Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 10]
| |
Christlyk Tyd-schrift tot opwekking en sterking van den Christlyken zin. Naar het Hoogduitsch van J.L. Ewald. 2de Stuk. Te Utrecht, by de Wed. J. van Terveen en Zoon, 1802. In gr. 8vo. 100 bl.Niet zoo spoedig, als men eerst schynt voorgehad te hebben, wordt dit Christelyk Tydschrift, van welks doel en inrichting wy, in het voorleden jaar, verslag gedaan hebbenGa naar voetnoot(*), voortgezet. De verhandelde onderwerpen, in dit tweede Stuk, zyn van soortgelyken inhoud, als in het voorgaande. Doorgaands heerscht dezelfde leevendige, by uitneemendheid ernstige, en, zoo als men het noemt, gemoedelyke schryftrant. Zie hier den inhoud van vyf onderscheidene stukjens: De Christen gevormd en gezaligd door liefde. - Het Euangelie, eene nodiging tot het hoogst genot. - Wegbezichtiging, ingericht naar het bevel Jer. VI:16. - Proeve over de gewoone bevestigende woorden van Jesus: Voorwaar! voorwaar! ik zegge u. - Invloed van Jesus getuigenis, aangaande zyn Persoon, op de Zedeleer, door Hem voorgeschreeven, naar Matth. XXVIII:18-20. - Een Werklied voor Christenen maakt het slot uit van dit boekdeeltjen, 't welk wy, omdat het best geschikt is, om geheel overgenomen te worden, onzen Leezeren, tot eene proeve, willen mededeelen. Op! op! aan 't werk voor uwen Heer!
Voor Hem te werken is uwe eer.
Hy heeft een taak, om af te weeven,
Huisvaderlyk, aan ons gegeeven.
En of Hy schoon afwezig zy,
Blymoedig, dankend, weeven wy.
choor.
Koom, lustig aan het weeven dan:
Een ieder weeve, wat hy kan.
Valt menig een het werken hard,
En weeft hy ook met zweet en smart;
| |
[pagina 11]
| |
Moet iemand by zyn' arbeid zuchten,
Geprangd door ongezonde luchten;
Ziet hy geen einde aan zynen taak:
Genade loont den arbeid vaak!
choor.
Al drukt ons eens een zwaaren taak,
Genade loont den arbeid vaak.
Beroeps-plicht, ons door God bereid,
Geeft aan ons laken duurzaamheid.
Welaan! naar 't plan ons voorgeschreeven,
Met liefde-daân het werk doorweeven!
Dit is 't wat onze Meester vraagt,
Het werk dat Hem het meest behaagt.
choor.
Wie doet niet gaarn wat Hem behaagt?
Wie geeft niet gaarn wat Hy ons vraagt?
De hand aan 't werk, het oog op Hem!
Tot Hem verheff' zich hart en stem.
Het werk van onze beste daaden
Zy steeds versierd met gouden draaden
Van smeekgebeên om Godlyk licht.
Die draad ga noit uit ons gezicht.
choor.
Ja 't gantsche laken zy doorsneên
Met gouden draaden van gebeên!
En hooren wy de rust-klok slaan,
En ziet de Heer ons werk dan aan,
En vindt Hy daarin welbehagen,
Straks doet Hy 't door zyn Eng'len draagen
Naar 's vaders huis, om onze leên
Te dekken, als met eere-kleên.
| |
[pagina 12]
| |
choor.
Zoo volgen onze werken dan,
Een ieder weeve, wat hy kan.
Hy weev' tot vreugd van zynen Heere,
Hy weeve zich een kleed van eere:
Koom, lustig aan het werken dan:
Een ieder weeve, wat hy kan.
Men had mogelyk beter gedaan, met dit opschrift 'er voor te plaatzen: Een Werklied voor Christen Lakenweevers. Wy kunnen althans niet zeggen, dat wy die allegorische wyze van uitdrukking zeer geschikt vinden, om Godsdienstig gevoel van plicht op te wekken. |
|