| |
Iets, over het eiland Ceilon.
Door J. Hafner.
(Vervolg van bl. 538.)
De Portugeezen, die de waarde van Ceilon kenden, en hoe noodzaakelyk hen het bezit daarvan, tot behoud en bescherming van hunne overige Etablissementen langs de Kust van Malabaar en Choromandel, was, hadden, zedert zy in dat Eiland gevestigd waren, gestadige doch vergeefsche poogingen aangewend, om zich door list en geweld gantschelyk van hetzelve meester te maaken. Dit was oorzaak, dat zy met den Raadja, of Koning van Condé ouda, meestentyds in eene geduurige vyandschap leefden; nu eens Vrede met hem maakende, wanneer zy eene nederlaag hadden geleden; dan weder den Oorlog onder het een of ander voorwendsel hervattende, als zy zich door nieuwe troepen uit Europa of Goa versterkt zagen; tot dat hy hen eindelyk, als reeds gezegd is, met hulp en bystand der Hollanders, geheellyk uit het Eiland verdreef, en zy gedwongen werden een Land te verlaaten, waar zy zulk eene groote rol hadden gespeeld; en waarin zy zich tegen alle vyanden van buiten, op eene geduchte wyze, hadden kunnen maintineeren, indien niet de Dwinglandy en willekeurige Regeering, en de onverzadelyke gouddorst en knevelaryen van hunne Gouverneurs of Captains generaal, en derzelver Bedienden en Offi- | |
| |
cieren, de Inboorlingen tegen hen in massa had doen opstaan. Deeze en veele andere misdryven meer hebben voornaamelyk het verlies van Ceilon en alle hunne overige Etablissementen in de Oost veroorzaakt; gelyk dezelve ongetwyffeld, vroeg of laat, dat van de Bezittingen aller andere Natien in die Gewesten moeten te weeg brengen, die zich in hunne wankelende heerschappy, eenig en alleen door twist en tweedragt onder de Vorsten deezer Landen te zaaijen en te voeden, nog staande houden.
Men kan ligt nagaan, dat het veel tyd en moeite aan de Hollanders kostte, om de Portugeezen, die toenmaals eene dappere Natie waren, uit de menige Vestingen en Sterkten, die zy op dit Eiland hadden, te verdryven; en dat zulks niet zonder groot verlies van volk heeft kunnen geschieden. Het is derhalven zoo veel te smertelyker, - ja elk braaf Nederlander, wien de eer en het welzyn deezer Republiek ter harte gaat, moet zich bedroeven en verontwaardigd zyn, dat dit voortreffelyk Etablissement, om het welk te verkrygen en magtig te worden onze dappere Voorvaders zoo menige roemryke, maar duurgekochte zege hebben moeten bevegten, en zoo veelen van hen hun bloed en leeven daarby hebben opgeofferd, op eene zoo schandelyke en lafhartige wyze, zonder slag of stoot, aan de Engelschen is overgegeeven. - Doch van dit onaangenaam onderwerp afstappende, zal ik voortgaan myn verhaal te vervolgen.
Ik heb kortelyk aangetoond, hoe de Portugeezen zich op Ceilon hebben gedraagen; hoe zy met den Koning van Condé ouda, of Keizer, zoo als hy ook genoemd wordt, leefden; en op welke wyze hy van hen verlost werd. Het staat nu te zien, of de Hollanders, die hy tot hulp had binnen geroepen, het beter met hem maakten; en of hy oorzaak had, zich over deeze daad en keuze te verblyden.
Terstond naa de inneeming van Manaar en Jaffanapatnam, de laatste versterkte plaatsen, die de Portugeezen nog op het Eiland hadden, zag hy reeds, dat zyne nieuwe gasten niet beter waren, dan die hem hadden verlaaten; dat hy maar van Dwingelanden was veranderd, en hy op de laatsten zoo weinig als op de eersten konde vertrouwen en staat maaken.
