geworden, al wederom dergelyke Redevoering heeft gehouden. Desniettemin is dezelve allezins leezenswaardig. Dat de Hoogleeraar verkozen heeft, 'er den nedrigen titel van een Verslag of Verhaal aan te geeven, kunnen wy niet mispryzen. Het stuk heeft ten minsten geene oratorische schoonheden.
Dit Verslag gaat niet alleen over al hetgene, in de laatste vyfentwintig Jaaren, voor de Academie van Leyden aanmerkenswaardig geweest is, maar over de gantsche voorgaande Eeuw, en bevat daaromtrent verscheidene byzonderheden, die men in vorige Jubelredenen, van 1725 en 1775, te vergeefs zou zoeken.
Onder de voordeelen, waarop de Leydsche Universiteit, geduurende de afgeloopene Eeuw, roem mogt draagen, telt de Hoogleeraar te water, (1) De vermaardheid der Leeraaren, die dezelve, in de vorige Eeuw, versierd, en zich vooral door nieuwe ontdekkingen van eenige aangelegenheid beroemd gemaakt hebben. Hier worden uit de Godgeleerden alleen h. wits en j. alberti, uit de Rechtsgeleerden j. voet, g. noodt en a. schulting, uit de Geneeskundigen h. boerhave, albinus en gaubius, uit de Wysgeeren 's gravezande en musschenbroek, uit de Taalkenners a. schultens, j. perizonius, t. hemsterhuis, l.c. valckenaer en d. ruhnkenius genoemd. - (2) Het groot aantal van jonge lieden, die de Academie, geduurende dat tydvak, bezocht hebben; waaronder zeer veele vreemdelingen uit Duitschland, Vrankryk, Zwitserland, en andere nabuurige Landen, uit Engeland alleen omtrent 2000; ook uit verafgelegene Gewesten, als Rusland, Zweeden, Denemarken, Noorwegen, Portugal, Spanje, Sicilie, Italie, Armenie, Griekenland, Palaestina, Arabie, Oost- en West-Indiën, enz. Onder welken niet weinigen van den eersten rang, en niet minder dan negentien Prinssen, geteld worden, - (3) De yverige en welgelukte bemoeijingen der Beschermers en Voorstanders van 's Lands Hoogeschool, ter verdediginge en handhaveninge van derzelver wettig verkregene rechten. Hier onder rekent de Hoogleeraar ook, onder anderen, het goed gevolg der in 't werk gestelde poogingen, om de oprichting van een Athenaeum in 's Gravenhage, en van eene Hoogeschool te Zierikzee, te beletten. - (4) De daarstelling, of vermeerdering en verbetering, van verscheidene