Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag van de stad Madrid en de zeden der inwoonderen.(Ontleend uit Professor link's Bemerkungen auf eine Reise durch Frankreich, Spanien und Portugal.)
‘De Hoogleeraar link vergezelde, in den Jaare 1797, den Graaf van hoffmansegg, op eene Reize na Frankryk, Spanje en Portugal; een groot gedeelte van het Jaar 1798 bragt hy door in 't laatstgemelde Ryk, en hy kwam het volgend jaar in Duitschland terug. Een jaar laater gaf hy, te Kiel, opgemelde Waarneemingen in 't licht; waaruit wy dit Verslag overneemen.’
Met het uitwendig voorkomen van de Stad Madrid stemt het binnenste der Huizen, zelfs der groote en aanzienlyke, niet overeen. De ingangen zyn naauw, de kamers, zonder schikking, volgen op elkander. Carel de III, die Madrid van een elendig Dorp in eene heerlyke Hoofdstad veranderde, kon zyne hervorming niet uitstrekken tot het binnenste der Huizen, waar de morssigheid blyft heerschen. Wy vonden dit zelfs in een der voornaamste Herbergen, het Kruis van Malta. Het gemeene Volk, 't welk allerwegen de straaten vervult, is gekleed in bruin laken, gemaakt van bruine Spaansche wol; zy draagen een bruine muts, en dikwyls bruine grove koussen zonder voeten, lederen schoenen; houten voetschoeizels zyn geheel onbekend in Spanje. Bruin is 'er eene heerschende kleur; zelfs de Militairen zyn in 't bruin gekleed. In andere opzigten gaan | |
[p. 573] | |
de Mannen, ook van den laagsten stand, gekleed op de wyze der Duitschers en Franschen. Mannen van een eenigzins boven het gemeen verheven rang draagen een hairzak, Redesilla of Cofia geheeten, en een rok met eene menigte kleine knoopen; dan lieden van aanzien vertoonen zich met een witten mantel, een zwaard, doch maaken zelden gebruik van laarzen. De Vrouwen houden zich doorgaans stipter aan de oude Spaansche Kleeding dan de Mannen, die, eenige kleinigheden uitgezonderd, de gewoone Europische kleederdragt volgen. Der Vrouwen zwarte zyden Mantilla of Sluier loopt van vooren uit met een slip, die nu het geheele, dan eens gedeeltlyk het aangezigt dekt. Veelal draagen zy een zwarte keurs en rok met franje of kant; deeze verbergt niet geheelenal de lyfsgedaante, en maakt eene byzonderheid uit der kleeding van lieden, die het betaalen kunnen. Ten deezen tyde gingen de Vrouwen op hooghielde schoenen van onderscheide kleur. De holstaande, doch zwarte en leevendige oogen, de tedere en dikwyls al te magere gestalte, het gemis van een frissche en bloozende kleur, veelal naar het geele hellende, en haare beenen, die zy vry verre ongedekt draagen, geeven aan de Vrouwen eene onbevallige gedaante; en heeft de kleederdragt teffens iets wellustigs. Op verre na zyn de Spanjaarden niet zo zeer op wandelen gesteld als de Franschen, doch meer dan de Portugeezen. Elke Stad van eenig aanzien heeft in Spanje haare Alameda of Wandelplaats, zo geheeten naar den Alamo of Populier, waarmede dezelve beplant is. De Populier is door alle Eeuwen heen de geliefde Boom der Spaansche Dichteren geweest; deezen hebben staag den lof daarvan gezongen; misschien dewyl geen Boom, deezen in schoonheid gelyk, zo weelig en schielyk in deeze lugtstreek opschiet. De Populieren aan de oevers van de Manzanares zyn wel bekend aan den bedreevenen in de oude Spaansche Dichtwerken. De Prado is thans te Madrid de gewoone wandelplaats. Aldaar ziet men in den voormiddag lieden van rang te voet en te paard; doch naa de fiesta, of het naamiddagslaapje, is de geheele Prado vol van heerlyke rydtuigen, die, volgens eene gewoonte, aan Spanje byzonder eigen, van dag tot dag dezelfde verveelende tour doen, elkander geduurende een uur of twee agter aan | |
