| |
Voorstel, wegens de middelen, om den visch te vermenigvuldigen. Volgens C. Nouel, Lid van het Institut van Instruth, te Rouaan.
Den Schryveren van de Vaderl. Letteroefeningen.
Medeburgers!
‘Misschien valt 'er voor den Vaderlande nut te trekken uit het volgend Stuk; en zo niet, zal het, als eene bespiegeling tot de Visschen behoorende, met genoegen geleezen worden. Althans ik bied het Ul. ter plaatzinge aan,’ enz.
| |
| |
Staa my toe, uwe aandagt op te roepen, om te hooren na de voordeelen, welke Frankryk zou kunnen trekken, door de vermenigvuldiging van Visch aan te moedigen; een tak, ter algemeene welvaard strekkende, al te zeer verwaarloosd, ondanks de Proefneemingen onzer Nabuuren, en derzelver voordeeligen uitslag. Het is een ongeöpende myn, der bewerking van volksvlyt aangebooden. Welke voortbrengzels mogen wy niet verwagten, indien onze Vaderlandlievende poogingen, derwaards heen gewend, ten doel hadden, de eigenaartige voortbrengzels onzer Rivieren te vermenigvuldigen, en zo veele meiren en andere wateren, door lang verzuim nutloos geworden, weder te bevolken!
Twee wegen zou men, ter bereiking van dit einde, gereedlyk kunnen inslaan. De eerste is gelegen, in uit de Meiren na de Rivieren, en uit de Rivieren na de Meiren, Visschen, in een derzelven alleen gevonden, over te brengen; - de tweede, in versch water, als 't ware ongevoelig, en door middel van kunstvyvers, over te planten Visschen uit zout water; de voorkeuze geevende aan die soorten, welke, uit hoofde van derzelver leevenswyze, voor deeze standsverwisseling het geschiktst schynen.
Reeds hebben wy voorbeelden gezien van Visch, uit de eene Rivier in de andere, of uit een Rivier in een Meir gebragt, en omgekeerd. Dit heeft men, met vrugt, gedaan, in Duitschland, met den Elft, waarmede men vyvers, en stilstaande, doch zuivere wateren, bevolkt heeft, daar zy een grond van zand of steengruis hadden, door de Elften, boven alle andere, verkoozen. In den Jaare 1779 schreef my Dr. bloch uit Berlyn, dat deeze proeve volkomen gelukt was. Het is niet langer dan vyftig jaaren geleden, dat Mr. copland, van Colleiston, Baars bragt in de Ken-loch en de Rivier Urr, waar dezelve wonder wel tierde; dit is ook het geval geweest met de Forellen, genomen uit de Rivier Leven, en geplaatst in Loch-long, in het Land van Renfrew. De Karper, een visch, eigen aan warme lugtstreeken, heeft men, van tyd tot tyd, overgevoerd in de Meiren en Vyvers van Pruissen, Deenemarken en Engeland. Linnaeus verklaart stellig, dat de Karper voortyds niet bekend was in Zweeden; en, zo verre ik weet, is dezelve nog onbekend in Lyfland, of ze moest binnen zeer weinige jaaren daar bekend geworden zyn. De versch- | |
| |
water Gourami op Isle de France, waar dezelve verbaazend zyn vermenigvuldigd, kwamen oorspronglyk van Bengale. 't Was de Heer poivre, die wysgeerige Landbestuurder, die de eer hadt om de Rivieren van dit Eiland te voorzien met een Visch, die in goedheid en gedaante vergeleeken mag worden met den Elft. Dat kleine Vischje, welks goud- en zilver-kleuren wy allen bewonderen, de
Chineesche Dorado, werd uit het Noorden van China na Europa overgebragt. Indien men zo veel gedaan heeft om een nutloos Vischje, enkel hooggeschat van wegen de glinsterende schubben; indien men het wyde Zeeën heeft overgevoerd, enkel om in onze kamers in glazen te zwemmen, of Vischvyvertjes te voorzien; waarom zou men dezelfde moeite niet aanwenden, om nuttige Visschen voor de Menschen te bekomen, die aan de moeite en kosten beter beantwoordden?
De Romeinen, verzadigd van overwinningen en zegepraalen, ontvingen uit het schattingschuldig gemaakte Asia de zeldzaamste Visschen, om te praalen op hunne tafels, by het houden hunner Feesten. Wat de Romeinen deeden ter verzadiging van de weelde der Ryken, laaten wy dit doen ten nutte van de Armen; aan ieder Rivier in Frankryk de weldaadige zaaden schenken van nieuwe vrugtbaarheid, die derzelver voortbrengzels zullen vermenigvuldigen.
