Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMoed van het Fransche Leger.Zodra het eerste Bataillon der Divisie van desaix de hoogte bereikt had, vormde het zich in eene | |
[p. 347] | |
geslooten Colonne. Ieder bewaarde zynen afstand, en ieder ontving zyne orders. De Consul, de Generaal en Chef, de Generaals, de Officieren van den Generaalen Staf, doorliepen de gelederen, en boezemden dat vertrouwen in, 't welk groote gebeurtenissen voorafgaat en doet gebooren worden. Deeze werkzaamheid, die een uur duurde, was schrikkelyk: want de Oostenryksche Artillery bestookte ons aanhoudend, en elke losbranding nam geheele gelederen weg; de kanonkogels, de hauwitsers sprongen op ons, menschen en paarden met zich voerende. Men ontving den dood zonder zich te verroeren, en sloot zyne gelederen op de lyken zyner medemakkers. Deeze verschrikkelyke Artillery bereikte zelfs de Cavallery, die zich agter onze gelederen herzamelde, zo wel als een aantal Soldaaten, van onderscheidene Corpsen, die, door de Divisie van desaix aangemoedigd, die zy hadden zien voorby trekken, op nieuw op het veld der Eere terug kwamen. Alles is voorzien, alles is berekend. De Bataillons branden van ongeduld. De Tambour, met het oog op den Staf van zynen Majoor gevestigd, wagt het teken af; de Trompetter, met opgeheven arm, verzamelt zynen adem; het teken wordt gegeeven; de verschrikkelyke Bataillemarsch doet zich hooren; alle de Corpsen stellen zich te gelyk in beweeging; de Fransche woede sleept, gelyk een maalstroom, alles mede, wat zich tegen haar verzet; in één oogenblik is de Engte gezuiverd; overal de vyand overhoop geworpen; stervenden en leevenden, gekwetsten en dooden, alles wordt onder de voeten vertreeden. Ieder Colonne, aan de overzyde van de Engte gekomen, doet zyne Divisie in slagorde schaaren. Onze linie vertoonde toen een ontzaglyk Front. Naar maate de stukken geschut aankomen, worden zy in Batteryen gesteld, en braaken den dood op de borsten der verbaasde vyanden; zy gaan terug; hunne tallooze Cavallery valt ons gezamentlyk vol woede aan; het klein geweer, het schroot en de bajonet houden hun op eens tegen; een van hunne kruidwagens springt in de lugt; de schrik verdubbelt; de daaruit gebooren wordende wanorde verbergt zich onder den rook; de stem van den Overwinnaar vermeerdert de verwarring; eindelyk, alles geraakt in beweeging, alles buigt, alles vlugt. Nu stort de Fransche Cavallery zich in de vlakte, en verbergt, door haaren heldenmoed, haar | |
[p. 348] | |
klein getal; zy rukt naar den vyand, zonder vreeze van zelve aangegreepen te worden. Desaix springt, aan de regter zyde, over de slooten, zuivert de heggen, werpt overhoop, vertreedt, verplettert alles, wat zich tegen zynen doortogt durft stellen. Victor wedyvert, aan de linker zyde, in vlugheid met hem, neemt Marengo weg, en vliegt naar de Rivier de Bormida. Het middenpunt, met minder magts, en de Cavallery onder de bevelen van den Generaal murat, rukt op eene ontzaglyke wyze de Vlakte in, altoos op den afstand van een halven kanonschoot. De Generaal murat ontrust het middenpunt van den vyand, volgt zyne beweeging, en houdt tevens een ontzaglyk groot lighaam Cavallery in bedwang, dat zich niet beweegen kan, dan onder het vuur van drie agtponders en een hauwitser. Onze Infantery is op het punt om hem te omcingelen, minder afstands dan hy te doorloopen hebbende, om aan de brug te komen, ten einde hem op onze beurt dat voornaamste punt van aftogt af te snyden. De stoutmoedige desaix, leevendig