| |
Uittrekzel eener reize om De la Pêrouse op te zoeken, gedaan in de jaaren MDCCXCI tot MDCCXCIV, ontleend uit het reisverhaal van M. Labillardiere, een der Natuurkundigen, tot deezen Tocht bestemd.
(Vervolg van bl. 346.)
Overeenkomstig met ons plan, ten aanziene deezer Reize, kunnen wy niet nalaaten te vermelden een Verschynzel, 't welk de Reizigers op hunnen Tocht, den 14 van Slachtmaand 1792, waarnamen.
Het was bykans den geheelen dag stil geweest; maar 's avonds omtrent agt uuren werd de lugt in het Zuidoosten bedekt met dikke wolken, die een geweldigen storm voorspelden. De nagt was zeer donker. Schielyk vertoonde zich een verlichte kolom van verbaazende hoogte, nederdaalende uit deeze wolken, en de oppervlakte des waters verlichtende. De schinstering der zee werd eenigen tyd afgebrooken by verscheide tusschenpoozingen, geduurende welke het geheel donker was; wanneer op één oogenblik de geheele oppervlakte der zee bedekt scheen met een laken van vuur, zich uitspreidende in den koers, dien wy hielden. Dit vuurig verschynzel werd door een sterken wind voortgestuwd, die de golven zeer hoog deedt gaan. Wy zagen ons omringd door een zee van vlammen, 't welk een der schoonste vertooningen in de natuur opleverde. Welhaast verdween dit verschynzel; doch de zee vertoonde zich, geduurende den geheelen nagt, veel meer verlicht dan gewoonlyk, bovenal in het zog van het schip en op den omkrullenden top der golven. De sterkte van den wind
| |
| |
noodzaakte ons, de Marszeilen in te haalen en af te houden.
De hette was dien geheelen dag zeer drukkend geweest. Wy zeilden in de groote Golf, gevormd door de kusten van Opper-Guinea, welks stranden zich omtrent 1,500,000 Roeden Oostwaards uitstrekken.
De Zee is veel Phosphoriker in de nabyheid der kusten tusschen de Keerkringen gelegen, dan ergens elders; dewyl die Diertjes, van welken de phosphorikheid afhangt, aldaar in eene veel grooter menigte gevonden worden, dan in eenig gedeelte van den Oceaan; - iets, 't welk ik gelegenheid gehad heb waar te neemen in gedeelten van den Oceaan, zeer verre van elkander gelegen. Ik zal my zetten tot eenige naspeuring van dit verschynzel.
Naardemaal wy gemelde Golf aan ly van ons schip hadden, hadt de stroom eene menigte van die lichtgeevende zelfstandigheden, waarvan dezelve een zeer grooten overvloed heeft, tot ons overgevoerd; doch 'er was een zamenloop van eene andere omstandigheid noodig, om dat sterke Licht, 't welk wy zagen, te doen gebooren worden. De wolken, hangende in dien hoek, van waar de wind opstak, hadden aan den dampkring eene zeer groote hoeveelheid van Electrike stoffe medegedeeld: deeze was een der voornaamste oorzaaken, welke die verbaazende verlichting des waters te wege bragt. - De Electrike staat van den Dampkring kon by my geen twyfel lyden; de verre meer dan gewoone verwydering myner twee balletjes van den Electrometer wees zulks uit.
Een zagte koelte uit het Zuid-oosten deedt ons hoopen, dat wy welhaast verlost zouden worden van de groote stilten, die op deeze hoogte in meerder uitgebreidheid heerschen, dan in eenig ander gedeelte van den Oceaan. Deeze verschillendheden doen zich voornaamlyk bemerken op eene Reis na Indie, en schynen meest af te hangen van de nabyheid der Africaansche kust, welke de Schepen, uit Europa na de Kaap de Goede Hoop zeilende, veel nader by komen dan die, welke van de Kaap na Europa stevenen: van hier dat de heenreizen doorgaans langer tyd duuren dan de t'huisreizen. - Veele bekwaame Zeelieden oordeelen het raadzaam, de Linie veel Oostlyker, dan doorgaans geschiedt, door te gaan.
