De waanwyze kunstberisper en goedaartige kunstenaar.
Wylen de beroemde Beeldhouwer john bacon, Esq. in de Abdy van Westminster wandelende, zag een Heer, staande voor zyn groot Kunststuk, het Monument van Lord chatham. De Vreemdeling scheen trotsch op zyne kunde en smaak in de fraaije Kunsten, en was gereed met het maaken zyner aanmerkingen. Den Heer bacon voor een toevallig bezoeker van de Abdy neemende, althans hem geheel niet kennende, voerde hy deezen te gemoet: ‘Myn Heer! dit Monument van Lord chatham is over 't geheel verwonderlyk schoon, maar heeft groote gebreken.’ - Gy, sprak bacon, gy zoudt my zeer verpligten, als gy de goedheid wilde hebben om ze my aan te wyzen. - ‘Hoe!’ hervatte de Kunstbeöordeelaar, ‘hier, en daar - ziet gy het niet - slegt, zeer slegt!’ teffens zyn stok opheffende over de benedenste figuuren, met zo veel heftigheids, alsof hy de door hem gebrekkig gekeurde wilde vermorsselen. - Maar, zeide bacon, het zou my aangenaam zyn, indien gy my onderrigtte, waarom de aangeduide gedeelten eene zo strenge ver-