| |
Aanmerkingen, aangaande de geneeskundige kragten der geoxygeneerde zelfstandigheden.
Door A. Ypey, Practizeerend Geneesheer te Amsterdam.
Met byzonder genoegen doorlas ik onlangs, in het 8ste Stuk der Nieuwe Scheikundige Bibliotheek, eene Verhandeling ‘over de toepassing der Pneumatische Scheikunde op de Geneeskunst, en over de geneesryke kragten der Geoxygeneerde Zelfstandigheden,’ voorgeleezen in de Ecole de Medicine te Parys, door den beroemden Scheikundigen fourcroy. Ik bewonderde de schranderheid des Redenaars, in het toepassen zyner proeven op het levend lichaam, en gevoelde de gegrondheid en het nut van veele zyner stellingen en waarneemingen. Ondertusschen konde ik my niet overal met zyne denkbeelden vereenigen, 't geen aanleiding gaf tot eenige aanmerkingen, welke ik thans de eere hebbe aan het Publiek mede te deelen.
Gaarne erkenne ik, dat het Oxygène een der vermogendste prikkels is voor het dierlyk leven, en dat hetzelve zeer gewigtige geneesryke eigenschappen bezit: dan teffens komt het my ten hoogsten twyffelachtig voor, of de tot hier toe genomene proeven wel genoegzaam zyn, om de volgende stelling des Schryvers (Nieuwe Scheik. Biblioth. No. 8, p. 350 en 351) te bewyzen: ‘Dat men, de geneesmiddelen uit dit oogpunt beschouwende, twee classen van dezelve moet aanneemen; oxygeneerende en deoxygeneerende; dat het eerste zoort de gantsche werkdaadigheid van het systema, de warm- | |
| |
te, den omloop der vochten, de kragt en beweegbaarheid vermeerderen; dat de tweede classe, integendeel, alle deeze natuurlyke werkingen verslapt; dat dikwyls in het opgeklaard empirisme der goede Practici, dat tot hier toe de plaats vervangt van zekere gronden, waar van de geneeskunde nog verstoken is, de geneesmiddelen, welke zy voorschryven, door eene of andere deezer eigenschappen werken, de eene oxygeneerende, de andere deoxygeneerende.’
Oxygeneerende middelen, derhalven, zyn de zodanige, die een grooten overvloed van Oxygène aan andere zelfstandigheden, ook inzonderheid aan het menschelyk lichaam, kunnen mededeelen. Hoedanige zyn, de Boter van Spiesglas, de roode gepraecipiteerde Kwik, de Sublimaat, het Arsenicum: insgelyks, hoewel in een minderen graad, het Loodwit, de Zinkbloemen, de Yzerkalken, enz. Eindelyk Zuuren, die een grooten overvloed van Oxygène bezitten, en hetzelve gemakkelyk loslaaten: by voorbeeld geoxygeneerd Zeezoutzuur, Salpeterzuur, door het Salpeterzuur geoxygeneerd vet, enz.
Deoxygeneerende middelen, daarentegen, zyn de zodanige, die het Oxygène naar zich trekken, en dus de werkingen, die hetzelve anderzins op het menschelyk lichaam zou voortbrengen, te niete doen. Zodanig een lichaam is het fyn Yzerpoeder, ten opzichte der geoxygeneerde Yzerkalken, en van andere meer werkzaame en bytende bereidingen uit het delfbaar Ryk. Zodanig zyn, ten opzichte van dezelfde gevaarlyke zelfstandigheden, de Zwavellevers en de daaruit bereide Minerale Wateren. ‘Navier, (zegt de Heer fourcroy, l.c. p. 329 en 330) de loogzoutige sulphures aanpryzende, in vergiftigingen van rattekruid, koperrood, en bytende sublimaat, wist wel, dat, door deeze metaalzuuren te ontleden en op te neemen, de sulphures, die dan ontstonden, niet die zelfde bytende kragt hadden, als de eerste zouten: maar hy wist niet, welk wezenlyk voordeel men trekken kon, uit de gezwavelde, het zy kunstmaatige, het zy natuurlyke wateren, wier hydrosulphure, een gedeelte van het Oxygène der metaalkalken opneemende, dezelve te gelyk de oorzaak van hunne vergiftige scherpte ontneemt; hy wist niet, dat het yzer, alleen in een zeer fyn poeder, even geschikt is, om de bytende eigen- | |
| |
schap der koper kwik en artseny- [denkelyk arsenik-] achtige metaalzouten te vernietigen, door aan dezelve, door zyne nieuwe verwandschap met het Oxygène, dit beginzel, dat hen bytende maakt, te ontweldigen.’
