Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 553]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Verhandeling, over Gods wysheid, in de toelaating van het lichaamlyk lyden der kinderen, in hunne eerste levensjaaren. Door Alb. Conradi, Predikant te Oostwoud.Het lyden van Kinderen, waarin zelfs de ruwste Volken het beeld der onschuld vereerden, levert voor den Menschenvriend een allertreurigst gezicht op. De zwakke en hulpelooze toestand, waarin zy zich bevinden, de beminnenswaardige onschuld, welke zich op hun gelaat vertoont, zyn niet weinig geschikt om de aandoening van het tederst mededogen in ons gaande te maaken. Wierden wy toch door den wyzen Schepper zo gevormd, dat door het lyden, het welk wy in anderen zien, ons medegevoel wordt opgewekt; welk eenen indruk moet dan niet het lyden van Kinderen, die gelyk schoone planten zich beginnen te ontwikkelen, op onze harten maaken! Dan het is deeze indruk, welke by hun, die in eenige betrekking tot deeze hulpelooze kleinen staan, zo ligtelyk in een morrend misnoegen over de wegen der Voorzienigheid ontaart, en even daarom van Godsdienst en Rede zyne richting moet ontvangen. Beiden toch vereenigen zich ter verligting der menschelyke ellende, en ter volmaaking der menschelyke gelukzaligheid; maar wie zal niet erkennen, dat deeze hunne liefderyke oogmerken in het lyden, het onschuldigste zelfs, der Volwassenen meer kenbaar zyn, dan in de smarten der Kindsheid? Dan de Vader der Barmhartigheid liet zyne kinderen ook hier niet geheel zonder licht; en schoon het hem, die nooit iets dan zeer oppervlakkig beschouwde, niet terstond in het oog valt, is het echter, wanneer wy dat licht getrouw volgen, | |
[pagina 554]
| |
zeer geschikt, om ons tot vergenoegdheid met deeze verordening der Voorzienigheid op te leiden, en de nevelen veeler vooroordeelen omtrent dit onderwerp te verdryven. Laaten wy, om op het spoor der waarheid te geraaken, ons van dit licht bedienen: schoon wy by deszelfs schynzel niet alles kunnen overzien, wy kunnen echter veel daarby onderscheiden. Bepaalen wy ons dan, I, in de eerste plaats, by de natuur der ellende, waaraan de Mensch in zyne eerste jaaren is blootgesteld. De Mensch, door zynen Schepper tot geluk bestemd, schynt op den eersten trap van zyn bestaan byna geheel tot lyden verordend. Ter nauwer nood heeft hy het eerste levenslicht aanschouwd, of hy verkondigt zyn aanweezen door angstig kreunen, waardoor hy het hevige der smarten, welke zyne geboorte vergezellen, aan den dag legt. De Mensch, tot eenen Koning over de Dieren verordend, schynt in zyne kindsheid het behoeftigste van alle levende schepzelen. Niet te onrecht is daarom de uitboezeming van eenen DichterGa naar voetnoot(*): Hulploos schepzel! weerloos wichtje!
Teder zonder wedergaê!
Kiekens, de ei-schil pas ontkroopen,
Loopen vlug hun moeder na.
't Veulen, nauwlyks voortgekomen,
Richt, schoon waggelend, zich op.
Ja 't gering en nietig rupsje
Klimt tot aan den hoogsten top
Van den boomstam, zoekt zyn voedzel,
Daar 't maar pas het ei verliet.
En de Mensch, dat Beeld der Englen,
Roert zich tot zyn welvaart niet.
