| |
Uittrekzel eener reize om de la pêrouse op te zoeken, gedaan in de jaaren MDCCXCI tot MDCCXCIV, ontleend uit het reisverhaal van M. Labillardiere, een der Natuurkundigen, tot deezen Tocht bestemd.
(Vervolg van bl. 535.)
In ons laatst gegeeven Uittrekzel lieten wy onze Reizigers in onderhandeling met de Wilden aan de Rots- | |
| |
baai. Uit nadere bescheiden blykt, dat by deezen de Veelwyvery plaats heeft, en dat zy in de Plantkunde niet onervaaren zyn. Den 27 Feb. 1792 zeilden zy uit de Rots-baai, en door de Straat van Dentrecasteaux, waar de Schepen eenigzins op 't drooge geraakten; 't geen gelegenheid gaf tot een uitstap in het omliggend land. Weinig meer dan eenige Plantkundige waarneemingen deeden zy hier op. 't Is waar, zy ontmoetten ook eenige Inwoonders; doch het onderhoud met deezen was van geene aangelegenheid. - Vervolgens ankerden zy in de Adventure-baai, welke zy op den 1 Maart weder verlieten, en digt by het Noord-einde van Nieuw Zeeland heen voeren. 't Geen hun by de Nieuw Zeelanderen ontmoette, verdient dat wy 'er by stilstaan.
De Inboorelingen hadden een groot vuur ontstooken op den hoogsten der heuvelen, die den zeekant omzoomen, en zich tot de Noord-kaap uitstrekken. Niet verre van de Kaap ons bevindende, kwamen 'er twee Canoes van strand na ons toe roeijen. Welhaast bevonden zy zich by ons; doch bleeven eenigen tyd agter het Schip, eer zy het waagden op zyde te komen. Te recht over onze gezindheid oordeelende, naderden zy egter met vertrouwen; ongetwyfeld bewust, dat de Europeaanen, die hun bezogten, nimmer de aanvallers waren, als 'er eenig geschil ontstondt. Onverwyld vertoonden zy ons bundels van Nieuw-Zeelandsche Vlas, (Phormium tenax); dezelve uitbreidende, ten einde wy de schoonheid daarvan mogten waarneemen, en ruiling met hun doen. De stoffen van onderscheide kleur, welke wy hun gaven, ontvingen zy met tekenen van de grootste voldoening; en zy leverden ons, met de grootste naauwkeurigheid, het by de ruiling bedongene. - Yzer hadt by hun volstrekt de voorkeus van alles, wat wy hun aanboden. Dit metaal is zo dierbaar in de oogen van dit oorlogzugtig Volk, dat zy betooningen van de uitbundigste vreugde deeden, toen zy bevonden dat wy des voorzien waren. Schoon wy het hun, in 't eerst, op eenigen afstand lieten zien, kenden zy het onmiddelyk zeer wel, uit den klank van twee stukken, op elkander geslaagen. - In verruiling voor onze waaren, gaf dit Volk bykans alles, wat zy in hunne Canoes hadden; en, 't geen wy voor een teken van het
| |
| |
grootst vertrouwen hielden, maakten zy geene zwaarigheid om alle hunne wapens te verruilen. De grootste hunner Speeren was niet boven de vyf voeten lang, en anderhalf duim dik; de kleinste hadden slegts de helft dier lengte: zy waren uit een enkel stuk zeer hard hout en zeer effen gemaakt. Zy gaven ons ook vischlynen, met hoeken van onderscheidene gedaanten; aan 't einde van eenige waren vederen vastgemaakt, welke dienden tot een aas, om de greetige visschen te verlokken. Verscheide deezer vischlynen waren vry lang; aan het beneden-einde was een stuk harde serpentyn-steen, om de lynen te doen zinken. Wy bewonderden de gladheid, welke zy aan deezen steen hadden weeten te geeven: dezelve was van eene ronde gedaante, met eene kleine verheevenheid boven op, die doorboord was, om 'er de lyn te doen doorgaan. Het moet deezen Wilden groote moeite gekost hebben, een steen van zulk eene hardheid te doorbooren: ongetwyfeld vorderde zulks veel tyds; doch zy hebben dien te over; want hunne behoeften zyn weinig, en de zee verschaft hun voedzei in overvloed. - Zy verkogten aan ons veel visch, door hun even te vooren gevangen. Daar is zulk eene menigte van visch langs deeze kust, dat, geduurende den korten tyd, welken wy ons aan dezelve ophielden, verscheide groote schoolen ons voorby zwommen, komende tot de oppervlakte der zee; dezelve in hun zwemmen beroerende, omtrent op dezelfde wyze als een stroom, die by stil weder over eene ondiepte loopt. - Deeze Wilden ontdeeden zich van hunne kleederen, om met ons te ruilen. Eenigen der jonge lieden hadden oorcieraaden, gemaakt van serpentyn-steen, langwerpig van gedaante, en veelal bykans vier duimen lang. Mannen van hooger jaaren droegen, als eene soort van zegeteken, een stuk van de armpyp eens menschen, met een koord om den hals, op de borst afhangende. Zy stellen groote waardye in dit cieraad. - Het is bekend genoeg, dat deeze lieden groote liefhebbers zyn van menschenvleesch; en alles, wat strekt om het denkbeeld van
zulk een voedzel voor hunnen geest op te roepen, schenkt hun het grootst genoegen. Een Matroos boodt een hunner een mes aan; en om hem het gebruik daarvan te toonen, maakte hy het gebaar alsof hy een zyner vingeren afsneedt, welken hy terstond aan zyn mond bragt, als wilde hy dien opeeten. De
| |
| |
Nieuw Zeelander sloeg alle de beweegingen van den Matroos gade, betoonde zich zeer verheugd, lachte hartlyk, en wreef van genoegen in zyne handen. Deeze lieden waren allen kloek van gestalte, en sterk gespierd. Kort naa zonne-ondergang verlieten zy ons. - Dan op 't eigen oogenblik kwam 'er een derde Canoe van den digtst by gelegen oever, met twaalf man, die terstond bylen, in verruiling voor hunne medegebragte goederen, begeerden. Eén hunner hadt reeds een byl; wanneer een ander zich tot ons vervoegde, uit al zyn magt met een ruwe stem roepende, Etokie (een Byl); en hy zweeg niet voor dat hy 'er een bekomen hadt.