Onze Rivieren bevatten niet meer dan omtrent twintig daaraan eigene Visschen, en eenige zwervende, die, op zekere tyden van het jaar, tot zekere hoogte van de monden der Rivieren opzwemmen, of, gelyk de Salm, zo verre zy kunnen, opkomen. De kleine Rivieren tellen nog minder soorten; by de meesten bepaalt het zich tot de Seelt, de Forel, de Aal, en eenige andere kleine van weinig waarde. Hoe voordeelig zou het weezen, in deeze Rivieren eene menigte van vreemde Visschen te planten, die in deeze wateren een voedzel zouden vinden, met hunnen smaak overeenkomende; die 'er eene lugtsgesteldheid zouden aantreffen, zo overeenkomstig met derzelver behoefte, als gunstig tot de voortteeling!
De Seine, die ik ten voorbeelde wil neemen, voedt verscheide soorten van Salmen; dan hoe veele andere Vischsoorten zou men 'er kunnen hebben! Bezit de Seine Salm, dezelve derft den Thymallus en Umber van Au- | |
| |
vergne, den Lavaret, de Murena van Duitschland, de Grilse van Schotland, de Pala van Zwitzerland, en de Ferra uit het Meir van Geneve, enz. Waarom zou niet de Carpio van het Meir Guarda, de Schwartz-ritter uit de Meiren van Berchstoldgaden, eene heerlyke soort van Salm, hoog gepreezen door den Baron de mol, een Natuurkundige van Salzburg, voortteelen in Frankryk, indien die grond, waaraan zy meest gehegt zyn, hun bezorgd werd, aan den voet van de Ardennes of het Voigtsche gebergte? Waarom zouden die Visschen niet allengskens overgeplant kunnen worden in onze kleindere Rivieren? Kan men gelooven, dat de talryke stam van Forellen, de witte, de roode, de zwarte, de geelvlekkige, met zo veele andere Vischsoorten, die in de Rivieren van Schotland zwemmen, zouden weigeren by ons te komen woonen? Neen. 'Er valt niet aan te twyfelen, of zy zouden derwaards medebrengen hunne vrugtbaarheid en dien overvloed, welke dezelve zo dierbaar maakt in derzelver geboorte-wateren. Het geval zou het zelfde weezen met de Boudelles en Huglings, ons aangebooden door de Meiren van Zwitzerland; met den Gudgeon, den Cyprinus Ballarus, en de Salmo Umbla, in de Rivieren van
Neder-Duitschland. - Dat wy, derhalven, met deeze Landen een wysgeerige ruil doen van den besten Visch uit Frankryk, voor dien, welken wy verlangen te bezitten.
De tweede wyze, om het getal en de hoeveelheid van de eigenaartige voortbrengzelen onzer Rivieren te vermeerderen, bestaat, gelyk ik heb aangemerkt, om in versch water Visschen uit zout water over te brengen.
De Natuur zelve verschaft 'er ons voorbeelden van; en wy hebben geene mislukking te vreezen, indien wy haar ter Leidsvrouwe neemen. Visch, oorspronglyk in zout water voortgebragt, is uit eigene beweeging versch water gaan bewoonen, waar dezelve alle herinnering verlooren heeft van het geklots der golven, waarin derzelver soortgenooten zwemmen. Verscheide wateren in Schotland zyn vol Salmen, die den vry omzwervenden staat verwisseld hebben voor een stiller leevenswyze, en daaraan geheel gewend zyn. De Salm van de Rivieren Cluden en Nith, zo wel als die van de Dee, zyn baarblyklyk Inboorelingen; de gedaante wyst het uit. De Steur en verscheide soorten van Salmen, door pallas waargenomen in de Kama, blyven daar, volgens dee- | |
| |
zen Natuurkenner, bestendig, en daalen nimmer na de Caspische Zee af. Deeze beroemde Reiziger vondt den Zeehond in het Meir Baikal, schoon dezelve nooit gevangen wordt in de Enissi, noch in de laager Angora. Hy veronderstelt, dat de Zeehond in dat Meir gekomen is by eene groote verandering op de oppervlakte van onze aarde, of by eenige andere zeldzaame gelegenheid. Aan den eenen kant zien wy de Foudre, een Zout-watervisch, tegenwoordig de Seine bewoonen, en op de oevers van Tournidos, vier-en-twintig mylen boven Rouaan; aan den anderen kant vondt liancourt den Haring in de Elk, in de Potowmack, Hudsons Rivier, en de Delaware, Stroomen in Noord-America; en volgens twiss wordt dezelfde Visch in de Versch-water-meiren van
Ierland gevangen, en in verbaazende menigte gevonden in de Wateren van Loch-Lomond en Loch-Eck, in Schotland; dezelve zwemt ook de Rivier Firth op, met den Salm, tot op een vry grooten afstand van de zee. In Pruissen heeft men denzelven gezien in den Oder en omstreeks Stettin, op den afstand van meer dan negentig mylen van den mond dier Riviere. De Visschers van Marken en Enkhuizen treffen den Haring aan in de Zuiderzee, voornaamlyk omtrent het einde van den Vischtyd.