Dan, daar het hier voornaamelyk op aankomt, de Koortsbast moet geteld worden onder de voornaamste Deoxygeneerende middelen. Fourcroy zegt hier van, op de aangehaalde plaats: ‘Berthollet zelve, die nuttige eigenschap van het afkookzel der Kina ontdekkende in de vergiftigingen, door te groote gaven van tartrite de antimoine et de potasse (tartarus stibiatus) veroorzaakt, was onkundig, dat het kwam, door het Oxygène van het Stibium te scheiden, dat het uittrekzel van de Kina hetzelve alle zyne werkdaadigheid ontnam, en het is wezentlyk slegts eenigen tyd na deeze ontdekking van berthollet, dat ik de groote geneigdheid van het afkookzel der Kina, om het Oxygène op te neemen, bekend maakte.’
Moet men nu, als een algemeenen regel, aanneemen: Oxygeneerende middelen vermeerderen de gantsche werkzaamheid van het menschelyk gestel, zetten den omloop der vogten de warmte en de beweegbaarheid aan, enz. Deoxygeneerende middelen, daarentegen, verslappen alle deeze werkzaamheden. Hoe zullen wy hiermede de werking van den Koortsbast overeenbrengen? Het afkookzel van dit heerlyk middel is, onder anderen, onontbeerbaar, in den verzwakten toestand des lichaams, na het afloopen van geweldige heete ziekten; gelyk ook in het heet en koud vuur, zo ras 'er eene onderdrukking der levenskragten bespeurd wordt, gelyk doorgaans plaats heeft. In deeze gevallen neemen wy eene bekommerende verslapping der vaste deelen, en van derzelver werkingen, waar; terwyl de vogten zich in een verdunden staat bevinden. Hier moeten, derhalven, volgens de gestelde beginzels, oxygeneerende middelen worden aangewend: doch de ondervinding leert ons, dat dezelve hier deels zeer schadelyk, deels onnut zouden zyn; terwyl de zo sterk deoxygeneerende Koortsbast, in plaats van, volgens de beginzelen van den Heer fourcroy, als een verslappend middel te werken, het éénige is, in staat om de byna uitgedoofde levensvermogens wederom op te wekken.
Hoe gevaarlyk het is, uit niet genoegzaam van alle kanten beschouwde verschynzels, algemeene regelen op
| |
| |
te maaken, zal ons de volgende bekende waarneeming kunnen leeren. Allengskens in het lichaam gebragte geoxygeneerde Lood- en Arsenik-praeparaten brengen eene doodelyke verzwakking en eene algemeene of gedeeltelyke verlamming te wege. Zodanige Lyders hebben een uitzicht als van afgestorvenen; zy zyn steeds koud, bevende en magteloos: in één woord, by hen heeft eene byna doodelyke uitblussing der levensgeesten plaats. Doch naauwelyks maaken zy gebruik van deoxygeneerende zwavelmiddelen, vooral van heete zwavelbronnen, of alle tekenen van de naby zynde uitblussing des levens verdwynen allengskens; en naar maate het Oxygène dier gevaarlyke bereidingen wordt vastgelegd, keeren leven, beweging, warmte en kragten weder; - Verschynzels, uit welke men, op den voet van fourcroy redeneerende, met hetzelfde recht zou kunnen besluiten, dat Oxygeneerende middelen eigentlyk die geene zyn, welke de kragten des levens vernietigen; doch dat de Deoxygeneerende de beste zyn, om dezelve op te wekken en te herstellen. Hoe gebrekkig dus ook tot hier toe, in de oogen van den Heer fourcroy, het verstandig Empirisme der goede Practici moge zyn, geloove ik echter, dat wy daarmede verder zullen komen, dan met algemeene regelen, daargesteld, eer alle de verschillende verschynzelen genoegzaam van alle kanten zyn overwoogen.
