Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNabericht.Toen wy onlangs de werking opgaven, die de Zangwyzen, waarop de Burger feye zyne Gezangen by den GodsdienstGa naar voetnoot(*) goedvond te vervaardigen, deden op ons gevoel, waren wy wel verre af van te vermoeden, dat hy dit zou gedaan hebben met enig onzedelyk doel, daar de inhoud der Liederen, en derzelver warmte, voldoende genoeg van het tegendeel getuigen: ook wilden wy daardoor geenzins derzelver gebruik, ter bevoordering der stichting van zyne Kerkgemeente, tegenwerken; maar daar wy meenden nog meer Gezangen te mogen verwachten van zyne hand, wilden wy hem enen wenk geven, daar wy toch wel overtuigd zyn, dat hier ons gevoel volkomen eenstemmig is, met dat van zeer vele anderen; en wy drukten dit ons gevoel opzetlyk uit, zo sterk wy maar konden, omdat wy dit nodig oordeelden, zou onze aanmerking enige uitwerking doen op den Dichter, daar wy uit het Voorbericht opmaakten, dat hy zelve zo iets gevoeld had met ons, doch dit zyn gevoel had gesmoord door redeneringen, die geen steek konden houden in ons oog, en die wy wilden ontzenuwen door ene treffende vergelyking. Gaarne namen wy onze aanmerking terug, indien wy dit konden doen; dan onze oprechtheid gedoogt dit niet; wy houden het by 't Kerkgezang toch voor hoogst belangryk, dat alles, ook de Zangwyze, geheel en alleen stemme tot verheven Godsdienstig gevoel, en dus mag ook de toon aan geen ander Lied herinneren, dat denkbeelden opwekt, die het Godsdienstig gevoel verstikken. De Heer feye geeft ons onze vergelyking terug: Wat onderscheid is 'er toch, zegt hy, of men een nieuwe Dienstmaagd, in nieuwe, bevallige kleederen, in 't Huis des Heeren aanneemt, wier uiterlyke tooi het Toneel geen schande zou aandoen; of dat men een Dienstmaagd aannam, wier kleeding reeds op het Toneel geweest was? En heeft het eerste niet plaats in sommige Prote- | |
[pagina 404]
| |
stantsche Kerken, waar men nieuwe Liederen op Musicaale toonen uitvoert? - Van ene Dienstmaagd voor het Toneel hebben wy intusschen niet gesproken; men zie onze Recensie nogmaals in; wy spraken van Straatdeuntjes, en van de karakteristieke kleding ener Hoer, en (dit herhalen wy) wy drukten ons opzetlyk zo sterk uit, om den Dichter, vooral ook voor het vervolg, te waarschuwen. ‘Het is in de R.C. Kerk de gewoonte niet, dat de gansche Gemeente de Psalmen of Liederen uitvoert, anders had feye zyne Gezangen ook in het gewoon Kerkkleed gestoken; doch Nederduitsche Liederen worden daar, enkele gevallen uitgezonderd door het gewoon Zang-choor uitgevoerd. Verre de meeste Liederen zyn volgends wyzen van bekende zogenaamde waereldsche Liederen. De eerste Gezangen van feye, op Gregoriaansche Zangwyzen gesteld, (door de Letteroef. en Biblioth. niet ongunstig beöordeeld) werden maar zelden gebruikt; daarom volgde hy nu den smaak van de Maatschappy Tot Nut van 't Algemeen, waarvan zelfs de ernstigste Volksliederen op dergelyke toonen gesteld zyn, en koos ten dien einde zodanige Wyzen, waarop, zo veel hem bekend was, geene ontstichtende Liederen gemaakt waren. Zyn oogmerk was alleen om nuttig te zyn, en dus moest hy zich ten opzichte van de Zangwyzen aan den smaak van anderen onderwerpen. Het valt moeilyk tusschen twee uitersten te kiezen; waereldsche Zangwyzen zyn wat te vrolyk in eene Kerk, en styve Zangnooten zyn verveelende, en roeren, het hart niet. Goede Kerkliederen te leveren, was zyn eenigst doel; verre de meesten, welke zyn Kerkgenootschap bezit, meent hy dat in ons oog belagchlyk, en zelfs hoonende voor den Godsdienst zouden zyn; en hy werd door het zien der werkzaamheden van andere Gezinten in dit nuttig vak nog sterker daartoe aangespoord.’ De vriendlyke en bescheidene wyze, waar op de Heer feye ons geschreven heeft, deed ons aanstonds besluiten om zyne verdeediging, zo als hy het noemt, aan onze Lezers mede te delen; en uit den spoed, waarmede wy aan dit zyn verzoek voldoen, zal hy overtuigd zyn, dat wy waarlyk zyne bedoeling met de uitgave van zyne Gezangen goedkeuren en hoogachten. Overigens verkiezen wy genen pennenstryd; de Lezer vergelyke, oordele, en beslisse; daar wy gene aanmerkingen verkiezen te maken op 's Mans verdediging, die wy, zo beknopt en volledig wy konden, getrokken hebben uit zynen Brief; en, menende voor deze onzydige Rechtbank te mogen persisteren voor Dupliek, eindigen wy met den oprechten wensch, dat de arbeid van feye in zyne Kerkgemeenten al dien byval zal vinden, die der Christelyke stichting het meest kan voordelig zyn. |
|