senebladen; over de beste inrichting van Lampen en Kaarssen, om, met de minste kosten, het helderst licht te genieten; over de bereiding eener stof, die in plaats van hoorn kan worden gebruikt; over eene gelykformige bereiding van den witten Precipitaat; over eene meer zekere bereidingswyze van het rookend Salpeterzuur; over een middel om het Zoolleder waterdigt te maaken, enz.; over de bereiding van het zweetdryvend Spiesglas; over het glas van Spiesglas, ten opzichte van de nog zeer gebrekkige wyze van bereiding des Braakwynsteens, enz.
Tot eene proeve zullen wy uit deeze stukjes eenige weinige belangryke zaaken overneemen. Dus komt op bl. 25 voor, eene eenvoudige werkwyze van den Heer trommsdorff, om den Gezwavelden vluggen Ammoniakgeest te stooken. ‘Om het zelfde oogmerk (zegt de Schryver) op eene andere wyze te bereiken, heb ik deeze bewerking op de volgende wyze gedaan: een pond Ammoniakzout, en vier vyfde pond goed uitgebrande en tot poeder gebragte Kalk, wierden onder elkanderen gemengd, en in een korten, doch van een wyden hals voorzienen Kromhals gedaan; vervolgens deed ik hier by zes ponden water, lag een Ontvanger aan, en haalde 'er, by een zagt vuur, een pond van over. - Nu bereidde ik, uit gelyke deelen goede Potasch en Zwavel, door smelting, in een bedekten krees, eene gewoone Zwavellever. Deeze wierd, na verkoeling, tot poeder gebragt, en in de ter ontbinding geschikte vles geschud; aan welke vles ik een rechthoekig geboogen glazen pyp geluteerd had. - De verkreegen Ammoniakgeest wierd in eene hooge vles gegooten, die in
| |
| |
koud water geplaatst wierd; het uiteinde der pyp wierd in deeze vles geleid, en nu wierd, in de andere vles, opvolgelyk Zoutzuur gegooten. Het gezwaveld Waterstofgaz klimt dus in de pyp, en verbindt zich met den Ammoniakgeest gemaklyker, naar mate deeze kouder is. Men moet zo lange aanhouden met gezwaveld Waterstofgaz te ontwikkelen, tot dat de Ammoniakgeest niets meer naar zich neemt. Het dus verkreegen Geneesmiddel wordt in eene glazen goed sluitende vles, als gezwaveld Ammoniak (Ammoniacum Sulphuratum) bewaard. Het laat zich zeer goed inneemen, en ruikt niet sterk naar Zwavel: het werkt echter eveneens als de Beguinsche geest.’
Onder de, in dit Deel, voorkomende waarneemingen, die tot verbetering van Trafieken kunnen verstrekken, verdient niet weinig opgemerkt, en nader onderzocht te worden, het voorkomende, op bl. 288 enz., omtrent de middelen, die dienen kunnen, om zeer gebrekkig Zoolleder boven het Engelsche te verbeteren, en geheel waterdigt te maaken. Deeze proeven zyn met Russisch Zoolleder genomen, en in crells Chemische Annalen voor 't Jaar 1799 bekend gemaakt. In Rusland heeft men overvloed van Zoolleder; doch het is alleen bruikbaar voor den gemeenen man, die geen beter kan bekomen; dewyl dit leder, by droog weder, reeds binnen weinige weeken versleeten is, en by nat weder oogenbliklyk doorweekt zynde, de vochtigheid doorlaat. Hierdoor zyn de meer vermogenden genoegzaam verpligt, hunne toevlucht tot Engelsche schoenen, of laarzen, te neemen, die ongemeen duur zyn. Dit gebrek deed den Heer hildebrand naar middelen omzien, om het Russisch leder te verbeteren; waarin hy zo wel slaagde, dat, volgens een aantal proeven, by de Admiraliteit genomen, zyn leder zo goed, ja zelfs beter was dan het beste Engelsche. Dit had ten gevolge, dat hetzelve by de Vloot en by het Leger in gebruik wierd gebragt: wordende 'er aanstonds een aantal Soldaaten in de konst, om dit leder te bereiden, onderweezen, en naar alle de deelen van het Russisch Ryk verzonden, om deeze nieuwe uitvinding alomme, by de verspreide Regimenten, in train te brengen.
De middelen om aan dit heilzaam oogmerk te voldoen, die wy hier uit onzen Schryver zullen overneemen, zyn de volgende.
| |
| |
| |
‘Eerste en beste middel.