De byzondere versterkende en verdikkende kragten, die zommige oxygeneerende zelfstandigheden in het geneezen van Atonische zweeren aan den dag leggen, bewyzen ook niet ten vollen, dat dezelve aan het Oxygène, op zich zelven beschouwd, moeten worden toegeschreeven. Een slappe ontbinding van witten Vitriool voldoet in zodanige omstandigheden dikwyls beter, dan een sterk oxygeneerend voorschrift. Het is waar, 'er bestaat Oxygène in eene ontbinding van witten Vitriool; doch dezelve is hier zo sterk met het principium sulphuricum en met het mineraal van den Zink vereenigd, dat het Oxygène uit deeze compositie niet, dan door een zeer hoogen graad van hitte, kan worden losgemaakt, en geenzins door de werking der dierlyke oppervlakte, op welke het wordt aangelegd: zo dat hier met geene mogelykheid eene Oxygenatie ondersteld kan worden. Hier komt nog by, dat het voornaamste der deoxygeneerende middelen uit het groeijend Ryk, het
| |
| |
aftrekzel van den Koortsbast, hier dikwyls, door inen uitwendig gebruik, meer uitwerkt, dan alle oxygeneerende middelen.
Dikwyls, ongetwyffeld, wordt de Schurft geneezen door oxygeneerende zelfstandigheden; als, met naame, door den geoxygeneerden Zoutgeest, het door Salpeterzuur geoxygeneerd vet, enz. Dan ook hier heeft het Oxygène geene uitsluitende voorrechten; dewyl de zwavel en de verschillende zoorten van zwavellevers en zwavelwaters hetzelfde verrichten, schoon zy bekend staan als deoxygeneerende zelfstandigheden. Alles wat de oppervlakkige huidzweertjes in deeze ongemakken sterk prikkelt, en de insecten, die in dezelve huishouden, vernietigt, schynt een schurftgeneezend vermogen te bezitten; zonder dat het 'er veel op aankomt, van welken byzonderen aard de aangebragte prikkel zy.
De Heer fourcroy strekt de werkingen van het Oxygène in de Geneeskunde zo verre uit, dat hy daardoor meent te kunnen verklaaren dat verschynzel in de ziekten, 't welk men Coctie noemt: ‘Eene standvastige verandering, (l.c. p. 339) welke haaren gelukkigen uitslag voorspelt en verzelt. Deeze Coctie bestaat in eene gelyke gelykaartige verdikking van welk vogt het zy; een uitwerkzel, dat men niet kan miskennen voor eene vastlegging van Oxygène.’ Deeze Leer past voorzeker niet op die ziekten, welke van een ontstooken aard zyn, in welke, naamelyk, de krampachtig toegetrokkene vaten door verdikte vloeistoffen verstopt zyn, en dus dan eerst Coctie plaats kan hebben, wanneer die verdikte stoffen, door weekmaakende verdunnende en ontbindende middelen, genoegzaam zyn opgelost, om door de engten, welke zy vervulden, voort te vloeijen: reducto fluore concreti, motu stagnantis: volgens boerhave, Aph. Pract. n. 386. Zal dus de stelling van den Heer fourcroy in eenig geval, in 't welk Coctie plaats heeft, te pas komen, zo zal het moeten zyn in die classe van koortzige ziekten, in welke de vogten in een ontbonden toestand zyn, te weeten in kwaadaardige zinkings- en rotkoortzen. Hier heeft zekerlyk doorgaans eene verdikking der te dunne en te scherpe vogten plaats, eer de ziekte zich tot beterschap kan schikken. Doch kan dit gevoegelyk toegeschreeven worden aan de vastlegging van het Oxy- | |
| |
gène? Indien wy dit aanneemen, zullen wy ten minsten moeten stellen, dat 'er vóór die vastlegging een te overvloedig vry Oxygène aanwezig is geweest, en dat hierdoor de voorafgaande gevaarlyke toestand der ziekte is veroorzaakt geworden. Dan, indien dit waarlyk heeft plaats gehad, hebben ook alle die
tekenen aanwezende moeten zyn, welke, volgens de Leere van den Heer fourcroy, door de werking van een ontwikkeld Oxygène worden daargesteld: te weeten vermeerdering der levenskragt, afwezigheid van alle tekenen van beginnend bederf in de vogten, enz. Intusschen heeft steeds het tegengestelde in dergelyke ziekten plaats; en dus blykt genoegzaam, dat de gemelde nieuwe Scheikundige Leer ook hier in 't geheel niet te pas komt.
