| |
Samenstel van Heelkunde, door Benjamin Bell, uit het Engelsch vertaald, met Aantekeningen verrykt, enz. IIIde Deels 3de Stuk. Met Plaaten. Utrecht en Amsterdam, by G.T. van Paddenburg en Zoon, M. Schalekamp en W. Holtrop, 1802. In gr. 4to. 214 bl.
Zie hier eindelyk het derde en laatste Deel van het uitmuntendst Werk over de Heelkunde, 't geen wy in onze taal bezitten, ten einde gebragt. Meermaalen betoonden wy ons genoegen, over de klaarheid, naauwkeurigheid en belangrykheid der voorschriften en lessen van den uitmuntenden bell. Thans zullen wy ons vergenoegen, met den inhoud van dit laatste Stuk kortelyk te vermelden, en 'er eenige belangryke zaaken uit overneemen. Hetzelve begint met het 41ste Hoofdstuk, handelende over de verstuikte of verdraaide Ledemaaten; waarna hy, in 't volgend Hoofdstuk, overgaat tot de kromming der Ruggraad. Het 43ste Hoofdstuk handelt, zeer uitvoerig, over de Afzetting der Ledemaaten; in 't welk, met groote naauwkeurig- | |
| |
heid, vooreerst al het algemeene, dat betrekking tot de Afzetting heeft, wordt aangeweezen; om vervolgens tot die zaaken over te gaan, op welke men letten moet, by de afzonderlyke Afzetting van ieder deel, dat daar voor vatbaar is. Het volgende 44ste Hoofdstuk handelt over het wegneemen der Beeneinden, in ongemakken der Gewrichten; het 45ste over het verhoeden en verminderen van Pyn, by het doen van Heelkundige Konstbewerkingen; het 46ste over de Verloskunde; het 47ste over het openen van Lyken; het 48ste over het Balsemen, en eindelyk het 49ste over de Windsels en Banden.
Om iets, 't geen onder het begrip van een ieder valt, uit dit Werk over te neemen, zullen wy hier het 48ste Hoofdstuk, 't welk over 't Balsemen der Lyken handelt, afschryven. ‘In vroegere tyden geschiedde het Balsemen met meer zorg en oplettendheid dan tegenwoordig. Dit was een noodwendig gevolg van het heerschend verlangen, om de lichaamen der afgestorvenen, eeuwen lang, te bewaaren. Thans wordt het zeldzaam verricht, uitgenomen met oogmerk, om de lichaamen, geduurende het kort bestek van tyd, tusschen het afsterven en de begraaffenis, voor verrotting te bewaaren, en zelfs, uitgezonderd in gevallen, waar in het lyk langer, dan den gewoonen tyd, boven aarde moet gehouden worden, niet eens met dit oogmerk. Het balsemen van lyken geschiedt thans op de volgende manier. Na dat de herssenen en alle borsten buiks-ingewanden uit hunne holligheden zyn weggenomen, legt men dezelve, uitgenomen het hart, in een houten kist, tusschen eene groote hoeveelheid van een welriekend en verrottingweerend poeder, zamengesteld uit Myrrhe, Nagelen, Lavendelkruid, Rosmaryn, Munt, Salie en meer zoortgelyke zaaken, welke men alle daarenboven nog vermengt met eene goede maate van welriekende olien. Het bloed, uit de onderscheiden holligheden weggenomen, en het hart wederom op zyne plaats gebragt zynde, vult men dezelve allen, met dezelfde zoort van poeder, eene behoorlyke hoeveelheid van welriekende olien en geesten op, en hegt dan de bekleedzelen te zamen. Zommigen vullen ook den neus en mond met deeze poeders en olien op, en maaken doorkervingen in alle vleeschdeelen des lichaams, die insgelyks daar me- | |
| |
de worden opgevuld en naderhand toegenaaid: dan dit is niet noodzaakelyk, ten zy men het lichaam een geruimen tyd bewaaren, of op een aanmerkelyken afstand, naar elders, vervoeren wilde; in welk geval het de gewoonte is, om, na het, op bovengemelde wyze, opvullen der inkervingen, alle de uiterste ledemaaten, zo wel als den tronk des lichaams, stevig te omzwagtelen, en
dan gantschelyk te vernissen.
Nu legt men het lichaam op een gewascht kleed, van eene genoegzaame grootte, dat om het hoofd en om alle lichaamsdeelen zo juist sluiten moet, als met mogelykheid geschieden kan, en, of door middel van naaigaaren, of door, op behoorlyke afstanden van elkander, omgeslingerde banden, stevig behoort te worden vast gemaakt. Het gewaschte kleed bestaat uit linnen, dat in een mengzel, bestaande uit Wasch, Olie en Hars, gedoopt is, en van dien zamenhang moet zyn, dat het buigbaar genoeg is, zonder echter zo week te zyn, dat het op de vingers van hen, die hetzelve omslaan, blyft kleeven. Men kan het, al naar dat het den Wondarts behaagt, met Spaanschgroen, Menie, of iets anders, verwen. Heeft men twee gewaschte kleederen omgeslagen, het een boven het ander, dan worden zy gewoonlyk onderscheiden in kleuren gemaakt.
Het gewascht kleed aangetrokken zynde, was het, in vroegere dagen, de gewoonte, een Schilder te gebruiken, om het aangezicht te kleuren; dan dit wordt thans achterwege gelaaten. Hierop wordt het lyk onmiddelyk, met het daar toe geschikte doodkleed, overtogen, en in een doodkist gelegd, of, al naar dat de omstandigheden het vorderen, openlyk ten toon gesteld.’