[p. 574] | |
rydende, met een langzaamen stap, zonder iets anders te zien dan wandelaars van laager rang, of de andere koetzen, die den tegen over weg ryden, waar zy zich op hunne beurt vertoonen. Dit maakt de verveelendste vermaakneeming uit, welke men met mogelykheid zich kan verbeelden: eenmaal dit vermaak genooten hebbende, had ik des genoeg, en wilde nooit instemmen om het te herhaalen. - Nu en dan ziet men eenige koetzen buiten de Stad, in de laanen op den weg na Aranjuez. Dan wie zou hier de moedige man weezen, die eerst de wetten der Etiquette ging overtreeden, door het vermaak van ryden buiten de Stad te neemen? Madrid is eene zeer doodsche plaats, uitgenomen op den tyd van het gemelde ryden in de Prado, of in den voormiddag, omstreeks de Kerken, waar eene Misse zal geleezen worden. Eene groote Stad, aan een poel gelegen, in eene ongevallige landstreeke, waar de Manufactuuren alleen bloeijen, doordien ze met meer dan gewoone kragt bevorderd worden, en waar het Hof zich slegts eenige weeken in 't jaar onthoudt, is alleen groot door dwang; en die dwang laat zich allerwegen bespeuren. In Madrid is eene groote schaarschheid aan vermaaklykheden en uitspanningen; dit gebrek wordt aangevuld door twee zeer wyd uiteenloopende hulpmiddelen; Devotie en Minnehandel. - Het Tooneel is in Spanje slegt gesteld: op beide de Schouwburgen te Madrid worden doorgaans slegte Tooneelstukken door jammerhartige Acteurs en Actrices uitgevoerd. Nogthans was 'er thans eene Actrice, die heldinne-rollen redelyk wel uitvoerde. Ten deezen opzigte liggen de Spanjaarden verre agter by de Portugeezen; zy hebben niets, 't welk vergeleeken mag worden met de heerlyke Opera te Lissabon. Zeer zelden verzoeken de Spanjaarden gasten ten middagmaal; en nog zeldzaamer, zo immer, op den avondmaaltyd. Zy bepaalen zich tot de zogenaamde Tertullas, waar men Thee(*) schenkt, en banket in grooten overvloed voorzet; een onthaal, waarover bourgoing zeer zyne verwondering betuigt. Dan | |
[p. 575] | |
deeze Schryver heeft mis, wanneer hy de maatigheid der gemeene volksclasse te Madrid zeer hoog verheft, en beweert, dat men nooit te dier Stede een dronken mensch ziet, dan Vreemdelingen. Dan ik heb veele Spanjaarden dronken gezien: maar de vreemde Krygslieden kunnen eenigermaate wegens dien buitenstap verschoond worden, als zy, in stede van de wrange Wynen in Duitschland en Italie, de geestige La Manche voor eene beuzeling kunnen koopen. De Lugtsgesteltenis te Madrid is doorgaans aangenaam; het weêr is warm, en het regent 'er zeldzaam: want de bergen op de grenzen van Castilie schynen de wolken af te wenden; 't welk ik dikwerf zag, by eenen Noorden-wind, wanneer de wolken daar bleeven hangen, en de bergtoppen bedekten, eer zy tot het omliggend land afdaalden. Des Zomers is de lugt brandend heet; geen zeekoeltjes waaijen 'er, tot verfrissing. In den Winter is het te dier Stede vry koud. Ik heb te meermaalen de Manzanares met Ys overdekt gezien(*). Deeze zwaare koude, op eene zo zuidlyke Breedte, ontstaat uit de hooge ligging der Stad; gelyk de gestadige laage stand des Barometers, en de geduurige afdaaling by het gaan na de oevers van de Taag, die van Aranjuez tot aan Lissabon een zo grooten val heeft, ten vollen uitwyst. |
|