Nieuwe Nederduitsche en Maleidsche Woordenschat en Spraakkunst, ten gebruike van Nederlanders, die naar de Indiën gaan. Amsterdam, by W. Holtrop, 1802. In 8vo. 104 bl.
Alles, wat wy, der Maleitsche Taale onkundig, van dit Werkje kunnen zeggen, bepaalt zich tot het uitschryven van het korte Voorberigt van deezen woordlyken inhoud: - ‘Hoe zeer verlegen men staa in een land, welks Volkstaal ons vreemd zy, kunnen welligt zeer veelen weeten of hooren, die dit leerboekjen in handen neemen; en hoe aangenaam en voordeelig het inzonderheid hun zal weezen, welken op Batavia of wel in eenig ander gedeelte der Asiatische gewesten komen, vooraf, ten minsten eenigermaate, bekend te zyn met de taal des lands, gevoelt elk, die zich in zodanig geval bevindt. - 't Is hierom, dat een der zaak kundige, door eigene ondervinding in de Indiën beleerd, zynen moederlander, ware het slechts in deezen, gaarne heeft willen ten dienste staan.’
Dit, nogthans, moeten wy 'er byvoegen, dat de Schikking beter zou kunnen weezen, en de onderscheidingen der onderwerpen naauwkeuriger en meer beantwoordende aan de daar boven geplaatste hoofd-opschriften; van welke zommige ons toeschynen overgeslaagen te zyn: by voorbeeld, onder de Afdeeling, Eenige Schryfgereedschappen, volgt, naa derzelver opgave, zonder eenige onderscheiding, bl. 13, God enz.; en eindigt deeze, een mengelmoes van zeer onderscheidene zaaken voorgesteld hebbende, met het woord Koffykan. - In de Spelling van het Maleitsch schynt de Opsteller niet vast: op de eene plaats vinden wy Hoog, Tingi; en op eene andere, Hoog, Tiengie.