Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij[p. 514] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs terugkomst van de Zon, in Augustus of September eerstkomende, waar te neemen; hield ik my intusschen met de berekening van deszelfs loopbaan, zoo goed dit met behulp der weinige en onvolkomen opgegevene waarnemingen mogelyk was, bezig; niet zoo zeer met bedoeling, om langs dien weg de Planeet, na eene onzigtbaarheid van twee of drie maanden, weder te vinden (want daartoe hoope ik, dat ons piazzi en zyne in February, Maart en April voortgezette waarnemingen betere en meer bepaalde hulpmiddelen en aanwyzingen zullen aan de hand geeven); als wel enkel, om intusschen met wat meer grond eenige gissingen, nopens het wezenlyk bestaan eener zig tusschen Mars en Jupiter ophoudende Planeet, te kunnen waagen. De aangetoonde waarnemingen van piazzi zyn tot de berekening eener loopbaan ten deele onvolkomen, en ten deele ontoereikend. 1) Zyne twee waarnemingen, die men kent, zyn maar op geheele minuten, en dus waarschynlyk slegts ten naasten by opgegeven. 2) Ter berekening eener planeet- of komeet-baan worden ten minsten drie waarnemingen vereischt; en ten 3) zyn de tyden der waarnemingen daarby niet opgegeven. Betrekkelyk het eerste kan men aanneemen, dat ten minsten de naaste minuut der waarneming goed zy opgegeven. Wat de tweede zwaarigheid betreft, heeft misschien piazzi, gelyk wy hierboven reeds vermoedden, eene derde waarneming opzettelyk terug gehouden, dewyl hy de loopbaan dezer Planeet (want daarvoor hield hy haar toch reeds vóór den 24 Jan.) misschien zelve het eerst wilde berekenen(*). Dan, indien dit het geval was, ontsnapte hem nogthans eenigermate eene derde waarneming; doordien hy de omstandigheid vermeldt, dat de Planeet tusschen den 10 en 11 Jan. tot haaren stilstand kwam. Oriani en bode wisten zig deze omstandigheid ten nutte te maaken; en ik bediende my | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 515] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
msgelyks daarvan, om eene verbeterde loopbaan dezer Planeet uit die onvolledige waarnemingen te berekenen. De derde zwaarigheid zogt ik met behulp der volgende gissingen uit den weg te ruimen. Piazzi houdt, zoo als men weet, zig met de vervaardiging van een groot Register van Sterren bezig(*). Hy wierd dus dat geluk deelachtig, waarop ik by de vervaardiging van myn Ster-register gehoopt, en waarop zig het Lilienthaler Sterrekundig Genootschap bepaaldelyk had toegelegd; en voorzeker zou de Planeet hetzelve niet ontgaan zyn, zo piazzi het niet ware voorgekomen(†). Piazzi is op zyn Observatorium van eenen voortreflyken Meridiaan-kyker, en van eenen geheelen, door ramsden vervaardigden, Middags-cirkel, voorzien; waarmede hy zonder twyffel die kleine Wandelster gevonden heeft. Die Ster nu moest den 1 Jan., ten dage haarer ontdekking, ongeveer des avonds om 9 uuren, door den Meridiaan gaan: in dat jaargetyde, en omstreeks dat uur, is het te Palermo volle nacht; en piazzi kon by gevolg deze kleine Ster van de 8 à 9 grootte zeer wel met zynen Meridiaankyker waarneemen. Het was, wel is waar, volle Maan; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 516] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de Maan was reeds zedert drie uuren te Palermo opgegaan, en moest dus een zeer helderen nacht veroorzaaken: maar zy was niettemin nog meer dan vier uuren, of omtrent 68o, van die Ster verwyderd. Ja zelfs deze omstandigheid maakt myn vermoeden byna volkomen zeker, dat piazzi deze vermeende Komeet niet uit de vrye hand, b.v. met eenen Komeetenzoeker, maar met zyne vaste Middags-Werktuigen moet gevonden hebben. De hier boven opgegevene regte opklimmingen dezer Wandelster, tot Tyd overgebragt, waren derhalve haare doorgangs-tyden, in Sterren-tyd opgegeven. Deze heb ik wederom tot middelbaare Zonne-tyd gebragt, en alzoo de waare oogenblikken der waarnemingen dezer Ster opgespoord. Hiermede nu, en met de schuinte der Ecliptica 23o. 28′. 10″, heb ik de volgende Data ter berekening der loopbaan verkregen:
