Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize van Amsterdam over Madrid en Cadix naar Genua, in de Jaaren 1797 en 1798. Naar het Hoogduitsch van Christian August Fischer. Met een Aanhangzel, over het reizen in Spanje. Te Leyden, by L. Herdingh, 1802. In gr. 8vo. 385 bl.Met Spanjes inwendige gesteltenisse zyn wy, in den laatsten tyd, veel meer dan voorheen bekend geworden. Townsends Reize door dat Ryk, in de Jaaren 1786 en 1787, laat ons niet verlegen, om, behalven den aart der Inwoonderen, ons alle byzonderheden, met opzigt tot den Landbouw, Manufactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen, te doen kennenGa naar voetnoot(*). 't Is ook deeze Reiziger, op welken fischer, wiens Reisverhaal wy thans voor ons hebben, zich te meermaalen beroept, benevens anderen, die hem in den laatsten tyd derwaards voorgegaan zyn, inzonderheid bourgoing. De gunstige oordeelvellingen over fischers Reize, in verscheide der beste buitenlandsche Boekbeoordeelingen, wekten den Vertaaler op, om dezelve zynen Landgenooten verduitscht te schenken. De Brieven, waarin het Werk geschreeven is, hebben eene zeer onderhoudende wyze van voordragt. Alleen zou men 'er op mogen aanmerken, dat de styl nu en dan boven den briefstyl klimt. Te meermaalen ontmoeten wy be- | |
[pagina 507]
| |
schryvingen van dien aart als deeze des Avondstonds: ‘De zonneschyf wordt grooter, en haare straalen worden langer. Van gouden wolken omgeeven, zinkt zy dieper, en purpre luchtgebergten legeren zich rondsom haar. Dan nog eenmaal ziet zy met zuiveren glans door dezelve heen, en vergult de zeilen der schepen, tot zy eindelyk zacht in de baaren nederzinkt, en een roozenverwige flonkering over zee en lucht tintelt.’ Het eerste zevental Brieven schenkt ons de Zeereis uit de Maas tot Bourdeaux, met afwisselende ontmoetingen. De VIIIste en IXde B. beschryven die Stad, derzelver Handel en Inwoonders. Zie hier het Character der Gasconjers, door fischer opgemaakt: ‘Men heeft zoo veel van de Gasconjers verhaald, en wel veel overdreevens; doch over 't geheel is daaraan toch iets waars. De Gasconjer spreekt altyd hyperbolisch: zyne eigene verdiensten vertoonen zich aan hem in deeze figuur. Hy moet altyd van zichzelven spreeken, hy moet overal vertoon maaken, wanneer hy op zyn plaats zal weezen. Hy weet alles, hy heeft alles gezien, hy was zelfs by de schepping der wereld tegenwoordig. De Gasconjer liegt, zonder het te weeten, hy snydt op, zonder het te willen, hy spreekt tegen zonder bitterheid, hy beledigt zonder oogmerk. Zyn karakter is belachlyke ydelheid en onschadelyke windmaakery.’ - Onze Reiziger geeft verslag van den Wynhandel aldaar, en van den treurigen staat des Handels ten dien tyde (1797.) De Xde en de vier volgende Brieven leeren ons Bayonne kennen, en treffen wy hier eene uitweiding aan over de Chocolade. Eene Scheepsreize van daar, en het verblyf te Guetaria, in Biscayen, doet ons die plaats uitvoeriger kennen, dan men misschien elders aantreft. - In Bilbao gekomen, houdt hy zich daar op, en loopt een zevental Brieven over die Stad, welke in eene byzondere betrekking tot Spanje staat. Van derzelver Inwoonderen vinden wy eene allergunstigste beschryving. Nooit waren de Franschen hier in agting, en de natuurlyke haat der Biscayers in 't algemeen ‘is,’ schryft onze Reiziger, ‘door de laatste staatkundige gebeurtenissen tot afgryzen opgeklommen. Francès! a la Francèse! is een schimpnaam en eene schandlyke vergelyking geworden, welke het gemeen | |
[pagina 508]
| |