‘Men neemt Raap- of Lynolie twee pond, roode Lood-Menie anderhalf pond, mengt beide onder een, kookt dit mengzel op een zagt vuur, tot dat alle waterdeelen verdampt zyn, de schuim nedervalt, en, in plaats der roode, zich eene donkerbruine kleur vertoont; als dan is de stof goed. Hier mede kan men geheele Zoolhuiden op de ruwe zyde zo lang bevochtigen, als zy het vocht maar inzuigen willen, en dezelve in den zomer aan de zon, en 's winters by een warmen oven, droogen. Om het leder gemaklyk te naaijen, moet men de zoolen, op de ruwe zyde, die buitenwaards is, warm, met dit vocht, bestryken, of zo lang smeeren, als zy van het vogt inzuigen, en vervolgens droogen. De kosten zyn byna niet noemenswaardig. Men kan de massa in voorraad bereiden, en wordt zy te droog, door byvoeging van Terpentynolie, weder, als te vooren, vloeibaar maaken.’
| |
‘Tweede middel.
‘Men neemt zo veel Raap- of Lynolie, als men wil, kookt het op een zagt vuur, roert het met een spathel zo lang, by aanhoudenheid, om, tot dat alle waterdeelen verdampt zyn; vervolgens werpt men een weinig deezer massa op gloeijende koolen. Maakt dit nu geen geraas, dan is het, na het eene donkere kleur verkreegen heeft, volkomen gereed. Deeze massa kan ook tot overleder, voor Schoenen en Laarzen, gebruikt worden. Men smeert en droogt de ruwe zyde, herhaalde reizen, bevorens zy gewast worden. Door de vochtigheid wordt dit Leder niet verhit en barst niet.’
| |
‘Derde middel.
‘Een pond Teer en anderhalve pond Pik wordt, by een zagt vuur, te zamen gesmolten, en daarmede de ruwe zyde besmeerd en gedroogd.’
Nog merkt de Schryver aan, dat dit Leder zeer geschikt is voor Water-emmers. Voorts, dat de Schoenmaakers het zodanig moeten naaijen, dat de ruwe en niet de gladde zyde buiten komt: naardien de ruwe zyde de stoffe beter inzuigt, en de binnenwaards gekeerde
| |
| |
gladde zyde, die daar toe niet geschikt is, de voeten tegen de vochtigheid beschut.
De laatste, doch zeer belangryke Verhandeling, waar mede dit Deel beslooten wordt, is die van den Heer vauquelin, over de verbetering, voor welke de bereiding van den Braakwynsteen, uit het glas van Spiesglas, vatbaar is. Deeze Scheikunstenaar had waargenomen, dat alle zoorten van glas van Spiesglas, in meer of minder hoeveelheid, Kiezel-aarde bevatten, van negen tot twaalf deelen op het honderd, die ongetwyffeld gebooren wordt uit de kroezen, waarin de Spiesglaskalk tot glas gesmolten wordt: hebbende deeze kalk, in haaren smeltenden staat, even gelyk de Loodkalken, eene groote verwandschap met de Kiezel-aarde. Terwyl dezelve ook kan voortkomen uit de aarde der ovens, in welke het gezwaveld Spiesglas verkalkt wordt: ten zy men ook wilde, dat die aarde, met voordagt, by de Spiesglaskalk wierd gedaan, om dus, aan het te bereidene glas, eene meerdere fraaiheid en doorschynendheid te geeven.
Eene verschillende hoeveelheid van Kiezel-aarde, in den Braakwynsteen, moet dus, zeer zeker, denzelven eene ongelyke werkzaamheid mededeelen; zo dat men, om een steeds gelyk werkzaamen Braakwynsteen te bekomen, zorgvuldig dient zorge te draagen, om deeze Aarde af te scheiden, die op zichzelven wel in zwakke Zuuren onontbindbaar is, doch zich daarmede daarentegen hardnekkig vereenigt, door middel eener metaalstof, die in zodanige Zuuren smeltbaar is. ‘Wanneer men dus den Braakwynsteen bereidt (zegt de Schryver, bl. 437.) dan moet men, in den Wynsteenroom, zo veel glas van Spiesglas laaten oplossen, als zy maar in staat is op te neemen, deeze oplossing kookend doorzygen, dezelve, tot volkomene droogheid, verdampen, zonder dat daar door echter het zuur ontleed wordt, alles in kookend water weder oplossen, en op nieuw laaten krystallizeeren. Op deeze wyze zondert zich al de Kiezel-aarde, welke door het zuur was opgelost, tegen het einde der bewerking af, en lost zich, in 't vervolg, niet weder op. Dus verkrygt men geene, door Kiezel-aarde verdikte, moederloog, welke de krystalschieting van den Braakwynsteen verhindert, en gevolgelyk eene grootere hoeveelheid van dit zout, in de volmaaktste zuiverheid.’
|
|