| |
| |
De stilten, welke ten Noorden van den Equator heerschen, hangen af van de gesteltenisse der Africaansche kust, welke zich, op den afstand van eenige weinige Graaden van de Linie, bykans 1,500,000 Roeden Oostwaards uitstrekt; terwyl de groote afstand, op welken men van de kust zeilt, naa den Equator gesneeden te hebben, de Winden, doorgaans in dit gedeelte van den Oceaan heerschende, belet, om gewyzigd te worden door Landwinden.
Ik had eenige vlessen gevuld met het Zee - water, 's nagts te vooren, geduurende de Phosphorike gesteldheid der Zee, ten einde de kleine lichtgeevende zelfstandigheden, welke dit verschynzel doen gebooren worden, te onderzoeken. Van dit water in een glazen buis gedaan hebbende, schudde ik het in 't donker, en ontdekte terstond lichtgeevende klootjes, daarin te voorschyn komende, die volmaakt gelyk waren aan de zodanige, als wy gezien hadden in het beroerde water van den Oceaan. Ik nam eene eenvoudige proeve om deeze deeltjes van het water af te scheiden, om te bezien of de lichtgeevende eigenschap dezelve bybleeve. Het water door vloeipapier laatende doorzygen, bleeven op 't zelve een aantal kleine doorschynende deeltjes, lymerig van zelfstandigheid. Het water hadt daarop de lichtgeevende hoedanigheid geheel verlooren, doch kreeg dezelve, op het inmengen dier deeltjes, weder. Indien deeze kleine diertjes voor eenigen tyd aan de lugt worden blootgesteld, verliezen ze geheelenal de lichtgeevende hoedanigheid.
Menigmaal heb ik dezelfde proeve herhaald op water, in onderscheidene gedeelten van den Oceaan geschept, en eenpaarig bevonden, dat het dezelfde soort van diertjes bevatte, welke ik daarom aanmerk als de voornaame oorzaak van het phosphorike lichten der zee. - Andere zelfstandigheden, egter, bezitten desgelyks de eigenschap om dit verschynzel op zee te doen gebooren worden: want veele soorten van Krabben, en andere Zeeinsecten van eene aanmerkelyke grootte, komen dikwyls van de diepte opwaards, en zetten aan de oppervlakte een licht by. Ik heb eenige van die phosphorique diertjes gezien, die een half voet lang waren; doch zy gingen altoos verzeld van de bovengemelde kleine diertjes.
| |
| |
Aan de Kaap de Goede Hoop gekomen, vonden zy eenige Verklaaringen, betrekking hebbende tot het eerste doelwit hunner Reize, welke wy hier moeten mededeelen.
De Capitein van een Koopvaardyschip van Bourdeaux, weinige dagen vóór ons aangekomen, berigtte ons onmiddelyk, dat de Bevelhebber der Zeemagt op Isle de France, eenig berigt ontvangen hebbende wegens het lot van de la pêrouse, een Fregat na de Kaap hadt doen zeilen, om deeze kundschap mede te deelen aan den Bevelhebber over den Tocht ter opspeuringe van dien ongelukkigen Zeeman. Het Fregat was van Isle de France weinige dagen vóór onze aankomst afgezeild.
De Brief aan den Bevelhebber, met de Verklaaringen van twee Capiteins van Koopvaardyschepen, die zich te Batavia bevonden, geduurende het verblyf van den Commandeur hunter te dier plaatze, by zyne wederkomst van Botany-Baai, in een Hollandsch Schip, naa dat hy zyn Schip verlooren hadt by Nordfolk-Eiland, zal ik hier plaats geeven.
Brief van den Burger saint felix, Bevelhebber der Fransche Zeemagt in de Indische Zeeën, aan den Generaal dentrecasteaux.
