ven met ene Bybelsche geschiedenis, en alzo hoegenaamd geen ontzach betoont voor den eerbied, dien onze Natie over het algemeen nog bewaard heeft voor die verzameling van oude en latere geschriften, die de Christen voor heilig houdt; en wel niemand zal begrypen kunnen,
hoe de fynen smaak voor het verheven Treurspel door zodanige Stukken kan worden voorbereid, gelyk de Vertaler zegt dat zyne bedoeling is, Werd dit Stuk ooit vertoond, zo zouden wy wenschen, dat de Vertaler of Omwerker van hetzelve by de hand moest zyn, en aanstonds op het Toneel verschynen, ten einde daar, door den een' of ander' plaatsvervanger van samson, naar de wyze der latere Joden, met veertig min één, in goeden ernst, bediend te worden; welk Naspel den Aanschouwer voorzeker een wezenlyk vermaak zou geven.
Indien 'er tegen vervaardigers van slechte Toneelstukken ene strafoefenende wet gemaakt en in werking gebragt werd, zou onze oorspronglyke Treurspelmaker, die Het Berouw vervaardigd heeft, buiten twyfel ook over deze zyne onderneming berouw hebben, en voor het minst, terwyl zyn Stuk vertoond werd, te pronk moeten staan voor het Publiek, om alzo getuige te zyn van de onbeschryflyke verveling en de algemene afkeuring, die het zeker zou uitwerken, en publiek te worden uitgesloten; hetgeen, vertrouwen wy, genoeg zou zyn, om hem te doorwanhopen. (Met dit fraaie woord heeft hy, onder vele anderen, onze taal verrykt.) Nadat NB. de Romeo en Julia gespeeld moet zyn, leidt hy ons nog eens by de lyken, en doet ons een belachlyk gesprek van pietro en benvoglio aanhoren, brengt ons by montecchio, de capelletten, den prins van verona, enz.; alle welke personen, op de onnatuurlykste en belachlykste wys, spreken en handelen. De Vaders verzoenen zich onderling, en ‘Vriendschap draagt geen schuld;’ - de Doctor wordt doodgestoken door den Vader van julia, terwyl hy zegt: ‘Ontmenschten arts! ... Sterf! gy bent haar moordenaar!’ - waarna het aardige Kameniertje, zeer ten genoege van Mevrouw, aan Mynheer een zoentje geeft, en hem, ‘door haare vermogende vrouwentroost,’ over het verlies van julia zal troosten; terwyl het Stuk gesloten wordt met deze schrandere aanmerking: ‘Wanneer elk bedaard de doorenen aanschouwden, en zich herinnerden welke pyn hunne omhelzinge veröorzaakt; zouden het berouw ons altyd gelukkig, van dezen schadelyke vrucht doen terug keren.’ - Beide deze Stukken zyn hierin gelyk: zy hebben geen' enkelen schonen trek, niets dat belangneming inboezemt, geen treffend karakter; dan het laatste heeft dit vooruit, dat het
zeer goed in onze Scholen gebruikt zou kunnen worden, ten einde de Jeugd zich oefene in het verbeteren der spelen taal-fouten, die wy nog nergens lomper en in groter menigte aantroffen; daar het eerste volstrekt tot niets anders, quam ad abstergendum fand amentum, bruikbaar is.