en 't geen dus, voor het crediet en 't goed gevolg der Koepoks-inenting, zeer nadeelig zou kunnen worden, trok de aandagt tot zich van den kundigen en werkzaamen Amsterdamschen Geneesheer p.h. themmen, en bewoog zyn Ed., een yverigen voorstander der zo heilzaame Koepoks-inenting, tegen hetzelve eenige Aanmerkingen in het licht te geeven. De Bedenkingen van den Heer themmen zyn zeer gegrond, en bewyzen ten vollen, dat de Heer lyklama, meenende de waare Koepokken in te enten, niet dezelve, maar valsche Koepokken, of iets anders, heeft aangebragt; waarvan men dus ook, redelykerwyze, geene beveiliging tegen de besmetting der natuurlyke Pokjes verwagten kan. Ook loopt al spoedig, by een ieder, die met de Koepokken bekend is, de voornaame reden in het oog, waarom de, door den Heer lyklama, in dit geval, aangebragte Inentingsstoffe, met geene mogelykheid, voor waare Koepoksstof kan worden gehouden. Het door zyne inenting verwekte wondje begon reeds, op den zesden dag, na de bewerking, te droogen, en was reeds, op den agtsten dag, genoegzaam geheel opgedroogd; welk beloop ten vollen strookt met het geen steeds, aangaande valsche Koepokken, wordt waargenomen. Terwyl de waare Koepokken niet, voor den elfden dag, na de inenting, tot hunnen grootsten trap van volheid komen.
De Heer themmen sluit zyn stukje, met de mededeeling van eenige belangryke waarneemingen, betrekkelyk tot de inenting der Koepokken, en met de bondige oplossing van een aantal zwaarigheden, die door onkunde en vooroordeel, tegen deeze heilzaame uitvinding, van tyd tot tyd, worden vernieuwd.