Ik laat op zyne plaats, of de Hollanders het Tractaat, dat zy met hem, vóór de verdryving der Por- | |
| |
tugeezen, hadden gemaakt, stiptelyk nakwamen; genoeg, hy dacht groote reden te hebben, om zich over hen te beklaagen: reeds naa de verovering van Colombo geraakten zy in verschil; doch naa die van meergemelde twee plaatsen borst zyn misnoegen openbaar tegen hen uit, de Alliantie werd verbroken, en het kwam zelfs met hen tot daadlykheden. Gelukkig voor de Hollanders, (die nog steeds de terugkomst der Portugeezen te vreezen hadden, die gewis eene zoo schoone gelegenheid, om zich weder met den Keizer te verbinden, niet zouden hebben laaten voorbygaan) was deeze oneenigheid van geen langen duur; en zy troffen welhaast eenen Vrede met meergemelden Keizer, waarby zy hem voor wettig en onafhangelyk Souverein van het geheele Eiland erkenden, uitgenomen van het Koningryk Jaffanapatnam, het welk hy aan hen in vollen eigendom schonk, hen verders in het bezit van de voornaamste plaatsen en vestingen, die zy op de Portugeezen veroverd hadden, laatende, om dezelve voor hem te bezetten, onder den naam van zyne Strandbewaarders, en met beding van hem te beschermen en te verdeedigen tegen alle andere Natien en vyanden; hen nog eene menigte andere voordeelen, den Handel betreffende, en te breed om hier aan te haalen, vergunnende; - en dus zagen de Hollanders zich eindelyk in het ongestoord en gerust bezit van dit heerlyk Conquest. Gelukkig ware het voor de Maatschappy geweest, indien men zich aan de zoo heilig bezwoorene Tractaaten gehouden, en zich met de magt en de voordeelen, die men op dit schoone Eiland verkreeg, vernoegd hadde! Doch, willekeurige regeering, heersch- en hebzugt, de inbreuken, die men onophoudelyk op de rechten en landen des Keizers maakte, bragten een staag toeneemend misnoegen en verwydering te weeg; 't welk eindelyk in het Jaar 1759, onder den Gouverneur jan schröder, (van
geboorte een Hamburger) tot een openbaaren Oorlog uitborst; een Oorlog, die der Maatschappy meer dan 10 millioenen Guldens kostte, en die byna 7 Jaaren duurde.
De Keizer of Koning van Condé ouda, ziende dat alle zyne klachten en voorstellingen aan het Ceilonsche Gouvernement, en zyne herhaalde en minzaame poogingen om hetzelve tot rede en billyker handelwyze te brengen, vergeefsch waren, en door nieuwe beledigingen
| |
| |
staag getergd, besloot eindelyk door de wapenen zich zelven recht te verschaffen, en het uiterste te waagen, om zyne arme Onderdaanen, die het strand bewoonden, en hem, als Opperste en Gebieder van 't Eiland, om hulpe smeekten, van de ondraagelykste Heerendiensten, onderdrukkingen en afperssingen, waaronder zy zuchtten, te verlossen. - Dit was juist wat men had gezocht, en waartoe men hem had willen brengen.
De Gouverneur schröder, een heerschzugtig Man, en die door het te onder brengen van den Keizer, of het vermeesteren van het gantsche Eiland, eenen onsterffelyken roem en naam dacht te verwerven, en zonder twyffel ook zyn byzonder voordeel, de verkryging of vermeerdering van schatten, (dat wel voornaamelyk de oorsprong en het doelwit van het doen ontstaan van dergelyke Indiaansche Oorlogen geweest is, is, en zyn zal) op het oog hebbende, liet terstond een groot getal troepen, door hem tot dat einde reeds verzameld, naar de Binnenlanden marcheeren; in het vast vertrouwen van zich, zonder veel moeite, van Condé, de Hoofdstad des Keizers, en verders van diens gantsche Land, meester te maaken. Dan hy bedroog zich deerlyk in zyne verwagting.
Het Ryk des Keizers van Ceilon, Condé ouda genaamd, (zoo veel betekenende als hoogte der bergen, omdat hetzelve uit eene menigte van bergen en valeijen, meest alle zeer vruchtbaar, bestaat) ligt in het midden van het Eiland, en is gantschelyk omringd, en van de Strandbewooners afgescheiden, door aaneengeschakelde en meestal ondoordringbaare wouden en wildernissen, vol van Elephanten, Tygers, Beeren, Reuzenslangen, en ander verscheurend gedierte. 'Er zyn maar weinige wegen of passen, zoo als men ze noemt, die door dezelve naar de Binnenlanden leiden. De Pas van Balané en het Gravet van Idalgasina zyn wel de voornaamste deezer wegen, of de breedste. Doch men moet tusschen hooge bergen, overhangende klippen, en door naauwe engten passeeren, waar men maar weinig volk noodig heeft, om een geheel Leger terug te houden, ja zelfs te vernielen. De overige wegen naar de Binnenlanden, als die van Candu carre, Galpattevadda, en andere, zyn naauwlyks breed genoeg, dat twee men- | |
| |
schen 'er nevens elkander kunnen gaan; en loopen over steile en moeilyk te beklimmene bergen en door ondringbaare wouden, tot aan de grenzen van Condé ouda, waar ze door zwaare, met dikke doornen bevlochtene, en met sterke wagten bezette valdeuren, afgeslooten zyn, en het aan niemand geoorloofd is, dezelve te passeeren, zonder met een pas voorzien te weezen.