‘Ik heb uit eene byzondere Briefwisseling verstaan, dat gy niet ten oogmerke hebt om Isle de France aan te doen, dan by uwe wederkomst van den Tocht, waarop gy u begeeven hebt. Te leur gesteld in de hoope, waarmede ik my gestreeld had, om de eer te hebben van met u te spreeken, haast ik my met deeze afzending; ten einde gy, by uwe komst aan de Kaap de Gocde Hoop, twee Berigten moogt vinden, betreklyk het oogmerk uwer Zendinge; Berigten, my kortlings ter hand gesteld door de Capiteins van twee Fransche Schepen, hier van Batavia aangekomen.
Gy zult daardoor onderrigt worden van de byzonderheden, hoe een Hollandsch Schip, aan boord hebbende Commandeur hunter van de Sirius, een Engelsch Fregat, met diens Scheepsvolk, naby de Admiraliteits Eilanden, in de Zuidzee, verscheide Persoonen zag, gekleed in Europische stoffe, en waarvan eenigen in 't byzonder Fransche Uniform scheenen aan te hebben. Gy zult 'er uit zien, dat die Commandeur niet twyfelde, of deeze lieden waren overgebleevenen van de Schip- | |
| |
breukelingen, welken dit ongeluk beliep met de la pêrouse, dien hy dikwyls in Botany - Baai gezien hadt.
Ik begreep, dat de mededeeling deezer stukken voor u hoogst belangryk moest weezen; ze kwamen my gewigtig genoeg voor, om my te doen besluiten, dezelve aan u toe te schikken met een Fregat, door my alleen met dit oogmerk na de Kaap de Goede Hoop gezonden. Capitein bolle, die 't zelve voert, zal deeze papieren laaten in de handen van onzen Charge d' Affaires, in gevalle hy u daar niet mogt aantreffen, om u te overhandigen oogenbliklyk naa uwe aankomst.
Schoon ik geen officieel aanschryven hebbe, met betrekking tot uwen Tocht, welk my volmagtigt om dit Fregat tot die reis uit te vaardigen, twyfel ik geen oogenblik, of de stap, door my gedaan, zal de goedkeuring van zyne Majesteit wegdraagen, zo wanneer ik het algemeen belang en de gevoelens van myn eigen hart raadpleege.
Het was voor u bewaard, een eisch te mogen maaken op de dankbaarheid van geheel de Fransche Natie, door het Bevelhebberschap te aanvaarden over een' Tocht, die zo zeer tot eere strekt van den Vorst, die denzelven bevolen heeft, als van den Bevelhebber, wien dezelve opgedraagen is. In elk gedeelte des aardkloots, 't welk gy gaat bezoeken, zullen u myne vuurigste wenschen, dat gy wel moogt slaagen, vergezellen, alsmede de onschendbaare en volkomene verknogtheid, met welke ik my teken
saint felix.’
Isle de France, Nov. 9, 1791.
Verslag, overgegeeven aan saint felix, Bevelhebber van de Zeemagt der Fransche Natie in de Indische Zeeën, door Capitein preaudet, op het Schip de Jason, van Batavia.
‘De Sirius, een Engelsch Fregat, gevoerd door Commandeur hunter, en bestemd na Nieuw Holland, was verongelukt in de Zuidzee, omtrent het einde des Jaars 1790. Het Scheepsvolk werd ingenomen door een Sloep, die het Fregat vergezelde, en gevoerd na Botany - Baai, waar Commandeur philips een klein Hollandsch Schip huurde, om de Schipbreukelingen met den Commandeur na Engeland te brengen.