Daar den 10 Jan. de Ster tot stilstand kwam, vond ik de Elongatie der Planeet voor dien tyd 7t. 26o. 41′. 41″; en, met behulp van keil's Leerstuk, dat de Raaklyn der Elongatie (eener Planeet) gelyk is aan den straal haarer loopbaan, gedeeld door den quadraatwortel uit dien straal + 1, dezen straal zelve 3,071 en dus, naar kepler's regel, de omloops-tyd (3,071)3/2 of 5,3817 jaaren. Volgens den gewoonen weg vond ik daarna volgende verbeterde Hoofdstukken der cirkelvormige loopbaan:
Wanneer men deze Hoofdstukken wat nader overweegt en vergelykt, is het zeer zonderling en merkwaardig, dat de Afstand en Omloops-tyd van deze Ster van piazzi juist dezelfde met die van de vermaarde Komeet des Jaars 1770 zyn; welker berekening den Sterrekundigen zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 517] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel werks verschaft heeft, en wier loop lexell niet anders dan in eene Ellips van 5½ jaaren kon voorstellen. Ook vond pinoré haaren Afstand 3,09, en haaren Omloops-tyd 5,4 jaaren(*). Burckhardt, die eerst onlangs den Prys, wegens deze reeds herhaalde keeren opgegevene onderzoeking(†), by het Nationaal Institut te Parys behaald heeft(‡), kon, na bygekomene nieuwe waarnemingen, dit zonderling Hemelligchaam insgelyks in geene andere, dan in eene elliptische loopbaan van 5½ jaaren, buigen. Zou misschien de Komeet van 1770 de zoo lang verborgen geblevene Planeet zyn? Of is die Ster van piazzi mogelyk de Komeet van 1770? In beide gevallen, het zy dit Hemelligchaam eene Planeet of eene Komeet is; waarom is hetzelve niet meermaal gezien en reeds voorlang ontdekt? De oorzaaken, waarvan wy hier boven reeds eenige hebben bygebragt, kunnen veelerlei zyn. Maar (om ook maar by eene mogelyke en toereikende manier, om dit te verklaaren, staan te blyven) men leze slegts de onlangs uitgegevene, en met een natuurkundig oogmerk ingerigte, waarnemingen des Opper-Amptmans schröter, over de Komeet des Jaars 1799, in het derde Deel zyner Beyträge za den neuesten astronom. Entdeckungen. Men zal daarin de zonderlingste verschyningen van de toevallig veranderlyke gestalten der Nevelkringen, die de Komeeten omgeeven, alsmede der Dampkringen van de bekende Planeeten, ja van de Zon zelve, met de grootste baarblyklykheid verklaard vinden. In den Nevelkring om de Komeet des Jaars 1799 ontdekte hy niet slegts toevallige, maar ook zeer snelle en boven maate groote veranderingen, zoo wel in de uitgebreidheid, als in het licht dezes lichtkrings. Dr. herschel deelde eerst nieuwlings aan de Koninglyke Maatschappy der Wetenschappen te Londen eene Verhandeling mede, over den natuurkundigen toestand der Zon; waarin deze groote Waarnemer de Zonnevlekken voor eene veerkragtige en in zig zelve duistere luchtstof (gaz) houdt, welke zig op de oppervlakte van het duistere ligchaam der Zon ontwikkelt; de haar omringende ligte vloeistof verdeelt; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 518] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ons alzoo uitzigten opent tot op de duistere deelen van dat ligchaam, welke wy voor vlekken gewoon zyn te houden. Zou het dan niet mogelyk zyn, dat wy zomtyds Hemelligchaamen zien, die voor ons op andere tyden verdwynen? Wy kennen zelfs veele dergelyke, welke aan wederkeerende lichtverwisselingen van verschillenden duur onderhevig zyn; als b.v. de veele veranderlyke Sterren (Stellae mirabiles). Wat is 'er dan van de vermaarde Ster van tycho, in Cassiopeja ten Jaare 1572 verschynende, geworden, welke op eens zoo helder als Sirius glinsterde, ja