Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbyzonderheden van Dr. Hugh Blair.Dr. hugh blair werd te Edinburgh op den zevenden van Grasmaand des Jaars 1718 gebooren. Zyn Vader was een aanzienlyk Koopman te gemelder Stede. Naa de Taalschoolen met lof doorloopen te hebben, kwam hy, wel toegerust, in Wynmaand des Jaars 1730 op de Universiteit te Edinburgh, en bragt elf jaaren door op die beroemde Kweekschool, zynen tyd met allen yver besteedende, om die Letterkennis en Weetenschappen te verkrygen, welke de Kerk van Schotland vordert van allen, die in dienst derzelve zullen treeden. De vorderingen, welke blair maakte, leverden een allergunstigst vooruitzigt op. Een Essay on the Beautiful (Proeve over het Schoone), door hem geschreeven, toen hy zich nog in de Redenkunst, naar den gewoonen loop der Academie Studien, oefende, hadt het geluk om de aandagt zyns Hoogleeraars te trekken; en, met omstandigheden, allerloflykst voor den Opsteller, | |
[p. 480] | |
bepaalde men, dat dezelve openbaar, by het einde der Zittinge, zou worden voorgeleezen. Ten deezen tyde ving Dr. blair eene wyze van Studeeren aan, welke zeer veel toebragt tot de naauwkeurigheid en tevens uitgebreidheid zyner Kundigheden; en waarmede hy voortvoer, zelfs naa dat zyn Letterroem ten vollen gevestigd was. Dezelve bestondt in het maaken van Uittrekzels der meeste Werken van aanbelang, door hem geleezen, en deeze te schikken naar den loop zyner eigene denkbeelden. Inzonderheid besloot hy de Geschiedenis op die wyze te beoefenen. Met eenigen zyner Medestudenten vervaardigde hy een zeer veel bevattend ontwerp van Tydrekenkundige Tafelen, ten einde daarin elke belangryke gebeurtenis op haare plaats in te voegen. Het plan, door deezen jongen Student tot zyn byzonder gebruik ontworpen, werd vervolgens uitgebreid en aangevuld door zyn geleerden Vriend Dr. john blair, Prebendaris van Westminster, in diens hoogschatbaar Werk, The Chronology and History of the World. Met het Jaar 1739 beklom blair de waardigheid van Artium Magister; te welker gelegenheid hy gedrukte Stellingen verdeedigde, over de Gronden en Verpligtingen van de Wet der Natuure; Stellingen, de grondtrekken behelzende van Waarheden, door hem naderhand in zyne Leerredenen opgehelderd en uitgebreid. In 't Jaar 1741 vryheid om te prediken verkreegen hebbende, was zyne eerste Standplaats in de Parochie van Colessie, in Fife; maar in 't Jaar 1743 werd hy tot Leeraar in zyne Geboortestad geroepen: deezen post bekleedde hy elf jaaren; 's Mans Leerredenen werden met algemeen genoegen gehoord. Het Jaar 1758 zag hem verplaatzen in de Hoofdkerk van Edinburgh, de hoogste Kerklyke Waardigheid in Schotland. Omtrent deezen tyd begon hy eenigzins af te wyken van zich bepaald te houden by het Leeraarampt, zonder egter eenigermaate de pligten, daartoe behoorende, te verzuimen; hy ontwierp een plan, waarop zyne Beroemdheid voor geen gering gedeelte rust. Hy deelde aan zyne Vrienden een ontwerp mede, om Lessen over het maaken van Opstellen te houden. Hy ving dezeive aan op de Hoogeschool, den elfden van Wintermaand des Jaars 1759. Zyn plan ontmoette zo veel goedkeurings, dat de Bestuurders der Hoogeschoole dit Onderwys tot | |
[p. 481] | |
een deel der Openbaare Lessen maakten; en behaagde het, den zevenden van Grasmaand des Jaars 1762, den Koning, om een Hoogleeraarschap in de Welspreekenheid en Fraaije Letteren op de Universiteit van Edinburgh op te richten, en Dr. blair, uit aanmerking van diens beproefde bekwaamheden, dit Hoogleeraarschap op te draagen, met eene Jaarwedde van zeventig Ponden St. Dr. blair gaf ten Jaare 1763 in 't licht zyne Critical Dissertation on the Poems of Ossian. De uitgave hiervan vermeerderde zynen Letterroem als een oordeelkundig Schryver, wat 'er ook moge weezen van het geschil, wegens de verdiensten of egtheid der Dichtstukken van ossian zelve. Het Eerste Deel zyner Leerredenen gaf hy ten Jaare 1777 in 't licht. Zonderling was het lot van 's Mans gedrukte Leerredenen. Het werk maakte in den beginne geen opgang altoos; maar wanneer men, op 't gezag van Dr. johnson en anderen, dezelve begon te leezen, greep 'er een vertier in die Leerredenen plaats, waarvan in het verkoopen van Leerredenen geen voorbeeld te vinden is. De Boekhandelaar, die voor het Eerste Deel den Schryver 50 Pond St. gegeeven hadt, verhoogde, uit eigen beweeging, den prys voor dat Deel met nog 50 P., en haalde Dr. blair over, om een Tweede Deel uit te geeven, voor 't welk hy hem 200 P. betaalde. De geheele som, welke hy zedert voor de beide Deelen ontving, beliep 500 P. By den voorslag, om 'er nog een Derde Deel aan toe te voegen, werd hem 600 P. voor het Copyregt aangeboden, en men verzekert dat het Vierde Deel hem 2000 P. heeft opgebragt. Niet alleen hadden Dr. blair's Leerredenen in zyn eigen Land zo sterk eenen aftrek, als misschien nooit eenige Leerredenen gehad hadden, maar zy werden ook in meest alle Europische taalen overgezet(*). In Ierland en America werden ze naagedrukt. Behalven het voordeel, uit hoofde des aftreks, door den Boekhande- | |