en de straatboeven met het werpen van steenen pleegen te vergezellen. Meer bemind zyn de Engelschen, niettegenstaande hunne bekende kettery, van welken veelen, hoewel het oorlog is, zich met Americaansche Passen hier ophouden. - De haat tegen de Franschen maakte nogthans by de geëmigreerde Geestelyken eene uitzondering, en men ontving deeze ongelukkige menschen met veel grootmoedigheid en menschenliefde in zyn midden. Doch, daar hunne medebroeders hun geene Mis in de Stad wilden toestaan, zoo verspreidden zy zich by duizenden in de nabuurschap; gelyk dan Pugaletti, Santa Ursa van dezelve vol zyn. In 't geheel zegt men, dat in gansch Spanje by de 22,000 gebrek lyden. Zy verbinden met de zes Groschen, welke zy dagelyks aan Misgeld hebben, mechanische en medicinaale werkzaamheden, geeven onderwys in taalen, woonen by ryke Domheeren in, om hun gezelschap te houden, en wat dies meer is, en zoeken op die wyze hun treurig leeven te verlengen. - Voor den 5 September 1797, die hunne hoop van terug te zullen keeren op eens vernietigde, kwamen zy by gansche schaaren te Bilbao. Honderden waren reeds over de grenzen; duizenden bevonden zich op zeilvaardige schepen, toen de schriklyke omwenteling voorviel. In welk een secte men ook opgetoogen zy, men kon deeze hulplooze menschen, die hunne vreedzaame schuilplaats in het binnenste van Spanje verlaaten en hun laatste vermogen aan deeze reize te koste gelegd hadden, niet zonder innig medelyden aanzien.’ De XXVI en XXVII Brieven geeven een onderhoudend berigt der Reize van Bilbao na Madrid. Om een voorbeeld te geeven, hoe fischer de reisvoorvallen verhaalt, diene het volgende, 't geen zonderling genoeg is. Op dien tocht ‘werd zyn muildier, 't welk niet geëeten had, krank bevonden. Dit gaf aanleiding tot eene beraadslaaging der gezamenlyke Arrieros, welke juist bezig waren met op te laaden, en de meesten rieden tot uitrusten, doch de dag ging voorby en het dier werd niets beter. Men had het met witten wyn gewasschen, men had het een drank ingegeeven, en met zekere zalve bestreeken; niets had geholpen. Wat was anders mogelyk? Het dier moest betooverd zyn. - Om de betoovering te doen ophouden, bragt men alzoo eene menigte van beelden van Heiligen en Rozen- | |
[pagina 509]
| |
kranssen met een tobbe met wywater aan. De Ezel werd onder de staldeur geleid, met den kop na de zyde van de Kerk geplaatst, met de beelden en de rozenkranssen behangen, van een oud wyf, onder het murmelend uitspreeken van verscheide Aves, plegtig van den vloek ontheeven, en ten laatsten van boven tot beneden met het wywater begoten. In de daad begon het dier binnen weinig uuren te eeten, en was den volgenden dag geheel hersteld. Zonder het wywater te willen verachten, veroorlof ik my, naar de grondstellingen van myn Godsdienstig Genootschap, ten minsten eenigen twyfel. De Ezel, namelyk, scheen, volgens verscheide verschynzelen, eene verstopping van het water te hebben; het koude wywater deed misschien het water vloeijenGa naar voetnoot(*), en hy was geneezen.’ Madrid heeft een ruim aandeel in 's Reizigers beschryving; deeze loopt van den XXVIII tot XXXIV Brief, en gaat, wat de Letterkunde betreft, van een Toevoegzel vergezeld. Hoewel men hier veel beschreevens aantreft, dient de leevendige verhaaltrant tot wegneeming van het verveelende, 't geen anderzins daaruit zou gebooren worden. Van Madrid zet fischer de reis na Bajados voort, welke Stad haar aandeel in de beschryving krygt, gelyk ook Seville. Leezenswaardig zyn hierover de XXXV-XXXVII Brieven. Met den XXXVIII Brief komt de Reiziger te Cadix. Wellust heeft hier haaren zetel gevestigd, en wordt dezelve op het Tooneel offer gebragt. ‘Het geen,’ schryft hy ‘de Inwoonders van Cadix het meest aan het tooneel boeit, zyn de dubbelzinnige naspelen (Sagenetes) en de wellustige danssen (Voleros). De eersten ontblooten de geheime geschiedenissen van het gezellige leeven, de laatsten bootzen de geheimen der liefde na. - Het Schouwspel is geëindigd, het tooneel verandert in eene prachtige kamer, het Orchest begint weder te speelen, de klaphoutjes laaten zich hooren, en uit elken hoek van het tooneel zweeft een danzer en eene danzeres te voorschyn, beide in de nette Andalusische dragt, welke voor den dans is uitgevonden. Zy ylen met een vaart op elkanderen toe, als of zy | |