zelfs Jupiter en Venus in haare grootste nabyheid in glans overtrof, zoo dat men haar op helderen middag met bloote oogen zien kon, en welke na twee jaaren weder geheelenal verdween; zedert welken tyd men niet meer het minste spoor daarvan heeft kunnen vinden? Men vindt in oude Geschiedboeken, dat 'er zig ten tyde van Keizer otho I, omtrent den Jaare 945, en ook wederom ten Jaare 1264(*), insgelyks tusschen Cassiopeja en Cepheus, eene nieuwe, en tevens onbeweeglyke, Ster zou vertoond hebben. Zommige Sterrekundigen vermoeden daarom, dat dit beide keeren de Ster van 1572 geweest zy; welke dus slegts alle 300 jaaren verschynen zoude(†). Welke is dan de gesteldheid der even zoo beroemde, door kepler in den voet des Slangendragers ten Jaare 1604 ontdekte, Ster, die op eenmaal zoo helder wierd, dat zy alle de Sterren der eerste grootte overtrof; ten volgenden jaare onzigtbaar wierd, en zig daarna niet meer vertoonde? Wat zyn dan herschel's planeetvormige Nevelsterren? En vond niet schröter(‡), dat geheele groote laagen van lichtnevel uit den hemel verdwenen waren! Wat zyn dan onze groote en glansryke vuurkogels, die, met eene snelheid, veele honderdmaalen de vlugt van eenen kanonskogel overtreffende, over ons heenen trekken, lichten, barsten, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 519] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdwynen? Het schynt zeker te zyn, dat dit ligchaamen van het Waereldruim, en geene luchtverhevelingen van onzen Dampkring zyn. Dit dagt reeds montanari(*) ten Jaare 1676, die, in zyne Fiama volante(†), zulk eenen, toenmaals door geheel Italien gezienen, Vuurkogel op 40 Italiaansche mylen hoog berekende. Wien onzer Lezeren is niet die groote Vuurkogel nog versch in 't geheugen, welke ten Jaare 1783 door geheel Europa gezien, en vry goed waargenomen wierd? Dit verbazend vuurig ligchaam wierd door Engelsche Natuur- en Sterrekundigen op 60 Engelsche mylen hoogte, en van 1⅙ myl in middellyn berekend. Hetzelve moet de middellyn der Aarde in 7 minuten tyds voorby gelopen zyn. Waarom zouden dan ook geene Komeeten op zommige tyden lichtende, en op andere donker zyn kunnen? Dus kon de Komeet van 1770, by voortduuring, dan eens in eenen duisteren, en dan wederom in eenen lichtenden staat bestaan. Misschien laat zig ook hierdoor, zoo wel als door de verstoorende heerschappy der grootere en digtere ligchaamen dezer waereld, de zeldzaamheid haarer wederkomst verklaaren. Zy komen weder; wy zien ze niet: zy zyn daar; en wy bemerken ze niet. Uit de gelykheid (Identitas) der hoofdstukken van de loopbaan eens waereldligchaams tot de gelykheid van dat ligchaam zelve te besluiten, is buitendien, gelyk alle Sterrekundigen weeten, niet meer dan eene hoogst waarschynlyke veronderstelling(‡), welke dusverre maar door eene enkele(§) der 91 berekende Komeeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 520] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevestigd is, en welke ja wel regtstreeks waar zyn, doch omgekeerd niet altyd doorgaan kan. Twee Komeeten, die dezelfde loopbaan niet hebben, konden nogthans een en hetzelfde ligchaam zyn. Dit heeft, wel is waar, nog niemand, voor zo verre my bewust is, openlyk gesteld; maar ingewikkeld heeft lexell het reeds gezegd; toen men hem, wegens zyne elliptische vyfjaarige loopbaan der Komeet des Jaars 1770, de tegenwerping maakte, dat men dan deze Komeet reeds voorlang, en meermaalen, moest gezien hebben. Lexell was, namentlyk, van meening, zoo als waarschynlyk ook zyn groote Leermeester euler, onder wiens oog hy arbeidde, dat de werkingen en stooringen van Jupiter, zoo verbazend groot, wien deze Komeet, den 27 Mey 1767, en den 23 Augustus 1779, byna rakende voorbyging, zyne loopbaan geheelenal konden veranderd hebben(*). Dezelfde meening is ook burckhardt, in zyne