Nauwlyks heeft het pas gebooren Kind den eersten adem geschept, of het loopt reeds gevaar van te zullen sterven; het gevoelt reeds in eenen toestand te zyn geplaatst, waarin het, geheel afhanklyk van de hulp zyner natuurgenooten, niets tot verligting van zyne | |
[pagina 555]
| |
smart kan te weeg brengen. Slechts door traanen kan de jonggeboorene het smartelyke van zynen toestand te kennen geeven, en het medelyden zyner ouderen of opvoeders opwekken; welke echter op verre na niet in staat zyn, de oorzaaken van zyn lyden weg te neemen. - Zo ellendig wordt de Heer van deeze Aarde op het toneel der waereld ingevoerd! Zo treurig is zyne verschyning op deeze Aarde! Het lichaam, schoon kenmerken draagende van 's Scheppers wysheid en alvermogen, brengt echter de zaaden van een ongelooflyk heir van ziekten met zich ter waereld. Nauwlyks brengen onze kleinen de eerste maanden door, zonder reeds alle de ellende, aan een zwak en zieklyk lichaam verbonden, te gevoelen; daarenboven zyn Kinderen niet alleen aan een steeds dreigend gevaar om ziek te worden blootgesteld, maar zy moeten ook in dat tydperk van hun leven smarten, dikwerf krankheden ondergaan, welke daaraan alleen eigen zyn. Wie is in staat, de smarten te beschryven, waaraan het Kind onderworpen is; terwyl het, nog ongeoefend in de lydensschool, geene wapenen heeft, om zich tegen de onheilen, waarmede zyn teder lichaam zo menigvuldig bedreigd wordt, te beveiligen? Daar zyne begrippen niet dan duister en verward zyn, heeft de Rede nog geen vermogen, om hem te leeren, zich gelaaten te gedraagen onder een lyden, 't welk van het lot des menschdoms niet kan gescheiden worden; en, nog niet vatbaar voor de troostgronden, welke de Godsdienst, in meer gevorderde jaaren, zo mild den lydenden aanbiedt, leeft het veele jaaren, en groeit onder veele toevallen en gevaaren op. Hoe weinig genot heeft de Mensch, in dezen eersten levensstand, van zyn aanweezen! Hoe gering is de vreugde, welke hy ondervindt! Hoe dikwerf wordt, op het onverwachtst, zyne blydschap in droefheid veranderd! Aan hoe veel gevaar, onheil, kommer en ellende, is de Mensch, op deezen eersten trap van zynen ouderdom, niet blootgesteld! Onkundig van den tyd, van de bestemde mate des lydens; onkundig van de doeleinden, welke de Alwyze met dat lyden beöogt; onkundig van de inmengzelen van het goede, welke de Algoede ook aan zynen toestand heeft geschonken, - schynt 's Menschen lot, in dit eerste tydperk, allerbetreurenswaardigst. Zyn oordeel is enkel gevoel; | |
[pagina 556]
| |
en het is dat gevoel, 't welk zich met alle macht tegen de onheilen verzet, welke hem treffen. Eindelyk, daar het Kind nog geheel onbewust is, dat met al het lyden, 't welk de Godheid op deeze Aarde toelaat, een wys en goedertieren oogmerk verbonden is, en dat eenmaal daaruit de heerlykste voordeelen moeten voortvloeijen, is het volstrekt buiten staat, iets tot zyne vertroosting of geruststelling aan te wenden. Treurig, ik beken het, is het tafereel, 't welk wy van den zwakken staat der Kindsheid schetsten. Wy poogden zelfs die naare schildery in onze verbeelding te verzwaaren, om des te beter over de natuur van het lyden, waaraan de Mensch in de kindsheid onderworpen is, te kunnen redeneeren. - Dan laat ons deeze ellende van naderby bezichtigen. Hoe dikwyls toch is het niet gebeurd, dat iets, 't welk zich in den eersten opslag afschuwlyk voordeed, by eene nauwkeuriger beschouwing, eene geheel andere gedaante aannam? Hy, die zich verbeeldde een Spook te zien, zag, zo dra hy het waagde nader toe te treeden, niets verschriklyks meer. Het lyden in de Kindsheid is (dat ik my zo uitdrukke) een Spook, dat ons alleen op eenen zekeren afstand vervaart, en hetwelk geheel verdwynt, wanneer men nader koomt. Wie is 'er, die my niet zal toestemmen, dat wy, kortzichtige menschen, dikwyls elken schyn des kwaads voor het kwaad zelf