wyl wy waaken. Met verlof dier Wysgeeren zy het my geoorlofd aan te merken, dat de verkeerdheden, de dwaasbeden, en de ongerymdheden der droomen van zulk eenen aart zyn, dat ik onmagtig ben om uit de grooter volmaaktheid der ziele in dien staat, ter verklaaringe van eenigerlei verschynzel, eenig gevolg af te leiden. Een verstandig Vriend, met welken ik onderdaags over dit onderwerp in gesprek kwam, gaf daarvan een natuurlyker, en, zo als het my voorkwam, meer voldoende oplossing. ‘Wanneer wy waaken,’ aldus redekavelde die Vriend, ‘bemoeien wy ons nimmer geheel en alleen met het voorwerp, welk wy voor ons hebben; wy zien terug in het voorleedene, of vooruit in het toekoomende; en onze aandagt wordt immer, eenigermaate, meer of min, van den onmiddelyken tegenwoordigen indruk afgetrokken. Maar, in den slaap, zyn het geheugen en het vooruitzigt vernietigd; met het voorwerp, ons voorgesteld, houden wy ons geheel en alleen bezig; en wy ontvangen van dat voorwerp al den indruk, welken het op onze ziel kan verwekken.’
Aan eene menigte voorbeelden, ter ophelderinge en bekragtiginge van dit myns Vriends gevoelen, ontbreekt het niet. Ondersteld zynde dat de natuurlyke sneedigheid van gewaarworden de zelfde is, bezit iemant meer of min aandoenlykheids, naar gelange hy van de zorgen des leevens ontheven is. Iemant, in bezigheden of in vermaaken gedompeld, kan geen man van gevoel zyn. De man van aandoenlykheid of gevoel leeft, indien ik het dus mag uitdrukken, in den staat van een aanhoudenden droom; hy leeft en is werkzaam in eene waereld van zyn eigen maakzel; weinig meer agts slaat hy op omstandigheden en voorvallen buiten hem, dan in zo verre zy met zynen inwendigen toestand overeenstemmen. Meer gevoel heeft hy, dan andere menschen, van byzondere onderwerpen, om reden dat hy van andere onderwerpen minder gevoel heeft. - Het gevolg der dronkenschap is, dat zy ons het voorleedene doet vergeeten en zorgloos maakt aangaande het toekoomende. Meer dan gemeen staan wy in deezen staat open voor de indrukzels van het oogenblik. Aangenaam zyn gemeenlyk die indrukzels, en de staat van gemaatigde bedwelminge is een staat van opgeruimdheid of ligthartigheid. Tevens, egter, zyn wy, by deeze gelegenheden, zeer vatbaar voor droefheid zo wel als voor blydschap; en de aandoenlykste tooneelen, van welke ik ooit getuige was, wierden geöpend, naadat de beker lustig was rondgegaan. - Dolheid - het meest geducht en schroomlykst toeval, voor 't welk de menschlyke natuur vatbaar is - schynt menigmaal uit overmaatige gevoeligheid haaren oorsprong te neemen. Een mensch van