Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOverdenkingen van den aart, de bewaaring, de opheldering en uitbreiding van het Euangelie vóór de geboorte van Jesus Christus. Door C. van der Leeuw, Predikant te Hoorn. 5de Stukje. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1801. In gr. 8vo. 202 bl.In dit vyfde Stukjen vervolgt de Eerw. van der leeuw zyne leerzaame Overdenkingen, over de voortplanting der belofte eenes toekomstigen Verlossers vóór de geboorte van Jesus Christus, op dezelfde wyze, waarvan wy, reeds meer dan eens, verslag gedaan hebbenGa naar voetnoot(*). Hy overweegt, met dat bepaald doel, de geschiedenissen van Isaac, Jacob en Josef, en van hunne nakomelingschap, geduurende derzelver verblyf in Egypte, alsmede van de opvoeding van Moses, diens vlucht uit zyn geboorteland, en goddelyke zending, ter verlossinge der Israëliten uit Egypte. Hier en daar hebben wy gepaste ophelderingen der aartsvaderlyke geschiedenissen, en schrandere aanmerkingen, over het nuttig gebruik derzelven, aangetroffen. Maar over 't geheel houdt zich de Leeraar te veel aan afgesletene begrippen, die hy overal inmengt, en tot het voornaame richtsnoer stelt van deze overdenkingen. Voornaame Mannen hebben ons sedert lang geleerd, de Bybelgeschiedenis uit andere oogpunten | |
[pagina 402]
| |
te beschouwen. Eenigen hunner Schriften schynen aan den Hoornschen Kerkleeraar niet geheel onbekend te weezen. Maar wat houdt dan toch nadenkende beminnaars van waarheid en Godsdienst nog steeds terug, om hun voetspoor te betreeden, en het eenmaal ontstoken licht, naar hun vermogen, rondom zich verder en verder te verspreiden! Men leeze 's Mans aanmerkingen over Jacobs Droom en Worsteling, Gen. 28 en 32; over de vermaarde Voorspelling, Hoofdst. XLIX: 10, en de uitroeping van den stervenden Aartsvader, vs. 18, waarby de Schryver zich ook nog aan de gewoone Nederlandsche Vertaaling: op uwe Zaligheid wachte ik, Heere! blyft houden, en Jacob aan den beloofden Verlosser laat denken. |
|