Het was nu reeds nagt; en de Esperance was zo verre van ons, dat wy het Schip niet zien konden: wy ontstaken daarop eenig buskruid, om aan dat Schip eene verkenning te geeven; dan wy zagen met verwondering, dat de Inboorelingen, wel verre van eenige vrees voor de uitwerkzelen daarvan te betoonen, met den handel voortvoeren. 't Was reeds meer dan een uur donker geweest, eer zy na strand voeren. - Dikwyls peilden wy op deeze hoogte, en vonden steeds fyn zand, en van zes-en-dertig tot vyftig vademen water.
Op den 25 Maart bereikten de Reizigers de reede van Tongatabo, en vonden zich onmiddelyk omringd door de Inboorelingen, die in grooten getale aan boord kwamen. Geduurende hun verblyf op het Eiland Pangaïmotoo viel het volgende voor.
Twee Wagten waren 'er nagt en dag uitgezet op den post, welken wy op het Eiland Pangaïmotoo genomen hadden; deeze waren genoegzaam, om zodanigen der Inboorelingen te weeren, die het bestaan mogten om 'er heimlyk in te sluipen, met oogmerk om onze daar gebragte goederen weg te neemen. Ongetwyfeld hadt men geen vrees, dat zy met geweld zich daarvan zouden willen meester maaken: tegen dus eenen aanval hadt men geene voorzorge gedraagen. Een Inbooreling, egter, een hevige vlaag van een stortregen waarneemende, kwam, met het aanbreeken van den dag, agter een onzer Wagten, en gaf hem, met zyn knods, een zo geweldigen slag op 't hoofd, dat hy nederviel; schoon zyn helm veel van de hevigheid des slags afkeerde. De moordenaar vloodt ylings weg met diens snaphaan: de andere wagtdoende gaf 'er terstond kennis van aan de zodani- | |
| |
gen onzer, die in de tenten sliepen. De ontsteltenis was groot; en veelen gingen meer strandwaards, om de lange boot te kunnen bereiken, indien de Eilanders ons in grooten getale mogten bestaan te overvallen. Men hoorde het alarm aan boord van de Esperance; dit Schip was den voorgaanden avond digter aan strand gekomen: men deedt terstond eenige snaphaanschoten, om de Recherche te waarschuwen: dan onze vrees voor eenen algemeenen aanval der Inwoonderen duurde niet lang; want wy kreegen welhaast verzekering, dat de meesten rondsom onzen post nog sliepen, en dat de ontwaakten de vlugt genomen hadden. Ook bragt een Officier, die, bykans op het oogenblik des begaanen moords, dieper uit het Eiland kwam, berigt, dat hy een groot aantal der Inboorelingen gezien hadt, die hem voorkwamen allen in diepen slaap te weezen.
De Bevelhebber van onzen Tocht ging ten zes uuren na wal, vergezeld door welgewapende manschap, en gaf last de tenten terstond af te neemen, en aan boord te brengen, met alle de goederen op dien post gelaaten tot het dryven van verderen handel. - Dit wegneemen smertte veelen der Opperhoofden, die zich tot den Generaal vervoegden, hun leedweezen te kennen geevende over dit onaangenaam geval. Zy drukten op het sterkste uit hunne afkeuring van dit verraadlyk bedryf, zeggende dat hy, die er zich aan schuldig gemaakt hadt, den dood verdiende, en niet lang de straffe zyns misdryfs zou ontgaan. Ten zelfden tyde deeden zy alles om ons over te haalen tot het hervatten en voortzetten des gestaakten handels.
