In 't wydste veld een wenk van albespieglende Oogen;
Een Hand, die heil bestemt, en opwekt of verzacht;
Een Hart, dat gloeit van gunst, van liefde en mededoogen,
Met onbezweeken trouw aan 't menschelyk geslacht:
Zo schetst men Eskulaap; zo mogt men Chiron roemen;
Maar elk, al zweeg dit Beeld, zou liever coopmans noemen.