Prysverhandeling over dit zonderling Hemelligchaam, toegedaan. Maar hoe afschrikkend moet niet reeds de bloote gedagte weezen, om de stooringen van zodanig een Waereldligchaam te willen berekenen! Zou zulk eene onderneming de kragten onzer Analysis niet te boven gaan? De zoo moeielyke Theorie der Maan zou slegts een spel voor eerste beginners in zodanig eene rekening weezen. Te wenschen ware het, dat zulk eene wonderbaare verschyning ook tevens de noodzaaklykheid deed geboren worden, van onze stoorings-rekening eene geheel nieuwe wending te geeven; zoo dat de leer der zoo zeer zaamgestelde naderingen daardoor steeds meer en meer tot haare volkomenheid gebragt, en de invloed der geduurige Integratiën op de verwaarloosde grootheden nader en naauwkeuriger bepaald wierd. Maar de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 521] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meetkundige, die alle de Coördinaaten der beweging van elk Hemelligchaam, in snel naderende ryen van Sinussen en Cosinussen der hoeken, die van zyne waare beweging afhangen, zou kunnen voorstellen, is misschien geen wezen van onzen Aardbol. Dat de Komeet des Jaars 1770 geene Planeet zyn kon, zullen veelen uit den Nevelstaart zoeken te bewyzen, dien dit Hemelligchaam, volgens de uitdruklyke waarnemingen van messier(*), gehad heeft. Maar is het dan bewezen, dat Planeeten geenen staart kunnen of mogen hebben? Wy kennen Planeeten, met Wagters voorzien, en andere zonder dit gevolg. Wy kennen 'er met twee, ja met meer ringen. Waarom zou 'er ook geen met eenen staart kunnen weezen; ten einde ook voor 't gezigt te bewyzen, dat Komeeten niets anders zyn dan Planeeten? Dit onderscheid van henaaming is uit de tyden der onwetenheid herkomstig, en moet in onze dagen alleenlyk in het spraakgebruik bestaan; ten einde eenigzins die Hemelligchaamen, wier verschyning van korten duur is, en die niet in alle de deelen hunner loopbaanen zigtbaar zyn, van diegeenen te onderscheiden, welke, zo zy maar niet te naby de Zon staan, nimmer voor ons verdwynen(†). Ja de omstandigheid zelve, die anders maar alleen de Komeeten eigen scheen te zyn, dat zommigen haarer zig rugwaards beweegen, terwyl alle Planeeten voorwaards gaan, is ook niets meer dan schyn. Men zie de verklaring, welke la place en la lande daarvan, by gelegenheid der terugloopende Uranus-Maanen, geeven(‡). La lande zegt: ‘Het woord rugwaards misleidt door deszelfs uitdrukking; maar in de daad is het niets.’ Reeds ten Jaare 1755 vermoedde kant, in zyne Allgem. Nat. und Theorie des Himmels, S. 58 der oorspronglyke uitgave, dat de rugwaardsche beweging van zommige Komeeten welligt niets anders dan een gezigtsbedrog, zoo als dit by de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 522] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geocentrische beweging der Planeeten plaats heeft, zou kunnen weezen(*). Elk nieuw ontdekt voorwerp dient ook eene nieuwe benaaming te bekomen. Ofschoon een naam in zig zelve eene zaak van zeer weinig belang is, heeft men nogthans aan Uranus gezien, hoe moeielyk het gevallen is, en nog valt, hierin alle stemmen, van de Theems tot de Newa, te vereenigen. Indien de nieuwe, door piazzi ontdekte, Ster waarlyk de tusschen Mars en Jupiter waarschynlyk zig bevindende Planeet is; dan had, reeds vóór 15 jaaren, een Groote en Doorluchtige Beschermer en Bevorderaar der Sterrekunde, de Stigter van het Gothaasch Observatorium op den Seeberg, haar, zoo 't my voorkomt, een zeer gepasten en gelukkigen naam gegeven. Daar, namentlyk, Uranus ons nu regt heeft gegeven, om, ter meerdere gelykvormigheid, ook voor deze nieuwe Planeet, even als voor alle de andere, eenen naam uit de oude Fabelleer te ontleenen; zoo sloeg de Hertog van Gotha den naam Ἤρα (Hera) voor; welke Godin, door de Romeinen Juno genaamd, de