Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801

Schets van de leevenswyze en huishouding eens boers, in de landen, op eenigen afstand van de Kaap de Goede Hoop gelegen.
Ontleend uit het bovengemelde Werk van J. Barrow.

Een rechtschapen Boer in deeze streeken, op een afstand van de Kaap verwyderd, heeft geen het minste

[p. 654]

denkbeeld van 't geen men elders by den Boerenstand, in meerdere of mindere maate, aantreft, om het leeven te veraangenaamen. Woonende in eene Landstreeke, waarin niet alleen de leevensnoodwendigheden, maar ook de verkwikkingen des leevens, door eenig vlytbetoon kunnen verkreegen worden, geniet hy geen derzelven.

Schoon hy Vee in overvloed hebbe, maakt hy weinig gebruik van Boter of Melk. Te midden van een lugtstreek en op een grond, allergeschiktst voor den Wyngaard, drinkt hy geen Wyn. Hy eet weinig moeskruiden of aardgewassen. Driemaal daags is zyn tafel overlaaden met stukken Schaapenvleesch, zwemmende in het vet der Schaapenstaarten. Zyn huis is aan het dak open, of alleen bedekt met ruwe staaken en zooden, een gunstig verblyf aanbiedende aan Scorpioenen en Spinnekoppen; de vloeren van aarde zyn met stof en vuiligheid bedekt, en worden bekroopen door een zwerm van Insecten, en eene soort van Mieren, onder den naam van Termites bekend, die, schoon niet zo vernielende als eenige andere van dit Mieren geslacht, nogthans een lastig en onaangenaam soort van schepzels zyn. De vertrekken van deezen Boer, indien hy 'er meer dan één heeft, 't welk niet altoos het geval is, zyn zeer schaars voorzien van huisraad. 'Er staat een groote kist, die al zyne roerende goederen bevat, en twee kleindere, geschikt om op den wagen gezet te worden. De zetels in zyne stoelen zyn gemaakt van riemen, uit Ossenhuiden gesneeden. De vensters zyn zonder glazen; of zyn 'er nog eenige overblyfzels van glas in, dan vindt men ze zo berookt en morssig, dat zy het licht veeleer uitsluiten dan inlaaten.

De Boer heeft egter zyne genietingen; hy is volstrekt meester van een grond, die veele mylen in den omtrek beslaat: hy is Heer over een aantal Hottentotten of Slaaven, die hy zonder eenig bedwang beheerscht. Zyn tabakspyp is bykans nimmer uit zyn mond, van het oogenblik dat hy opstaat tot hy zich weder ter ruste begeeft, uitgenomen den tyd, dien hy zich vergunt om zyn soopje te neemen, bestaande in een glas sterken drank, en om zyn vleeschmaaltyd en zyn middagslaapje te doen. - Ongenegen om te werken, en onbekwaam om te denken, met eene ziel, geheel ontheven van zorgen, geeft hy zich geheelenal over aan

[p. 655]

zinnelyken lust, en groeit tot eene overstaltige dikte, en wordt dikwyls weggerukt door de eerste ontsteekende ziekte, welke hem aantast.