houden? Zeldzaam zien wy de dingen in hunne betrekkingen, of geeven ons tyd om het Geheel over te zien. Nog zeldzaamer stellen wy het nauw verband der deelen tot het Geheel ons voor. Dat men dus het lyden in de Kindsheid niet met de inrichting van een wyzen en goedertierenen God kan overeenbrengen, moet ook hieraan worden toegeschreeven; men verzuimt, naamelyk, deezen zwakken en hulpeloozen staat des Menschdoms in betrekking tot zynen jeugdigen en mannelyken ouderdom te beoordeelen; men blyft met zyne gedachten by het lot der hulpelooze Kinderen staan, en verliest de doeleinden des Scheppers, met den Mensch in dit tydperk van zyn leven aan zo veel lyden bloot te stellen, geheel uit het oog. - De oorzaak hiervan behoeft men ook niet ver te zoeken. Het eerste, het lyden naamelyk, is ons naby; het laatste, de bedoelingen van dat lyden, meer afgelegen; en deeze kunnen niet dan | |
[pagina 557]
| |
door een gezet nadenken, door eene ernstige overweeging, worden ontdekt. - Laat ons dit lyden wat meer van naby beschouwen, door ons, II, in de tweede plaats, te bepaalen by eenige oorzaaken van hetzelve. Eene voornaame oorzaak van het lyden, waaraan Kinderen in hunne eerste levensjaaren onderworpen zyn, moet in de gesteldheid hunner natuure gezocht worden. - Kinderen zyn menschen; en al wat menschlyk is, mogen wy van hun niet vreemd rekenen. Als mensch, moet het kind zulke en geene andere zinnelyke werktuigen, zulk en geen ander lichaam hebben. Hoe veel ellende toch zou geen plaats hebben, indien onze zinnelyke werktuigen minder fyn, onze zinnen stomper, onze huid hard en ondoordringbaar ware! Daar onze lichaamen fyner bewerktuigd zyn dan die der Dieren, gaan wy ook in dit opzicht hun verre te boven. Dan uit deeze voortreflykheid moeten voor den mensch, vooral in zyne kindsche jaaren, smarten, dikwerf vernielende smarten, ontstaan. Daar 's menschen lichaam door de wysheid des Maakers zo kunstig is zaamgesteld, is het gevaar onvermydelyk, dat deszelfs deelen ligtelyk beschadigd kunnen worden. Hoe meer een lichaam is zaamgesteld, des te eerder loopt het gevaar om in wanorde te geraaken: een uurwerk toch is meer voor wanorde vatbaar, dan een eenvoudig zaamgesteld werktuig. Hoe groot moet dan het gevaar niet zyn, waaraan de tedere lichaamen der Kinderen zyn blootgesteld! Dit gevaar is des te onvermydelyker, naarmate het lichaam fyner is zaamgesteld. Wie zou dan, zonder te willen dat de orde der Natuur opgeheven worde, kunnen wenschen, dat de zo fyn bewerktuigde lichaamen der Kinderen daarvoor bevryd bleeven? - Eene der voornaamste oorzaaken van het lyden in de Kindsheid is dus gelegen in de inrichting der menschelyke natuure, en in de gesteldheid van het lichaam. Kinderen, ik herhaale het, zyn menschen; zy moeten in het algemeene lot der menschelyke natuure deelen. ‘De Mensch,’ zegt villaumeGa naar voetnoot(*), ‘is aan meer ziekten blootgesteld dan | |
[pagina 558]
| |
de Dieren; zyne smarten zyn een gevolg van zyne edele vorming: hy, die hierover wilde klaagen, zoude 'er even bevoegd toe zyn, als iemand, die zeer te onvreden ware, dat zyn fyn bewerkt horologie niet even duurzaam zy als het uurwerk op den toren.’ Eene andere oorzaak van veel lyden in de Kindsheid moet by de Ouderen zelve gezocht worden. - Het Kind, dat van zynen Vader het aanweezen, en uit de vogten zyner Moeder voedzel en ontwikkeling ontvangt, kan niet anders dan in een zwakken staat ter waereld komen. Gebooren uit Ouders, die in het algemeen bederf der menschelyke natuure deelen, moeten zyne bestaandeelen en voedende zappen noodzaaklyk aan bederf onderhevig zyn. Te recht heeft rousseau daarom reeds aangemerkt, ‘dat de gesteldheid der kinderen doorgaans van die hunner moeder afhangt.’ - ‘De mensch,’ zegt salzmanGa naar voetnoot(*), ‘teelt altyd kinderen naar zyn beeld. Veelen kinderen wordt, in de eerste jaaren hunnes levens, de gezondheid hunnes lichaams en hunner leden door der ouderen schuld benomen.’ Wilden wy dus uit zwakke en weeklyke Ouders sterke Kinderen hebben, wy zouden meer dan éénen regel der Natuur moeten omkeeren. Verre zy het derhalven van ons, den Schepper te beschuldigen; daar wy den zwakken staat onzer gezondheid, in onze kindsche jaaren, oorspronkelyk alleen aan onze Ouders te danken hebben. In de verkeerde behandeling van Ouders en Opvoeders ligt eene derde bron, waaruit veel lyden by de Kinderen voortvloeit. - ‘Deeze,’ zegt Dr. bakkerGa naar voetnoot(†), ‘is eene voornaame oorzaak van veele ziekten der kinderen, welker naamen men anderzins nauwlyks zoude kennen.’ De Mensch, door het geschenk der Rede verre boven de Dieren verheven, schiet echter in de behandeling van zyn kroost dikwerf by hun te kort. Schoon het hem even min als den Dieren aan tedere kinderliefde ontbreeke, wendt hy echter, hoewel met het beste oogmerk, dikwerf verkeerde middelen aan, om de gezondheid der Kinderen te bewaaren | |
[pagina 559]
| |
of te bevorderen. 't Is in de lichaamlyke opvoeding van zyn kroost, dat de Mensch het voorregt der Rede niet alleen dikwyls kwalyk gebruikt, maar ook zich van hetzelve het allerminst bedient. Hoe onkundig toch zyn de meeste Ouders hieromtrent! Hoe veele en sterke vooroordeelen heerschen nog by hun, die in andere opzichten onder het verlichtste gedeelte onzer Natie te tellen zyn! ‘De middelen,’ zegt salzmanGa naar voetnoot(*), ‘om de gezondheid der Kinderen te bewaaren, zyn in de meeste huizen zo verkeerd, voor hunne gezondheid en hun leven zo oogschynlyk nadeelig, dat ik niet te veel zegge, wanneer ik beweere, dat der Ouderen vooroordeel de meeste Kinderen in een jaar gedood en begraaven hebbe.’ De weinige voorbeelden van Kinderen, die, niettegenstaande hunne gebrekkige opvoeding, eene bloeiende gezondheid genoten, doen hier niets af; daar men ook in het zedelyke voorbeelden aantreft van groote Mannen, wier zedelyke opvoeding te eenemaal verwaarloosd was geworden. - Hoe veele Moeders (op welke toch voornaamelyk in de eerste jaaren de bezorging van haar kroost rust) achten het beneden zich, haare Kinderen zelve op te passen; de zorg daarvoor aan huurlingen opdraagende, die, wat zy zich ook op hunne bekwaamheid mogen laaten voorstaan, echter in deeze zaak veelal even onkundig zyn als de eerste, en daarenboven dat edel gevoel voor den welstand van het Kind missen, 't welk de Schepper haar, van welke hetzelve zyn bestaan ontving, als in het harte heeft ingedrukt. Wie onzer kan de reeks van onheilen overzien, welke den Mensch alleen hierdoor in de Kindsheid moeten treffen! Hoe schielyk wordt dan reeds de grondslag gelegd tot eene kwaade gesteldheid des lichaams, en dikwyls voor altyd de staat der gezondheid bedorven! Met regt merkte daarom favorinus reeds aan: ‘dat lichaam en ziel, die in den beginne met edele deugden praalden, door het ingeeven van een ongeschikt voedzel van vreemde melk bedorven wierden.’ Hoe onwaardig toch, in het oog van verstandigen, zyn de meeste dier gehuurde moeders, om dien post te be- | |
[pagina 560]
| |
kleeden, als men haare handelingen tegen de pligten van eene Moeder onpartydig afweegt! Welk een ruim veld had ik hier voor my, om uit te weiden over deeze verkeerde behandeling van onze hulpelooze kleinen in hunne eerste levensjaaren, als eene der voornaamste oorzaaken van het lyden, waar aan zy onderhevig zyn; doch, behalven dat dit slechts eene herhaaling zyn zoude van hetgeen men deswegen in de Werken van tissot, buchan en anderen, en voor mingeoefenden in de Verhandelingen van Dr. bakker en j.f. coulon aantreft, laat ook de aart des Maandwerks, waarvoor ik deeze Verhandeling schikte, zulk eene uitvoerige behandeling niet toe; waarom ik overga tot de beschouwing van eenige voordeelen, welke met dit lyden der Kinderen verbonden zyn.
(Men verwagte zulks in het volgend Stukje.) |
|