geobliqueerd hebbende op St. Stephano, snydt den linker vleugel der Oostenrykers geheel af; en op het zelfde oogenblik doet kellerman, de Zoon, met agthonderd Ruiters, uit eenige Regimenten te zamen getrokken, zesduizend Hongaarsche Grenadiers de Wapens nederleggen. De Oostenryksche Generaal zach, Chef van den Generaalen Staf, wordt gevangen genomen door een Ruiter van het tweede Regiment. Toen, ô vreesselyke smart! toen was het, dat de groote desaix door het doodelyk lood getroffen wierd, naa het gantsche Leger, ja zelfs naa mogelyk zyn Vaderland zelve gered te hebben in het oogenblik van zynen zegepraal. - Maar laat ons nu onze droefheid beteugelen. Wy zullen, naa ons geschiedverhaal geëindigd te hebben, nog eenige traanen storten op de bebloede overblyfzelen van onzen grooten Held. De nagt naderde; het Leger van den vyand in wanorde, Cavallery, Infantery, Artillery, alles by het middenpunt op elkander gehoopt, verdrongen zich over elkander, in dien verwarden aftogt, op de Brug in de Rivier. De Artillery, welke de vyand by het begin van ons voordeel terug getrokken had, uit vreeze dat zy, genomen wordende, tegen hun zelven mogt worden aangewend, was hun in deeze netelige omstandigheid meer na- dan voordeelig, dewyl zy den doortogt belette. | |
[p. 349] | |
Dan, gevoelende het gewigt om dien aftogt te verhaasten en de verwarring te vermeerderen, rukten wy op een grooten draf voorwaards; en bereids waren wy een gedeelte van hun voetvolk op zyde, 't welk, zulke vlugge voeten niet hebbende als het paardevolk, niet missen kon, gevangen genomen of in stukken gehouwen te worden. Onze nabyheid op zo weinig afstands vermeerderde, op eene verbaazende wyze, de verwarring van den vyand. De Grenadiers te paard en de Jaagers van de lyfwagt hielden de regter zyde van den weg, ten getale van tweehonderd; vier a vyfhonderd man van de 1ste, 6de en 8ste Regimenten Dragonders, en van het 20ste Regiment Cavallery, de linker zyde. Murat vloog van de eene naar de andere zyde. Het beslissend oogenblik was daar. De Chef de Brigade, bessieres, vol van het vuur, dat ons allen bezielde, sprak ons aan als een Krygsman, die weet hoe men een Soldaat op het pad der Eere leidt. Wy grypen den sabel in de vuist; onze mantels worden op onze borsten gekruist; wy schikken onze teugels; wy schaaren onze paarden, ongelukkig reeds te veel vermoeid; de Geestdrift, om aan zyn Corps een naam te maaken, ontvonkt den onverschilligsten; de Trompetten blaazen eindelyk den aanval; men beweegt zich op de hand-galop; de aarde dreunt; door eene kunstige beweeging staan wy gereed, om op de ademlooze Infantery in te storten. Toen besloot de Oostenryksche Ruitery, haare raadelooze Infantery te redden, en begaf zich op ons in Colonne. De vlugheid dier beweeging dwong ons, onzen prooi te laaten vaaren; wy wendden ons daadelyk links, en obliqueeren op hun; dertig passen en een wyde sloot scheiden ons nog van hun; de sloot over te springen, ons wederom te schikken, 'er op in te houwen, en de twee eerste pelottons te omringen, was het werk van geen vyf minuten. Verbysterd door dien verschrikkelyken aanval, mogelyk verschrikt door de groote gestalte der Ruiters, wier hairen mutzen dezelve nog grooter doen schynen, verdeedigen zy zich slegt, en worden allen in stukken gehouwen: wy maakten aldaar geene krygsgevangenen, of namen 'er paarden. In dien tusschentyd greepen de Dragonders deeze Colonne in de zyde, en rigtten een vreesselyk bloedbad aan; zy vervolgden ze tot aan eene hoogte, alwaar verscheiden krygsgevangen gemaakt wierden. Ons klein getal, de ongeschiktheid van den grond, de nagt, | |