'Er valt, derhalven, geen twyfel aan, of deeze onderscheidene soorten van Zout-water-visschen zouden gemaklyk in Versch-water-visschen kunnen hervormd worden; en dit zou het geval weezen ten opzigte van veele andere soorten, indien men behoorlyke voorzorgen aanwendde naa de verplaatzing, en alle aandagt besteedde om zich van een goeden uitslag te verzekeren. Wy hebben een voorbeeld hiervan in de Meiren van Oost-Friesland. De groote Schol, daar geplant uit de Noordzee, is 'er by millioenen vermenigvuldigd: deeze bevolkt de wateren, die voorheen geheel van visch ontbloot waren.
Is 'er, aangemoedigd door deeze voorbeelden, eenige grond om aan den goeden uitslag te twyfelen? Heeft niet 's menschen vlyt, door aanhoudend betoon daarvan, uitkomsten doen standgrypen, verbaazender dan die wy uit de voorgestelde proefneemingen mogen te gemoet zien? Door zorg en oplettenheid is hy in staat geweest om Trekvogels, op wydafgelegene breedten gebooren, landeigen en tot huisvogels te maa- | |
| |
ken. Zich ontdoende van de hebbelykheden des wilden en vryen staats, heeft de Oijevaar, de Gans, de Eenden van veelerlei soort, het aantal van ons Gevogelte vermeerderd, en het getal onzer Huisvogelen doen toeneemen. Het Konyn heeft de ouderlyke holen vergeeten voor de hokken; de Duif en de Tortelduif de verouderde boomstammen, waarin zy nestelden, verwisseld voor de hun toebereide wooningen, te midden van ons; en van deezen beminnelyken Vogel tot dat moedige Dier, 't welk zo veel deels neemt in der menschen arbeid, hoe veele leevende weezens hebben hunne leevenswyzen veranderd, en verwisseld voor behoeften, tot welke wy hun gedwongen hebben! De Mensch, Heer der Natuure, heeft zyne heerschappy niet bepaald tot die, welke hy over de Dieren uitoefent; en hoewel zyn beheer over het Groeiend Ryk buiten de grenzen van zyne magt gesteld schyne, heeft hy Boomen en Gewassen van allerlei soort aan proefneemingen onderworpen, welker uitslag bykans tot het wonderdaadige opklimt. Geleid door den geest der Uitvindinge, heeft de kunst allerwegen gezegepraald. Wat, derhalven, voorheen gedaan is voor de oppervlakte der Aarde, door uit verscheide oorden der wereld Planten op eene plaats zamen te voegen, waar zy tot verbaasdheid groeijen, - dat wy ook ditzelfde doen tot bevolking der Wateren.
Ten Jaare 1799 had ik de eer, om, op eene der Zittingen van het Nationaal Institut, een Stuk voor te leezen, over de middelen en de voordeelen, om den Haring, een Zout-water-visch, in de wateren der Seine, by derzelver mond, te doen huisvesten. Het verslag van de verrigtingen, te werk te stellen om dit einde te bereiken, welke ik toen aanwees, is niet geschikt om hier plaats te vinden; genoeg voor my is het, thans te vermelden, dat het verslag, daarop uitgebragt door lacepede, cuvier en tessier, geheel ten voordeele daarvan strekte.
Tegenwoordig ben ik nog sterker overtuigd van de gepastheid der toen door my aangeweezene middelen; en ik twyfel in geenen deele, of de proeve zou, indien Kunstvyvers op de kanten der Riviere werden aangelegd, eenen volmaakten uitslag hebben. Ieder, die een Visch vangt, zegt Dr. franklin, haalt uit het water een stuk gelds. Mogt deeze grondregel en
| |
| |
het voorbeeld van dien Wysgeer niet verlooren zyn voor de nakomelingschap! Mogt dezelve veeleer vrugt draagen, gelyk een welgevoede zaadkorrel, in een vrugtbaaren grond gezaaid! - Dr. franklin, waargenomen hebbende, hoe, in Nieuw-Engeland, de Haringen in een der Rivieren uit de Zee opzwommen, terwyl men nooit één enkelen van die Visschen zag in eene andere Rivier, van de eerstgemelde alleen door een landtong afgezonderd, en die desgelyks gemeenschap hadt met de Zee, nam de bladen van eenige planten, waarop de Haringen kuit geschooten hadden, die reeds bevrugt was, en bragt dezelve over in de Rivier, nooit door deezen Visch bezogt. De uitslag deezer proeve ging zyne verwagting te boven: de daar geplaatste kuit bragt jongen voort; en in het volgende jaar was die Rivier vol Haring; en zy hebben voortaan deeze Rivier niet min dan de andere bezogt.