Dogter van Saturnus, de Zuster, en tevens de Gemaalin, van Jupiter was(†). Zoo zou dan Jupiter zyne Voorouderen boven zig, zyne Gemaalin en Kinderen beneden zig hebben. De Grieksche naam Hera is ook boven den Latynschen naam Juno te verkiezen, dewyl 1) deze laatste reeds aan de Planeet Venus door zommigen was toegevoegd. Plinius zegt, in zyne Histor. Natur. Lib. II. Cap. 6. Infra solem ambit ingens sidus, appellatum veneris .... Alii enim junonis, alii isidis, alii matris Deûm appellavere. St. augustinus, de Civitate Dei, Lib. VII, Cap. 15, noemt ook Venus stellam junonis. L. apulejus, de Mundo, pag. 252 (edit. Bipont.) junonia, immo veneris stella censetur. Hera is sleeds met Wolken omgeven; en ook onze Planeet hield zig zeer langen tyd verborgen. Ja zelfs dan, wanneer deze nieuwe Ster ook niet de vermoedelyke Planeet ware, bleef deze naam nog zeer ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 523] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
past; want dan hadden wy nog maar overeenkomstig het gewoone Spreekwoord(*) gehandeld, en Wolken voor de Godin genomen. 2) Hera is ook tevens de naam van eene Stad in Sicilien; waardoor dan het aandenken der op dat Eiland gedaane ontdekking, en de roemvolle naam des Ontdekkers van deze agtste Hoofdplaneet, bewaard en vereeuwigd zoude worden. Deze Stad Hera, even als Palermo, aan de Kusten van Sicilien gelegen, wordt ook wel Hybla minor genaamd; en is dezelfde, waarvan pausanias in Eliacis, Lib. VI, Cap. 6, als ook cicero, in zyne Brieven aan atticus, II, 1, gewaagt, en die ook in het Itinerarium van antoninus voorkomt. Eindelyk is ook Hera de Moeder van Vulcanus, welke zyne Werkplaats binnen in den vuurbraakenden Berg AEtna op dit Eiland heeft. De tegenwerping, die men reeds by de benaaming der Planeet Uranus maakte, dat alle de oude Planeeten Romeinsche, en geene Grieksche naamen voerden, kan thans te minder gelden, daar wezenlyk de door herschel ontdekte nieuwe Planeet den Griekschen naam Οὐρανὸς nu reeds behouden heeft; schoon het met de toenmaals nog niet verbrokene gelykvormigheid meer overeenkomstig geweest ware, haar, in de Latynsche taal, Coelus te noemen. Dit moge echter een goed voorteken geweest zyn. Alle de oudere Planeeten, wier ontdekking zig in de duisternis der tyden verliest, mogen dan haare Latynsche benaamingen behouden; terwyl alle de nieuwere, wier geschiedenis de naamen haarer Ontdekkers tot aan het laatste Nageslagt zal overleveren, ter onderscheiding, Grieksche naamen zullen draagen. Dus wordt, hetgeen verbreking van gelykvormigheid scheen te zyn, waare overeenstemming. En zo 'er ten eenigen tyde (want het gebied der schepping is, gelyk de Schepper zelve, oneindig) aan geene zyde van Uranus nog eene Planeet ontdekt wierde; dat dan Grieksch haare zinnebeeldige benaaming zy. Men zal ook op eene gepaste betekening dezer nieuwe Planeet moeten bedagt zyn. Eene nieuwontdekte Planeet kan men gevoeglyk het teken van een nieuwgevonden Metaal geeven. Dit denkbeeld heeft men ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 524] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
by Uranus gevolgd; maar men heeft daardoor slegts eene dwaaling, of liever onze toenmalige onkunde, wegens de deelen, waaruit de Platina bestaat, aan den dag gelegd. Gevoeglyker was daarom de voorslag, deze Planeet aldus te betekenen: dat het benedenste gedeelte door de gewoone Figuur van eene Planeet, en het bovenste door die eener vaste Ster wordt aangetoond, verbonden door een regt streepje; gevende dus hiermede eene vaste Ster te kennen, die tot eene Planeet geworden is. Daar nu dit teken in de Weener Ephemeriden reeds is aangenomen (voor Uranus), zoo keere men, om allen misverstand voor te komen, hetzelve slegts om; gelyk de Aarde en Venus insgelyks omgekeerde tekenen hebben. |
|