[p. 482] | |
laar den Opsteller geschonken, verleende de Koning hem, ter oorzaake dier Leerredenen, een Jaargeld van 200 P. - Leerredenen, die zo algemeen en zo zeer gepreezen zyn, moeten eene verdienste bezitten, die dezelve als boven berisping verheft. Voorzeker bestaat derzelver grootste verdienste in den styl, die, bovenal in de eerste Deelen, zo zuiver en gepolyst is, dat dezelve der volmaaktheid zeer naby komt. Het is bekend, dat Dr. blair meer dan gewoonen arbeid aan zyne opstellen besteedde; en niemand zal zich daarover verwonderen, die weet, dat deeze Hoogleeraar van het vormen des styls zyn hoofdwerk maakte. 't Is deeze betoverende aanvalligheid van styl, waaraan de opgang, dien deeze Leerredenen maakten, voornaamlyk moet worden toegeschreeven. Verre de meeste betreffen zedekundige en dikwyls behandelde onderwerpen; doch dezelve krygen onder de hand van blair eene nieuwe gedaante. Ontheeven van die snipperingen, welke zo menigmaal de behandeling dier onderwerpen dor maaken, loopt alles voort in eene orde, die ongedwongen is, en het behandelde onderwerp, uit verscheide oogpunten beschouwd, in den klaarsten dag haalt. Men mag vrylyk zeggen, dat 'er die lucidus ordo in heerscht, welke steeds ten kenmerk strekt, dat de Redenaar zyn stuk volkomen meester is. Alles is ontheeven van dat styve, van dat afgetrokkene, 't welk anders in veele hooggeroemde Engelsche Leerredenen heerscht. Men heeft, om 'er jets in te berispen, wel gezegd, dat 'er geene nieuwe gedagten in voorkomen; dan dit zy zo: de wyze van voordragt is dusdanig, dat die Leerredenen ten voorbeelde van Kansel-welspreekenheid mogen dienen, en met smaak zo wel als stichting zullen geleezen worden, zo lang men goeden Smaak bezit, en op weezenlyke Stichting gesteld is. - Blair's Leerredenen hebben, als 't ware, eene Epoque in Engeland gemaakt. Dan hoe veelen zyn in de naavolging slegt geslaagd; daar zy, het eenvoudig schoone en verheevene voorbyziende, door eene schitterende woordenpraal meenden blair op zyde te streeven! Hoe zeer ongelyk werd dus de naavolging aan het oorspronglyke! Wie hem wil naavolgen, leeze en maake zich eigen 's Hoogleeraars Lectures on Rhetoric; een Werk, 't geen hem ter altoosduurende eere zal strekken, en in dit | |
[p. 483] | |
vak voor verre het beste mag gehouden worden, 't geen wy bezitten(*). Wenschlyk ware het, dat dit het Handboek wierd van allen, die ten kansel treeden; dan zou men, in de openbaare Redenvoeringen, die Duidelykheid, die Bevalligheid, dien Nadruk vinden, welke zo by uitstek geschikt zyn, om den Toehoorder te overreeden, te overtuigen en weg te sleepen; dan hoorde men die wartaal niet, uit klanken zonder zin bestaande, welke, tot oneere onzer Eeuwe, de Kerkgewelven zo dikwyls doet weergalmen. - Dan wy wyken, dit ter penne laatende uitvloeijen, van het Leevensberigt af. Wy hebben van hem nog te melden, dat hy bestendig in de naauwste verstandhouding en vriendschap leefde met de eerste Mannen van zynen tyd. Lord kaimes, smith, hume, boswell, ferguson en robertson waren zyne byzondere Vrienden. Robertson gaf niets uit, zonder eerst zyne Handschriften door blair te laaten leezen en beoordeelen. Allen rekenden zy het zich, en te recht, eene groote eere, de vriendschap te genieten van eenen Man, die zyn geheele leeven sleet in het verspreiden en aankweeken van een onvervalschten smaak voor de beschaafde Letterkunde in zyn Vaderland; terwyl hy als Kerklyke een voorbeeld was van Vredelievenheid, en de voorschriften van het Christendom niet minder aandrong door de voorbeeldlyke zuiverheid zyner Zeden, dan door de kragt zyner Welspreekenheid. In den Jaare 1748 tradt Dr. blair in den Egt met zyne Nigte katherine bannatine, Dogter van den Eerw. james bannatine, een der Leeraaren in Edinburgh. By haar verwekte hy eenen Zoon, die in de kindschheid stierf, en eene Dogter, die een-en-twintig jaaren bereikte. Dr. blair's Egtgenoote stierf eenige | |
[p. 484] | |
jaaren vóór hem; daar hy, naa eene zeer korte ziekte, op den 27 van Wintermaand des Jaars 1800 overleedt, den hoogen ouderdom van 82 jaaren bereikt hebbende. - Zyne klimmende jaaren deeden hem zyne openbaare Bedieningen in den Jaare 1783 nederleggen; doch hy behieldt zyne jaarwedden tot het einde zyns leevens. De Koning voegde by het bovengemelde jaargeld, naa dat hy Emeritus geworden was, nog 100 Ponden. |
|