Deeze manier van Balsemen is zekerlyk zeer goed en eenvoudig, doch kan nog merkelyk verbeterd worden, door de hier aangepreezene welriekende middelen met bittere te vermengen, vooral met Aloe en Coloquint, die een groot vermogen bezitten, om alle schadelyke Insecten af te weeren: vooral zou het, onzes achtens, dienstig zyn, de bederfweerende middelen te besproeijen met eene sterke ontbinding van Sublimaat in Brandewyn, en dit zout insgelyks in eene ruime maate onder de verwen, vernissen en harssen te mengen; waardoor niet alleen het bederf kragtdaadig wordt gekeerd, maar ook alle vernielende Dieren en
| |
| |
Insecten worden afgeweezen. Tot bevordering van dezelfde oogmerken, kan ook met vrucht het poeder van den wortel van wit Nieskruid onder de overige bederfweerende middelen worden gemengd.
By dit laatste Stuk der Heelkunde van bell is door de Vertaalers een aantal belangryke Byvoegzels gevoegd, betrekking hebbende tot voorige Hoofdstukken; waar uit wy het een en ander belangryks zullen aanhaalen. Dus vinden wy op bl. 358 en volgg. eene naauwkeurige Verhandeling over de uitwendige kwetzuuren der Hoofdbekleedzelen; omtrent welke die Schryvers aanmerken, dat gestooken wonden, die diep in de uitwendige Hoofdbekleedzelen gaan, even gelyk als aan andere deelen des lichaams, dikwyls gevaarlyker toevallen veroorzaaken, dan gehouwen wonden; ontstaande daar uit dikwyls eene roosachtige zwelling, geweldige koorts, stuiptrekkingen, razerny, slaapzucht, enz. vooral wanneer zodanige wonden in het peesachtig bekleedzel des hoofds, en in het panvlies, doordringen. De zwelling, die door dusdanige diep doorgaande hoofdwonden veroorzaakt wordt, is doorgaans platter, rooder, pynelyker, en meer beperkt, dan in wonden, die alleen oppervlakkig zyn. Zo in dergelyke gevallen de algemeene en de gewoone plaatzelyke middelen niet spoedig helpen, dan is het best, de toegebragte wonden, door kruiswyze insnydingen, te verwyden, die dikwyls oogenbliklyk hulp aanbrengen. Wyken de toevallen hierop niet, noch ook op de ontlasting van etter, zo die reeds mogt aanwezig zyn, dan is het te duchten, dat de ontsteeking zich reeds uit het panvlies, tot het harde harssenvlies, zal hebben uitgebreid. Niet minder gevaarlyk zyn de wonden en kwetzuuren der Slaapspieren, die, behalven de opgenoemde en andere gevaarlyke toevallen, ligt de klem in den mond veroorzaaken. Deeze gevaarlyke verschynzelen ontstaan voornaamelyk uit de drukking, die op de beledigde spier, door het over dezelve loopend peesachtig uitspanzel, wordt verwekt; waarom ook hier de kruiswyze doorsneede het voornaam middel van geneezing is. Ontstaat 'er, by zulke gelegenheden, eene geweldige bloeding, door het doorsnyden van de slaapslagader, dan kan men dezelve doorgaans, door drukking, en anderzins door
onderschepping, te boven komen.
Niet minder naauwkeurig zyn de Byvoegzels over de
| |
| |
Oogziekten, onder welke wy onder anderen met genoegen lazen eene naauwkeurige beschryving der manier van richter om de Cataract te opereeren. Deeze uitmuntende Man steekt, om het Hoornvlies te openen, zyn mesje op eenmaal een halve lyn van het witte Oogvlies in hetzelve, zodanig dat het mesje rechthoekig op het Hoornvlies worde aangezet, dewyl men, door te schuin in te steeken, tusschen de plaatjes van het Hoornvlies, en niet in de voorste Oogkamer, indringt. Het geen, om in 't voorbygaan te zeggen, een groot bewys uitlevert, tegen het nut, 't geen zommigen in veerende en met een scheut uitspringende oogmesjes stellen: dewyl dezelve voorzeker niet kunnen werken, dan in eene evenwydige richting, aan het Druivenvlies; waardoor de opening, thans schuins door het Hoornvlies dringende, dikwyls te klein zal worden, om het Kristalvocht door te laaten. Wat de richting der sneede aangaat, de Heer richter volgt daar in de gewoone wyze, om de opening, van den eenen ooghoek tot den anderen, benedenwaards te maaken. Veel veiliger, intusschen, oordeelen wy de manier van den kundigen Amsterdamschen Oculist nissen, die de opening zydelings, van boven naar beneden, maakt, waardoor hy, na het uitneemen van 't Krystalvocht, eene gelyke drukking van beide de oogleden op de wonde verkrygt, en dus zo zeer geen gevaar loopt, om een Staphyloma Uveae te bekomen, dat wel eens, op de gewoone wyze van werken, pleeg te volgen.
Als het oog zich te veel beweegt, of als het Regenboogsvlies onder de sneede van het mesje komt, gebruikt de Heer richter een geboogen schaartje, en schynt dus ook vry van het vooroordeel der meesten, dat eene schaar te gevaarlyk is, door eene kneuzende wonde te maaken; een vooroordeel, waarvan de groote camper meermaalen de ongegrondheid heeft aangetoond. In eene vaste geoeffende hand is zekerlyk een geschikt staarmesje het beste werktuig; doch voor min geoeffenden zyn ons de schaartjes van daviel altoos als de beste en zekerst treffende werktuigen voorgekomen, die wy oneindig zouden verkiezen boven alle uitspringende mesjes en andere zamengestelde uitvindingen.
|
|