Ondertusschen zou de Leer van fourcroy een gewigtigen grondslag bekomen, indien zyne volgende stelling, voorkomende op p. 324, volkomen met de waarheid overeenkwam; dat, naamelyk, de geoxygeneerde zelfstandigheden, zo als hy stelt, ‘geene geneesmiddelen zyn, of geene merkbaare uitwerkingen in ons lichaam doen ontstaan, dan voor zo verre zy, Oxygène bevattende, het meer of min gemakkelyk afstaan aan de dierlyke stoffen, daar zy mede in aanraaking zyn.’ Dat de geneeskundige werking van eenige geoxygeneerde zelfstandigheden hoofdzaakelyk van het Oxygène afhangt, - dat dergelyke zelfstandigheden over 't algemeen werkzaamer zyn, naar maate zy meerder, ligt van haar af te scheiden, Oxygène bezitten, omdat zy daardoor smeltbaarder en doordringender worden, - zulks wil ik gaarne toestaan; doch dat daarom de geheele geneeskragt der voor oxygenatie meest vatbaare geneesmiddelen aan het Oxygène by uitzondering moet worden toegeschreeven, strydt, myns oordeels, tegen reden en ondervinding. Want, 1o. indien het Oxygène alleen het werkend gedeelte der geoxygeneerde middelen was, zou hunne werking altoos gelykzoortig zyn, en alleen in eene mindere of meerdere werking verschillen. Kwik-, Lood- en Yzerpraeparaten zouden dus gelykzoortige uitwerkzelen daarstellen, alleen in graaden verschillende, naar maate van eene meerdere of mindere oxygenatie. Doch de ondervinding leert ons, dat de werkingen dier middelen hemelsbreedte verschillen, en dat dezelve dus niet afhangen van het Oxygè- | |
| |
ne, of ten minsten, dat het Oxygène, met verschillende metallique bases vereenigd, zamengestelde lichaamen daarstelt, die, naar maate dier bases, hemelsbreedte in werking verschillen: ten bewyze dat de basis de voornaame oorzaak der verschillende geneeskundige kragt is, en dus in 't geheel niet uit het oog moet verlooren worden.
2o. Dat het Oxygène geenzins altoos het voornaam werkend gedeelte uitmaakt der oxygenabele metallische zelfstandigheden, blykt ook daaruit, dat onder dezelve veele zeer vermogende zyn, die geen Oxygène bevatten, of in welke het ten minsten in een zo vastgelegden staat is, dat men, met geen grond, deszelfs ontwikkeling, door de digestive vermogens des menschelyken lichaams, mogelyk kan achten. By voorbeeld, de Mercurius solubilis Hahnemanni en de Mercur. cinereus Edenburg. bezitten, tegen ingewortelde venerische toevallen, dezelfde, zo niet meer vermogende kragten, dan de sterkst geoxygeneerde Kwikbereidingen: niettegenstaande men geen vry, en door de vermogens der eerste wegen gemakkelyk oplosbaar Oxygène, in deeze beide eerstgenoemde geneesmiddelen kan onderstellen; omdat zy, door nederploffing met alcalische zouten bereid, hetzelve niet dan in eene zeer naauwe, alleen door reductie uit te dryvene vereeniging, kunnen bezitten.