Ons krygsvolk, het Eiland een end wegs ingetrokken, om de gesteldheid der Inwoonderen ten onzen opzigte te ontdekken, vondt 'er omtrent duizend, die in den omtrek van onzen post geslaapen hadden, en verzogten dat zy zich op een grooter afstand zouden verwyderen. Dit deeden zy allen, uitgenomen een kleine hoop gewapende mannen, die, hunne knodsen en speeren opheffende, weigerden een voetstap terug te gaan. Misschien zou het voeglyk geweest zyn, de stoutheid deezer lieden te straffen, welke hun het voorkomen gaf van medcpligtigen met den verraadlyken aanvaller: maar een Opperhoofd, toobou geheeten, een van 's Konings Bloedverwanten, viel met zulk eene woede op
| |
| |
deeze lieden aan, dat hy ze welhaast verstrooide door hevige slagen met zyn knods.
De Generaal gaf, eer hy na boord wederkeerde, eenige weinige geschenken aan verscheide Opperhoofden, die rondsom hem geschaard stonden. Hy vorderde dat zy den moordenaar zouden uitleveren, en den snaphaan, door hem gestoolen, wedergeeven, alsmede de sabel, een dag vroeger een Kanonnier ontstoolen; hun te verstaan geevende, dat men de ruiling weder zou beginnen op deeze voorwaarde, en anders niet.
Alle de Inboorelingen vertrokken, toen onze lange boot van strand afvoer: maar zo ras deeze aan boord was, vertoonden zich veelen op de plaats door ons verlaaten, om te zien of wy ook iets hadden laaten liggen. Wy zagen dat een hunner de behendigheid hadt, om den spyker, waaraan een klok gehangen hadt, uit te trekken.
Feenou (een der Opperhoofden) kwam 's naamiddags aan boord, en deedt een algemeen geschenk van Broodvrugt, Yams, Platanen, en een Big. In vergelding ontving hy een zaag, een byl, en verscheide bytels; maar wy zagen dat hy aan de byl verreweg de voorkeus gaf boven alle andere geschonkene goederen. Naa met veel aandagts geluisterd te hebben na het verhaal van den aanval, door een der Inboorelingen op onzen Schildwagt gedaan, beloofde hy den snaphaan den volgenden dag weder te zullen bezorgen, alsmede dat hy den snoodaart tot ons zou brengen, en in onze tegenwoorheid straffen. Hy verzogt den aan 't hoofd zwaar gewonden te mogen zien; want de toegebragte slag was niet doodlyk geweest, dewyl de kragt daarvan gebroken was door den helm. Feenou betoonde veel medelydens met den gewonden, en gaf hem een stuk, gemaakt van den bast van de Papier-moerbezieboom, om 'er de wonde mede te verbinden. In de daad, deeze stoffe was zeer geschikt tot dit oogmerk.
's Volgenden daags kwamen, omstreeks negen uuren in den voormiddag, drie Opperhoofden aan boord; ons berigtende, dat toobou, Opperste (Egui-laï) van Tongatabo Vavao, Anamooka enz., ons een bezoek zou komen geeven; dat hy den opgeëischten moordenaar in onze handen wilde stellen, en den gestoolen snaphaan wedergeeven.
| |
| |
't Was naauwlyks elf uuren, of toobou kwam, vergezeld door verscheide mindere Volkshoofden. De moordenaar lag voor zyne voeten op den buik, met de handen op den rug gebonden. Hy deedt hem aan boord brengen, alsmede het gestoolen geweer met de bajonet. Twee stukken stof, gemaakt van de schors van den Papier-moerbezieboom, zo groot, dat elk, uitgespreid zynde, geheel het scheepsdek zou bedekt hebben; twee zwynen, en verscheide zeer groote matten, - maakten het geschenk uit, 't welk hy aan onzen Bevelhebber bragt. De Krygsheld feenou, het niet beneden zich rekenende den post van beul te bekleeden, ligtte zyn knods op, om den strafschuldigen het hoofd in te slaan, en werd met moeite wederhouden om hem voor onze oogen te dooden. In 't einde leverde hy hem over in handen van onzen Generaal, ongetwyfeld in denkbeeld, dat deeze hem wilde hebben, ten einde hy zelve de strafte over den schuldigen mogt uitvoeren. De gevangene, ook oordeelende dat zyn laatste uur gekomen was, stak zyn hoofd toe; wanneer de schildwagt, dien hy geslaagen en gewond hadt, voor zyne leevensbehoudenis smeekte. - Hierop wilde men hem laaten heenen gaan, met eenige slagen op den rug met een end touw; maar feenou, deeze straffe te ligt rekenende, hief weder zyn knods op, om hem op staanden voet af te maaken. De Generaal riep, zo sterk hem mogelyk was, icaï matè! (schenk hem het leeven!) maar feenou verklaarde, desniettegenstaande, dat de snoodaart de verdiende straffe niet ontgaan zou. Wanneer wy vroegen na de builen op 's Mans hoofd, welke hy door knodsslagen gekreegen hadt, was het antwoord, dat dit de gevolgen waren van de slagen by zyne gevangenneeming. De Generaal gaf den Scheeps-chirurgyn last om die wonden te verbinden, en deedt hem daarop na de Esperance brengen, ten einde hy by nagt aan land mogt gezet worden en zyn leeven behouden.
(Het Vervolg hiernaa.) |
|