[pagina 510]
| |
elkanderen gezogt hadden. Reeds wil hy de geliefde omarmen, reeds schynt zy zich in zyne armen te storten, als zy zich plotslyk omdraait, en hy half vertoornd het zelfde doet. Het Orchest maakt eene pauseGa naar voetnoot(*), beide schynen besluitloos te zyn; maar de nieuwe muzyk wekt hunne beweegingen door haaren invloed andermaal op. Vuuriger zoekt de minnaar zyne wenschen uit te drukken, en tederder schynt de geliefde hem aan te hooren. Haare oogen worden smachtender, haar boezem verheft zich sterker, haare armen breiden zich na de zyne uit; vergeefs; zy wykt nog eens schichtig terug; maar de nieuwe pause geeft beiden nieuwen moed. Sneller verheft zich de muzyk, en meer bevleugeld volgen hunne schreden. Buiten zich van verlangen, ylt hy nog eens op haar aan; met gelyke gewaarwordingen komt ook zy hem te gemoet. Hunne blikken verzwelgen elkanderen, hunne lippen schynen zich te openen, de zoete schaamte houdt haar nog zwak terug. - Maar stormachtiger ruisschen de snaaren, en heviger wisselen hunne beweegingen af. Eene dronkenschap, eene duizeling, eene wellust schynt beiden te vereenigen, elke spier zich tot genot te spannen, ieder blik der oogen den laatsten te gemoet te vliegen. Plotslyk zwygt de muzyk, de danssenden verdwynen als in eene zoete matheid, het gordyn valt, en de toeschouwers ontwaaken. De Volero is een leevendig tafereel van het genot, door alle deszelfs nuances, van het eerste ontwaaken der begeerte tot aan het laatste oogenblik der bevrediging. Maar de gansche ry der beweegingen draagt het character der ontwikkeling. Van alles afgescheiden, 't welk de begoocheling stooren kon, vertoonen zich deeze beelden met eene sterkte, welke herinneringen en verwachtingen even leevendig bezig houdt, zonder ze te doen bloozen. De Fandango verdooft de zinnen, de Volero verrukt dezelve; de Fandango schildert het ruwe genot, de Volero de betooning der tederheid. Klimaat, levendigheid, schoonheid en bedree- | |
[pagina 511]
| |
venheid maaken de Andalusiërs voor deezen dans byzonder geschikt. Men zie dezelve van een paar, welks gestalte alleen door hun talent overtroffen wordt, en men zal groote en kleine balletten, als doode Figuuren-danzen, daarby vergeeten. Een dans, die zoo leevendig tot het gevoel spreekt, 't welk de gansche natuur bezielt, 't welk alleen het egoisme der menschen kan maatigen, zou die niet meer betooverend dan elke andere zyn?’ Den Koophandel vondt hy te dier Stede door de blokkade der Engelschen gestremd; doch den Sluikhandel sterk. Van Cadix vervolgt de Reis na Valencia, in den XL Brief voorgedraagen. De volgende leert ons Valencia kennen. Het schoon tafereel van de ligging dier Stad en der Landstreeke hangen wy voor onze Leezers op. ‘Om de bekoorelyke ligging van Valencia met eenen blik te overzien, moet men op den Toren van de Domkerk of Miguelet klimmen. Ik ken de schoone gezichten van het Waadland en van de ommestreeken van Geneve; maar de Tuin van Valencia, (la Huerta de Valencia) zoo als de Inwoonders zeggen, overtreft die alle. Nergens heb ik nog zoo veel rykdom van begroeijing, zoo veel verscheidenheid van aanbouw en bevolking, zoo veel bekoorelyke frischheid van eene landstreek gevonden. Deeze verrukkelyke, altyd groene vlakten, van glinsterende beeken doorsneeden, met tallooze landhuizen en dorpen bedekt; deeze zachte stroom met zyne bloeiende oevers en prachtige bruggen; die donkere afgelegene ryen van bergen, op welke de klaare hemel zwemt; dat spiegelgladde