Dan het is de Haring niet alleen, welke ik wensch in onze versche wateren over te planten. Ik wilde 'er verscheide andere soorten byvoegen, en de grootstmogelyke aandagt besteeden op den aart des waters, voor ieder soort best geschikt. Deeze gelukkige keuze is eene hoofdzaak, om zich van een goeden uitslag te verzekeren; dan ik zou inzonderheid voor deeze Vischplanting de Visch kiezen, in Meiren voorkomende, die, schoon min bekend, talryker zyn, dan men gemeenlyk veronderstelt, en ook talryker moeten weezen.
Op het tydperk der groote omwentelingen op onzen Aardkloot, wanneer een gedeelte van de oorspronglyke aarde uit het midden van den Oceaan te voorschyn kwam, en plekken waters gevormd werden zonder stroomen, vonden zich de Vischsoorten zeer onderscheiden verspreid. Elk Meir in Zwitzerland en Beijeren bezit eenige soorten, daaraan zo byzonder eigen, dat men ze niet aantreft in eenig Meir daaromstreeks. Bepaald in derzelver naauwe kommen, hebben deeze afgezonderde soorten, als 't ware, een groeijend leeven, van de andere Vischwereld afgezonderd. Deeze in die Meiren als opgeslootene Visschen zou ik bovenal, en in de eerste plaats, tot myne proeven willen gebruiken, en ter voortzetting van myn plan aanwenden.
Dit plan zou, in de daad, vergezeld gaan van twee voordeelen, behalven de vermenigvuldiging van leeftocht, welke in 't einde daarvan het gevolg zyn moet.
| |
| |
- Vooreerst. De vermenigvuldiging van Visch, zo op zichzelven als in soorten, zou aanleiding geeven tot invoeren en toebereiding derzelve, om het gebruik van deezen Visch algemeener en uitgestrekter te maaken. Behalven de menigte, versch gebruikt, kunnen veele gezouten, gerookt of gedroogd worden, ten grooten voordeele. De Schotten voeren veel Visch uit na verre landen. Salm, gerookt op de wyze der Lyslanderen, wordt te Hamburg zeer gezogt, schoon de Elve vette Salmen oplevert. De Grundel kan men droogen, gelyk op het Eiland Oëzel; de Schol en de Schar, gelyk de Hollanders te Katwyk. Pallas schryft, dat Elft zeer geschikt is om gerookt te worden, en meldt, by die gelegenheid, van de Mardouach-Tschouvasches, dat zy in de open lugt veele van deezen Visch, welke zy niet onmiddelyk kunnen gebruiken, droogen. Alle Visschen van het soort der Salmen bykans, veele van het Karper-geslacht, zyn geschikt voor verscheide wyzen van toebereiding; 't geen 'er eene bykomende waarde voor den handel aan byzet.
Ten tweeden. Indien de Maatschappy, aan den eenen kant, wint in de vermenigvuldiging van voedzel, zal de Weetenschap, aan den anderen kant, groote voordeelen uit deeze handelwyze trekken, ten aanziene van de vermeerdering van kundigheden. Meerder Vischsoorten verzameld zynde, zullen zy te minder in staat weezen om het oog des waarneemers te ontgaan, die zich dus te beter in staat zal gesteld vinden om alles te onderzoeken, wat het zintuiglyk gestel, de voeding, de voortteeling en de leevenswyze der Visschen betreft, en, waarin derzelver overeenkomsten en strydigheden bestaan, leeren. Wy weeten weinig van het bedryf der Visschen. Wy hebben ons egter niet te verbeelden, gelyk bonnet zeer gegrond opmerkt, dat derzelver éénige bezigheid bestaat in elkander te verslinden.
Dat wy ons, derhalven, deeze Visschen bezorgen. Men weet, dat in Duitschland de Visch leevend vervoerd wordt, tot op een afstand van zestig en meer mylen. Laaten wy deeze aangenomene Vischsoorten in welingerigte Vyvers plaatzen, waar zy de Meiren zullen vergeeten; waar zy 't hun gewoone voedzel zullen aantreffen, alsmede hun beschuttende verblyf in die waterplanten, waaraan zy van jongs af gewend zyn, en zy zich genoopt vinden om een nieuw geslacht voort te
| |
| |
brengen. - Stook- en bewaarkassen vervaardigen wy voor Planten; laat ons eene nieuwe soort voor Visschen aanleggen. Eene zeer middelmaatige som zal genoegzaam toereikende weezen om eene groote menigte van soorten te verzamelen; en wy zullen welhaast voor onze uitgaven en moeite dubbele intrest ontvangen. De Visschery is de Landbouw der Wateren; de Visschen zullen zelve de moeite neemen van het zaad te zaaijen, en de Mensch zal niets meer te doen hebben, dan den oogst in te zamelen.
|
|