Met dit Schip van Botany - Baai gezeild, met oog- | |
| |
merk om Batavia aan te doen, werden zy, door tegenwinden en het geweld van den stroom, tot 167 Graaden Lengte van den Meridiaan van Greenwich, Oostwaards gevoerd. Den wil hebbende om door de Straat van St. George te zeilen, kwamen zy in het gezigt der Admiraliteits Eilanden, gelegen op 147o Lengte en 3o,25′ Zuider Breedte. Digt by het Oostlykste deezer Eilanden ontdekten zy eenige boots; onder het volk in dezelve bevonden zich verscheidene, die Europische stoffen tot hunne kleeding droegen; zy onderscheidden 'er zelfs eenigen, die de Uniform der Fransche Zeelieden aan hadden. Deeze lieten een witte vlag waaijen, ten teken voor de Engelschen om te naderen; maar, schoon de Commandeur hunter dit zeer gaarne wilde doen, vondt hy zulks onuitvoerbaar, door tegenwind en tegenstroom, en het gevaar, waaraan de veelvuldige ondiepten hem zouden hebben blootgesteld.
Commandeur hunter hadt dikwyls den Heer de la pêrouse in de Botany - Baai gezien, en gemeenzaam met hem verkeerd. Hy hadt uit hem verstaan, dat hy ten oogmerk hadt om door de Straat van St. George te zeilen, by het verlaaten van Botany - Baai, en van daar Noordwaards op te stevenen. Hy twyfelt niet, of de Astrolabe en Boussole waren op de bovengemelde Eilanden vervallen, ter oorzaake van de stilte en sterke stroomen in deeze zeeën. Hy heeft my onderrigt, dat hy daardoor zeshonderd mylen Oostwaards afgedreeven was, in den tyd van tien dagen; 't geen hy wist uit herhaalde waarneemingen van de Lengte, uit de Tydmeeters en de Landverkenningen. Met één woord, Commandeur hunter, dien ik op myne laatste Reis te Batavia zag, scheen my toe ten vollen overtuigd te zyn, dat de Europische Kleederen, welke hy in de boots van de Admiraliteits Eilanden zag, kwamen van de Schipbreukelingen der Schepen, weleer onder het bevel van de la pêrouse vaarende.
Commandeur hunter is thans op zyne t'huisreis na Engeland, van waar hy waarschynlyk een omstandiger berigt van deeze ontmoeting na Frankryk zal zenden.
De Engelsche Commandeur dagt uit zyne eigene ondervinding, dat een Schip, de Admiraliteits Eilanden naderende, en ten oogmerk hebbende dezelve aan te doen, tragten moet, vroegtydig de Breedte, op welke de- | |
| |
zelve liggen, te bereiken; ten einde te voorkomen weggevoerd te worden door de stroomen, die met groot geweld na het Oosten loopen.
preaudet, Capitein van de Jason.’
Isle de France, Nov. 6, 1791.
Verslag, overgeleverd door pierre magon lépinay, Scheepsbevelhebber van de Maria Helena, van Batavia, aan saint felix, Bevelhebber van de Zeemagt der Fransche Natie in de Indische Zeeën.
‘De Commandeur en de Officieren van de Sirius, een Engelsch Fregat, op het Eiland Nordfolk schipbreuk geleden hebbende, kwamen, met hun Scheepsvolk, in Botany-Baai, van waar zy, in een klein Hollandsch Schip, na Batavia zeilden, en in 't laatst van September deezes jaars aankwamen, naa eene reis van omtrent zes maanden.
Omtrent twee dagen naa dat zy in de Straat van St. George gekomen waren, bevonden zy zich, zo ras het begon te daagen, in het gezigt van de twee Admiraliteits Eilanden, en daar zeer naby; onmiddelyk peilden zy, doch konden geen grond vinden.