Het zyn dan deeze digte en uitgestrekte wouden, die den Keizer tot een onoverwinlyk bolwerk verstrekken, achter welke hy, indien men hem getrouw bediene, zeker en onbevreesd voor de aanvallen van een buitenlandschen vyand woont; en het was door dezelve, dat de Hollandsche troepen, op bevel van schröder, zich eenen doortogt naar Condé (byna geduurig met de byl in de hand) moesten baanen.
Dus zonder orde, voet voor voet, en met verbaazende moeite voorttrekkende, wierden zy van de Cingaleezen, of Soldaaten des Keizers, die hen op het spoor volgden, en by duizenden omringden, in menigte doodgeschooten; zonder dat zy een enkelen der vyanden gewaar werden, die, achter de boomen (waarvan men in deeze wouden veele van eene verbaazende dikte vindt) en het digte kreupelbosch verborgen zynde en loerende, op hun gemak het voorwerp hunner wraak uitkipten, en met hunne lange lontroers naar de andere waereld zonden. Inzonderheid schooten zy (gelyk ik uit den mond van verscheide lieden, die deezen gantschen Oorlog en alle de Krygstogten persoonlyk hadden bygewoond, heb gehoord) het meest op de trommelslagers en Officieren: zoo dat de Hollandsche troepen nog geen twee dagen in de bosschen waren geweest, of van de eersten was 'er byna niemand meer overig; en de geenen, die 'er van de laatsten ontkwamen, waren verplicht, zich in het Uniform der Soldaaten te steeken, om niet zoo ligt bekend te zyn. - Des nachts, als zy zich gelegerd hadden, liepen zy nog grooter gevaar. Verplicht zynde om vuuren tot het bereiden hunner spyze te maaken, viel het den vyand, die door de duisterheid bedekt was, veel gemaklyker, nader by te komen, en, onbevreesd voor ontdekking, den dood van alle kanten toe te zenden. De Cingaleezen zaagden hier en daar, langs den weg, dien zy wisten of dachten dat de Hollanders moesten neemen, en daar, waar zy hunne Legerplaats
| |
| |
moesten opslaan, zwaare boomen zoo verre door, dat ze nog even overeind stonden, en by de minste beweeging (die zy, door aan de takken vastgemaakte touwen, aan dezelve gaven) op de vermoeide troepen nederstortten en dezelve verpletterden. Wat het ergste was, - toen zy de onmogelykheid zagen om verder door te dringen, en langs denzelfden weg, dien zy gekomen waren en gemaakt hadden, weder wilden terug trekken, vonden zy dien door omvergehakt zwaar geboomte en diepe kuilen ten eenemaale verstopt en onbruikbaar; zoo dat zy zich met het zelfde gevaar en verlies weder eenen nieuwen weg moesten baanen, om uit de bosschen te komen; meer dan de helft van hen gesmolten zynde, zonder dat zy byna een enkelen vyand gezien of gedood hadden.
Terwyl deeze tegenspoed den Gouverneur schröder had behooren wyzer te maaken, bleef hy egter in zyn voorneemen, om den Keizer te onder te brengen, volharden, en deed herhaalde poogingen om tot in Condé door te dringen, zoo door de passen als door de bosschen; doch alles met eenen even ongelukkigen uitslag, en met verlies van veel volk; terwyl intusschen de zaaken en belangen der Maatschappy zeer ten achteren gingen en verwaarloosd werden; buiten en behalven de verbaazende sommen, die haar deeze Oorlog jaarlyks kostte, of die men haar ten minsten in rekening bragt.
De zaaken waren in het Jaar 1762 nog in denzelfden toestand, en men was nog even ver gevorderd, toen de Gouverneur schröder naar Batavia beroepen, en lurbert joan baron van eck in zyne plaats als Gouverneur van Ceilon werd aangesteld. Deeze, trotsch op zynen adel en op zyne militaire diensten in Europa, was in 't geheel de man niet, om de zaak met den Keizer of Koning van Condé ouda te vereffenen, en aan deezen verderflyken Oorlog een einde te maaken. Hy verwierp met verachting de billyke voorslagen van Vrede, die meergemelde Keizer, vertrouwende in den nieuwen Gouverneur menschlyker en vreedzaamer gevoelens dan in den afgetredenen te zullen vinden, hem liet aanbieden; hy hoonde diens Ambassadeurs, en zond ze op eene onwaardige wyze weder terug. Van eck, nog meer eerzugt en hoogmoed dan zyn Voorganger bezittende, vermeende ongetwyffeld, dat aan hem de eere en
| |
| |
roem van de verovering van geheel Ceilon was beschooren. Hy trok dan te veld, met alles wat hy van troepen by elkander konde schraapen; ontblootende niet alleen alle de Forten van het Eiland, maar zelfs ook van de vaste Kust.
(Het Vervolg hierna.) |
|