Verscheidenheid behooren alle de Africaanen, behalven de Noordelyke.’
‘D) De Americaansche Verscheidenheid. - Deeze onderscheidt zich door eene koperkleur; zwart, stroef, recht neerhangend en yl hair; een kort voorhoofd; meer ingevallen oogen; een wel meer of min platgedrukte, doch echter vooruitsteekende neus. Over 't algemeen hebben deeze Volken wel een breed gezicht, met vooruitsteekende kinnebakken, doch het is niet plat ingedrukt, maar alle de deelen daarvan, zo men die in het profil beziet, komen meer uit, en zyn als 't ware dieper uitgesneeden. By veelen is de gedaante van het voorhoofd en den kruin door konst gefatzoeneerd. Deeze Verscheidenheid bevat de overige Americaanen (behalven de Eskimooten).’
‘E) De Maleitsche Verscheidenheid. - Deeze onderscheidt zich door eene taankleur; zwart, zagt, gekruld, dik en overvloedig hair; een tamelyk smal hoofd; een weinig bol voorhoofd; een volle, min of meer breede, als 't ware wyd uitgebreide neus, met een dikke punt; een groote mond; eene weinig vooruitsteekende bovenkaak, doch zo men de onderscheiden deelen des aangezichts van ter zyden beziet, komen ze vry wel uit en loopen uiteen. Deeze laatste Verscheidenheid bevat de Zuidzee Eilanders, en de bewooners van de Marianen, Philippinen, Molukken en Sundasche Eilanden, benevens de inwooners van 't Schier-eiland Malacca.’
In den Brief aan den Ridder banks, welke voor dit Werk geplaatst is, tracht de geleerde Schryver te bewyzen, dat de rangschikking, volgens welke linnaeus de Zoogdieren, uit de verschillende eigenschappen hunner tanden, beschreeven heeft, thans niet meer bruikbaar is, om dat 'er verscheidene zoorten ontdekt zyn, welke daarmede niet ten vollen overeenstemmen. ‘Dus (zegt de Schryver) zyn ons reeds twee zoorten van den Rhinoceros bekend, in gedaante elkander zeer gelyk, maar in gebit zo zeer verschillend, dat, wilde men nog het Systema van linnaeus volgen, men het eene zoort tot de Belluae, het andere tot de Glires zoude moeten brengen! dan zou men ook het Aethiopisch Zwyn, 't welk geen snytanden heeft, van de overige Belluae moeten afscheiden, en onder de Bruta van linnaeus tellen. Ik zwyge van den getanden Africaanschen Miereneeter, welken men als dan uit dat geslagt, 't welk