Naderhand ontdekten zy twee Canoes, ieder omtrent twaalf man voerende. Zy roeiden van de Eilanden op hun aan, en schoon zy niet aan scheepsboord wilden komen, naderden zy vry digt. Het was toen redelyk stil. Het Schip vondt zich blootgesteld aan een stroom, die het van 't land afdreef, en de Hollandsche Capitein hadt geen zin altoos om het Eiland nader te komen. Men merkte op, dat twee der Mannen in de Canoes Draagbanden hadden, gelyk aan die der Europische Officieren: zy maakten tekens alsof zy begeerden geschooren te worden: veelen hunner hadden stukken van rood en blaauw laken in hunne kleeding; 't welk uitwees, dat zy eenige gemeenschap hadden met Europeaanen. Naardemaal Commandeur hunter in Botany - Baai, door de la pêrouse zelven, onderrigt was van zyn oogmerk om de Straat van St. George door te zeilen, waren alle de Officiers op dat Fregat van oordeel, dat zy op deeze wyze geheel onverwagt de Eilanden ontdekt hadden, waarop de la pêrouse schipbreuk leedt.
De Ondergetekende verklaart, dat het boven verhaalde overeenkomt met hetgeen hy verzameld heeft uit
| |
| |
verscheide gesprekken met de Officieren van de Sirius, die te Batavia gekomen waren, naa de schipbreuk van dit Fregat, in een klein Hollandsch Schip; hy bevondt zich in hun gezelschap in de maand October.
p. magon lépinay.’
Isle de France, Oct. 31, 1791.
Naardemaal Commandeur hunter zich aan de Kaap de Goede Hoop bevondt, op zyne terugreize van Batavia na Engeland, op het oogenblik dat wy daar kwamen, hadden wy reden om te verwagten, dat wy van hem allen mogelyk naarigt zouden ontvangen van 't geen hy by de Admiraliteits Eilanden gezien hadt; dan wy verwonderden ons zeer, te verneemen, dat hy van de Kaap gezeild was, twee uuren naa dat wy ten anker gekomen waren. Hy was waarschynlyk wel onderrigt van het oogmerk onzer Reize: want wy werden aan de Kaap verwagt; en de Bevelhebbers-vlag, die wy lieten waaijen, moest hem verzekerd hebben, dat wy de Schepen waren, uitgezonden om de la pêrouse op te zoeken. Het kwam ons ten uitersten vreemd voor, dat hy geene pooging gedaan hadt, om ons zelfs het schraal berigt, 't welk preaudet en magon lépinay opgemaakt hadden uit hetgeen hy zelve en zyne Officiers te Batavia hadden verhaald, mede te deelen. - Onze verwondering groeide nog aan, toen wy ontdekten, dat Commandeur hunter, geduurende zyn verblyf aan de Kaap, niet alleen niets hadt laaten blyken, 't welk grond kon geeven om te gelooven, dat hy Wilden gezien hadt, gekleed in de Uniform van de Fransche Mariniers, maar zelfs uitdruklyk verklaard aan verscheide Leden van de Regeering, en in 't byzonder aan zyn Vriend den Heer gordon, dat hy niets wist van de vertellingen, daar verspreid op de aankomst van de Atalante; ook was 'er geen reden om te denken, dat de verhaalen, aan de Kaap gedaan door Capitein bolle, van Commandeur hunter zelve kwamen.
Capitein bligh, Bevelhebber van de Engelsche Sloep Providence, uitgezonden om den Broodvrugt-boom op de Societeit Eilanden te zoeken, hadt in de Tafelbaai het anker geworpen, korten tyd naa dat de Atalante van daar gezeild was. Het bleek, dat Capitein bligh niets van Commandeur hunter gehoord hadt, betrekking
| |
| |
hebbende tot de Verklaaringen der twee Fransche Capiteinen; maar dat, op het berigt, hem medegedeeld door Persoonen, die met den Capitein van de Atalante gesprooken hadden, hy den Colonel gordon verzekerd hadt, dat, wanneer hy na de Societeit Eilanden wederkeerde, hy alle naspeuringen, welke hem mogelyk waren, in 't werk zou stellen, in die streeken, waar de la pêrouse gezegd werd schipbreuk geleden te hebben, en tragten eenige overblyfzels van dien ongelukkigen Tocht te verzamelen.
(Het Vervolg hiernaa.) |
|