(zegt loder) door eene menigte van geloofwaardige waarneemingen bekend, dat veelerleije schadelyke gevolgen, vooral veele zoorten van zenuwtoevallen, zich voordeeden, wanneer men een uitslag eensklaps verdreeven had, of eene huidziekte, vooral de zodanige, welke met het loozen van eene vloeistoffe gepaard ging, spoedig had weggenomen. Men zal naauwelyks een Practicus in de Geneeskunde aantreffen, wien niet zodanige gevallen zyn voorgekomen. Meermaalen heb ik doofheid, blindheid, hevige hoofdpyn, beroerte, engborstigheid, waterzugt en dergelyke, na het te spoedig verdryven van hairworm, daauworm en schurft, alsmede na het onvoorzichtig opdroogen van eene oude hebbelyke zweer aan het been, zien ontstaan. Doorgaans kwam men deeze ziekten te boven, zodra men de voorige huidgebreken wederom daargesteld, of ten minsten door afleidende uitwendige middelen, of door konst veroorzaakte zweeren, wederom vergoed had. - Nog altoos zweeft my de gedaante van dien jongman voor oogen, die met eene bloeijende gezondheid op de Universiteit te Jena gekomen was, en zich zorgvuldig voor alle buitenspoorigheden der jeugd gehoed had. Hy was met een ryklyk sterk stinkend zweet aan de voeten gekweld: op de onbezonnen raadgeeving van een Geneesheer, steekt hy eenige maalen de voeten in koud water; het zweet verdween; weldra, echter, verviel hy in een hardnekkigen hoest, met kortademigheid vergezeld, welke welhaast in eene waare longeteering overging. Toen hy reeds hierdoor was aangetast, en dagelyks zeer veel etter opbragt, zogt hy hulp by my. Alle aangewende middelen waren vruchteloos; zelfs het weder te voorschyn brengen van het zweet aan de voeten deed geen nut. Hy stierf aan de longeteering. - ’
Het medegedeelde middel, tegen de Kiespyn, bestaat in het zogenoemde Onzelievenheersbeestje (Coccinella septempunctata 't geen tusschen de vingeren gewreeven en dus aan de pynelyke tand wordt aangebragt. Deeze aanpryzing, dunkt ons, heeft veel van het kwakzalverachtige, dewyl 'er niet bepaald wordt, tegen welke zoort van Kiespyn, waarvan zo veele geheel in aard verschillende bestaan, het middel zal moeten dienen. Mogelyk heeft hetzelve iets van het dierlyk magnetismus, 't welk, hoe belachlyk en ydel in