meir Albufera, en de blauwe zee met blinkende zeilen, alles vereenigt zich, om dit gezicht misschien tot een der schoonsten in Europa te maaken. - De gansche landstreek om Valencia is op zich zelve een groote, bekoorelyke wandelweg; intusschen vindt men aan de overzyde van den stroom ook eene eigenlyke Alameda. De grootte van den omvang, de menigte der alléén, de hooge schaduwryke boomen, de enkele tuinen en vrye grasperken, de altydduurende lentegeur, alles werkt tot de aangenaamheid van deezen wandelweg mede; doch dezelve zou nog verhoogd worden, wanneer de schepen over den minder droogen stroom tot aan de Stad konden komen.’ In alle opzigten is fischer over Valencia verrukt, en zyne ver- | |
[pagina 512]
| |
rukking stort zich ter penne uit. Gaarne wilden wy, maar wy kunnen hem niet volgen. Hy kan zynen Brief niet besluiten, zonder een paar woorden van zynen Waard en Waardin te zeggen; - wy niet nalaaten, dit af te schryven. ‘Man en Vrouw waren twee origineelen, zoo als men die slechts in Katholyke landen vindt; beiden Godsdienstig onzinnig; maar elk op zyne wyze. By den Man heeft deeze zielenkrankheid zich naar zyn in zich zelf gekeerd melancholiek karakter gevormd: by de Vrouw vertoonen zich de kenmerken der vrouwlyke tederheid. De Man heeft zyn gantsche huis, inzonderheid zyne woonkamer, met zoogenaamde beelden van Heiligen versierd, welke eene zeer volkomene verzameling van Augsburgsche schilderyen zyn. Voor deeze pleegt hy uit kracht eener gelofte driemaal daags zyne gebeden op te zeggen, 't welk telkens twee uuren duurt. Voor 't overige legt hy zich harde kastydingen op, spreekt zeer weinig, leest geestlyke boeken, of zit uuren lang met geslootene oogen, en is op den rechten weg om uitzinnig of een Heilige te worden. De Vrouw, daarentegen, is eene veel zachtere Dweepster; haare vroome wensch draagt het karakter der zachte vrouwlykheid. Zy heeft zich tot Slavin der Heilige Drieëenheid (Esclava de la Santissima Trinidad) laaten aanneemen, en uit dien hoofde van haaren Biechtvader eene plegtige verklaaring in haaren naam bekomen. Zy is van daar verbonden een groot Tafereel der Drieëenheid altyd met bloemen en kaarzen te besteeken, dagelyks een zeker aantal van gebeden voor hetzelve op te zeggen, en weeklyks eene zekere som aan haaren Biechtvader als Agent der Trinidad te betaalen. Intusschen scheen dit alles haar tot haare zaligheid nog niet voldoende te zyn. Zy had zich alzoo een beeld der zoogenaamde heilige Maagd laaten maaken, voor wie zy eene volkomene Garderobe tot dag- en nachtkleederen houdt. Kaarzen, bloemstokken enz. mogen ook hier niet ontbreeken. Voor 't overige is onze Esclava een zeer vriendelyk, aanvallig wyfje, wier geestlyke gevoelens aan de tegengestelde geen hinder doen, te meer daar haar Echtgenoot in dit stuk reeds lang een van het ligchaam ontbonden Heilig schynt te zyn.’ De reis na, en de Brief over Barcelona staat in waarde met de andere gelyk; zo ook die over de Hieri- | |
[pagina 513]
| |
sche Eilanden, op reis aangedaan. De laatste of XLV Brief, Genua betreffende, in October 1798 geschreeven, heeft niet veel te beduiden. Behalven het op den Tytel beloofde Aanhangzel over het reizen in Spanje, vinden wy ook eene Bylaage, tot de Weetenschappen betrekkelyk. Schoon de Vertaaler zich, over 't algemeen, van zynen pligt gekweeten hebbe, zullen Nederduitsch kundige Leezers te veel slaafsch overgebragt Hoogduitsch in de overgenomene stukken ontdekt hebben; en deeze zyn ten dien opzigte de ergste niet. Wenschlyk ware het ook, dat hy het Duitsche Geld tot onze Munt hadt overgebragt. Of het hem, dan den Drukker te wyten zy, dat het Werk zo vol Drukfouten is, weeten wy niet. De Verbeteringen, die slegts ééne bladzyde beslaan, zouden, alle opgemaakt, 'er meer vullen. |
|