paard te koop, onder de bescherming der Wet. Hoe zeer ons Land door allerlei soort van koophandel bloeijen moet, zodanig een koophandel zou hier door gene wet bescherming vinden.
Ziet hier de Geschiedenis: Louisa werd door zekeren waardigen Predikant albert, als zyn eigen kind, opgevoed; zy was de vrucht ener ongelukkige liefdedrift van zynen overledenen broeder; een jong boerenmeisjen, dat toen by hem diende, was hare moeder; dan zy zelve en allen, in dat oord, daar zy nu woonde, hielden haar voor de dochter van albert. Zy is verloofd aan een waardig man; doch lindberg, een adelyk Heer, verliefde op haar, ontdekt het geheim van hare geboorte, en koopt haar (daar de landlieden met hare kinderen lyfeigenen zyn, en die 's landheers hen treedt, ook zyn haan wordt) van den Heer harer geboorteplaats voor zyn paard. Zy wordt hem gerichtlyk overgeleverd naar de wet: hy ontvangt haar op zyn Slot, en legt het toe op hare eer. Intusschen daagt haar minnaar lindberg tot een tweegevecht, dat deze weigert, om dat party niet van adel is; doch deze verschoning geldt niet by enen Officier, den minnaar van ene harer vriendinnen; en daar de Edelman geen vriend van vechten is, belooft hy, haar den volgenden dag te zullen overgeven; dan door enen bedwelmenden drank brengt hy het meisjen dien nacht tot zyn wil, en vertrekt toen terstond naar Italien. Doch haar minnaar volgt hem, dwingt hem tot vechten, en hy valt Louisa, intusschen, bleef van hare zinnen beroofd; doch gelukkig leefde zy niet lang.
Hoe zeer wy nu deze louisa hartlyk beklagen, en zy ongelukkig hare eer verloor, zo kunnen wy haar toch geenzins aan onze Vaderlandsche Jonkvrouwen in alle opzichten als een voorbeeld aanpryzen. Ziet hier ene kleine proeve harer grondstellingen: ‘Dat een jong meisje, hetwelk de wereld wordt ingeleid, haar weinigje schoonheid zoo voordeelig mooglyk ten toon spreidt, dat een jong Heer haar zyne byzondere opmerkzaamheid betoont, dat, volgens den toon der welvoeglykheid, het meisje zyne opmerkzaamheid aanneemt, ofschoon het hart 'er weinig belang in stelt; kortom, onder ons gezegd, dat men den jongen Heer bedriegt, en zich voorbedachtlyk van hem weder laat bedriegen; dit alles zal, ten minsten wegens het aangename, dat dit listig bedryf verschaft, uwe zedekunde voorzeker verontschuldigen.’ - En op het Slot van lindberg, toen zy immers zo zeer door hem beledigd was, al had hy dan nog hare eer geen geweld gedaan, redeneerde zy dus by haar zelve, zy, de beminde en verloofde, uit eigene keus de verloofde enes anderen: ‘En wat blyft my dan overig? - wanneer hy by my aandringt, - om myne liefde smeekt,