Echtgenote gaarne by hem enen geruimen tyd nog ter school zenden. Dan, hetgeen meer nog afdoet, wy vertrouwen, vele beminnelyke Lezeressen zouden, uit eigene beweging, hem gaarne horen, en zich overgeven aan zyne leiding; hy heeft haar hart gewonnen, en zy schenken hem haar volkomen vertrouwen, kiezen hem tot raadgever en vriend; en daar zy zynen persoonlyken omgang missen moeten, zo willen zy door dit zyn boek, het welk haar vertrouwde, haar daaglyks handboek wordt, zich zo veel mooglyk dit gemis vergoeden. God geve dit! (zegden wy althands met geheel ons hart;) dan heeft voorzeker menig Echtgenoot, en menig lief, beminnelyk Meisje, menige brave Vrouw en Moeder, en ook nog lange menig wel opgevoed Kind, aan dezen Man onuitspreeklyk vele en grote vreugde te danken. -
De Schryver heeft dit werkje aan zyne eigene Dochter opgedragen; de ervaring, zegt hy, heeft hem al lange overtuigd, dat niets geschikter zy, om op velen te werken, dan dat geen, wat juist voor enkelen berekend was. - Ik weet altans, zo gaat hy voord, niets beters, dat uitvoerlyk is, te zeggen, dan hetgeen ik, met aanwending van al het my mooglyk vaderlyk doorzicht, met de trouwste behartiging van myne ondervinding, en met de warmste vaderlyke liefde, aan myne eigen Dochter gezegd heb. En ik geef het ook aan u, met een vaderlyk hart. De Schryver gevoelt, dat ene Moeder, die geheel en in alles is, zo als zy behoort te zyn, eigentlyk veel beter dan hy, hare Dochter onderrichten kan; en voor de zodanigen, die met zulk ene Moeder gezegend zyn, verklaart hy zyn boek onnut. Dan zo zyn niet alle Moeders. Hy twyfelde, of niet ene Vrouw beter zodanige onderrichtingen schryven kon; doch hy gevoelde, dat toch een Man beter zeggen kon, hoe alles op hem werkt: de aanschouwer in den schouwburg weet altyd beter, hoe alles werkt, dan de toneelspeler zelve, zo hy niet een' langen tyd en dikwyls zelve een oplettend aanschouwer was.
Wy willen geen uittreksel geven van een werkje, het welk onze Jonge-dochters en Echtgenoten zelve lezen moeten, en met genoegen zullen lezen; het geen de Jongeling en de Man ook wel lezen mag, - niet opdat hy daaruit stoffe ontlene om zyne tegenwoordige of aanstaande Lotgenote te bevitten, en steeds te vorderen, het geen hy zelve dikwyls onmooglyk maakt, - maar opdat hy juist van de rechte zyde haar lere kennen en waarderen; lere, hoe hy haar leiden en onuitspreeklyk veel door haar genieten kan; en hoe hy, onwetende dikwyls, haar heure plichten moeilyk maken, en daardoor ware huislyke vreugd van zich weren zou. Liefst zagen wy, dat onze Jonge-juffrouwen dit boek lazen met hare brave en verstandige Moeders, of met ene