daadlyk byeen vergaderd, of gewoon byeen te komen; en wordt dit woord dan zeer voeglyk vertaald door Vergadering, Zamenkomst, Gemeente: het duidt ook een zamengeschoolden Hoop Volks aan; als handel. XIX:32, 40.
De andere zin is, om eene Societeit van menschen aan te duiden, te zamen vereenigd door eenen algemeenen band, schoon niet te zamenkomende op een en dezelfde plaats, en mogelyk te groot om dus te vergaderen. - In deeze, zo wel als in de voorgaande betekenis, komt dit woord zomtyds voor by Kerklyke Schryvers, om een Staat, een Gemeenebest, te betekenen; eene betekenis, zeer naby komende aan het Latynsche woord Civitas.
Wanneer het woord εκκλησια bepaald, of ergens aan toegevoegd is, gelyk doorgaans in de Schriften des Nieuwen Testaments, als εκκλησια του Θεου, του κυριου, του Ξριστου, De Kerk of Gemeente Gods, des Heeren, van christus; of het oogmerk der plaats, waar het voorkomt, zulks aanwyst, - moet het altoos verklaard worden in de eene of de andere der twee volgende betekenissen, beantwoordende aan de twee algemeene betekenissen, zo even vermeld.
Het betekent, naamlyk, of eene enkele Vergadering van Christenen op zichzelven, overeenstemmende met de eerste betekenis, - of de geheele Christlyke Gemeente, volgens de tweede. Naauwlyks zal men zich verlegen kunnen vinden, om uit den zamenhang op te maaken, welke van beiden omhelsd moet worden, op eene bepaalde plaats. Dat het in den eerstgemelden zin moet worden opgevat, is zomtyds openbaar uit de daar by gevoegde woorden; als, by voorbeeld, της εκκλησιας της εν Κετχρεαις, der Gemeente, die te Cenchreen is, (rom. XVI:1) en τη εκκλησια του Θεου τη εν Κορινθω, De Gemeente Gods, die te Corninthen is, (1 cor. I:2) en op meer andere plaatzen. - In den laatsten zin moet dit woord altoos worden opgevat, wanneer wy in de uitdrukking of in het oogmerk der plaatze niets aantreffen om ons tot eenige bepaaling te doen besluiten; als, by voorbeeld, in dit zeggen van christus, Επι ταυτη τη πετρα οικοδομησω μου· την εκκλησιαν, Op deeze Petra zal ik myne Gemeente bouwen,
matth. XVI:18, en Ο δε κυριος προςετιθει τους σωζομενους καθƽημεραν τῃ εκκλησια, De Heere deedt dagelyks tot de Gemeente, die zalig werden, hand. II:47.