Met de Spiesglas-middelen is het eveneens gelegen. Fourcroy zegt wel: Spiesglas bezit weinig werkzaamheid; 't geen waar is, omtrent het raauw, met zwavel overlaaden, Spiesglas; maar niet, wanneer hetzelve, van zwavel beroofd, onder de gedaante van den zuiveren metallischen Regulus voorkomt. Dit zuiver halfmetaal is een geweldig braak- en purgeermiddel, hetgeen voorzeker niet kan toegeschreeven worden aan het Oxygène, als zynde hier niet tegenwoordig. Het glas van Spiesglas bezit mogelyk wel Oxygène, doch in een zo vastgelegden staat, dat het door de kragten onzer maag daarvan niet ligt schynt afgescheiden te kunnen worden; en echter is het, in eene geringe gifte, een der vermogendste braakmiddelen. Het Kermes minerale, of de Zwavel van het Spiesglas, door kooking met eene loogzoutige ontbinding tot Zwavellever gemaakt, die met eenige metallische deelen ten naauwsten verbonden is, kan ook niet onder die dingen gerekend wor- | |
| |
den, welke het Oxygène aan onze ingewanden kunnen mededeelen; en echter is hetzelve een zeer kragtig middel.
Volgens fourcroy werken de Yzermiddelen ook alleen, of voornaamelyk, door de mededeeling van het Oxygène. Gaarne zou ik dit toestemmen, indien de heilzaame werkingen der Staalmiddelen alleen wierden daargesteld, door derzelver geoxygeneerde bereidingen. Doch zeer dikwyls werkt niets meer voldoende, dan de zelfstandigheid van het yzer zelven, in poeder; niettegenstaande het, in veele gevallen, volgens de waarneemingen van fourcroy zelven, een der vermogendste deoxygeneerende zelfstandigheden is, 't geen, door het zuur der eerste wegen naar zich te neemen, derzelver Oxygène volkomen vastlegt. Het gemeen yzerroest (Carbonas Ferri) bestaat uit eene vereeniging van Yzer met het Koolenzuur; een zamenstelzel, ongeschikt om Oxygène aan ons lichaam mede te deelen, omdat de koolstof overal, zelfs ook binnen ons lichaam, het Oxygène naar zich neemt, gelyk uit de geschiedenis der ademhaaling bekend is; en echter verricht deeze yzerkalk dikwyls al het heilzaame, 't geen men van eenig staalmiddel kan verwagten. Wanneer men, eindelyk, dagelyks eenige lepels gemeenen Rhynschen wyn aan een meisje, 't geen aan de Vrysterziekte (Chlorosis) zukkelt, voorschryft, zal men geen de minste heilzaame uitwerking gewaar worden: maar wanneer men, door de noodige hoeveelheid staal of yzer in dien wyn te ontbinden, het zwak zuur, daarin gevonden wordende, geheelenal doet verdwynen, en dus dien wyn, in een zekeren zin, geheel deoxygeneert, bekomt men dat middel, 't geen de onsterffelyke boerhave, Proces. Chem. 168, noemt het vermogendste, der my, tot hiertoe, in de konst en in de natuur, bekende geneesmiddelen, om de bloedmaakende kragt van het menschelyk lichaam te herstellen. Waardoor, op de voldoendste wyze, wordt beweezen, dat de heilzaame
geneeskundige vermogens van het yzer en deszelfs bereidingen niet moeten toegeschreeven worden, aan de ontwikkeling van eenig Oxygène, maar aan de metallische zelfstandigheid van het yzer zelven. |
|