[p. 350] | |
die ons overviel, de verbaazende vermoeijenis van onze uitgehongerde paarden, eene talryke vyandelyke Cavallery, onder wier oogen dit alles voorviel, en die wraak had kunnen neemen, veroorlofden den voorzigtigen en wakkeren Generaal murat niet, om de heerlyke vrugten van deezen roemryken dag (door ons verder te doen voortrukken) aan lotwisseling bloot te stellen. Daarenboven, onze Infantery, die bykans even spoedig als wy, maar verstrooid, en als scherpschutters, aankwam, zou mogelyk den tyd niet gehad hebben, om zich te vereenigen, zo wy eene halve wending gemaakt hadden. | |
Gevolgen van de Zege van Marengo.Dus eindigde deeze altyd gedenkwaardige dag. De invallende duisternis gedoogde het verzorgen van alle de gekwetsten niet; een groot aantal bleef op het slagveld liggen. De Oostenryker en de Franschman, door hun ongeluk broeders geworden, naderden elkander, sleepten zich zo goed voort als zy konden, en beweezen elkander, in hun wederzydsch ongeluk, wederkeerige diensten. Ieder ging slaapen op de plaats, waar hy zich bevond, de rantzel op den rug, en de snaphaan tusschen de beenen. De Ruiters, de teugels in hunne armen houdende, geraakten met hunne paarden, zonder eeten of drinken, in slaap. Het sloeg tien uuren te Marengo, wanneer wy langzaam naar St. Juliana terug kwamen. Verscheiden onzer, afgemat door vermoeijenis, en nog meer door de behoefte van den slaap, sliepen gerust op hunne paarden, maar wierden alle oogenblikken opgewekt door de smartelyke klaagstemmen der gekwetsten, die op snaphaanen of draagbaaren weggedraagen wierden, of van dezulken, die verlaaten en verstrooid op de velden lagen en om hulp riepen, en het gevoelig hart met die droefheid vervulden, die den waaren Krygsman niet alleen niet onbekend is, maar hem zelfs tot zo veel eer verstrekt. Paarden doolden hier en daar op drie pooten rond, en riepen de onze door hun grinniken. By elken voetstap moest men ophouden en omwegen maaken, om de gekwetsten niet te vertreeden. De slooten en de weg waren dikwerf door Kruidwagens, Veld-equipages en omvergeworpen Kanonnen versperd. Wat verder wierden eenige huizen door de vlammen verslonden, en stortten op de ongelukkige be- | |
[p. 351] | |
wooners neder, die zich, half dood van vrees, in hunne kelders bevonden. De diepe duisternis, welke ons omringde, maakte het tooneel nog verschrikkelyker. Krygsgevangenen, niet weetende waar te gaan, maar in hoop van te zullen ontkomen, dwaalden op goed geluk om, en wierden ontmoet door Fransche Soldaaten, die, gebukt gaande onder den last van hunne gekwetste medemakkers, hun dwongen om terug te keeren, op hunne schouders deeze eerbiedwaardige lasten laadende. | |
Tafereel van het Hoofdkwartier.Eindelyk kwamen wy aan het Hoofdkwartier aan, hetgeen voor een Hospitaal diende. Iedereen plaatste zich zo goed hy maar konde, zelfs onder de dooden en stervenden, zonder dat de bitterste jammerklagten nu meer de kragt van den slaap konden overwinnen. Des anderen daags, de honger de overhand neemende, trad ik zeer droefgeestig op de plaats van het Kwartier Generaal, ten einde my eenig voedzel voor my en myn paard te verschaffen, wanneer het verschrikkelykst schouwtooneel my de hairen te berge deed ryzen. Meer dan drieduizend Oostenryksche en Fransche gekwetsten lagen opeengehoopt op de plaats, in de schuuren, in de stallen, in de kribben, zelfs tot in de kelders en op de vlieringen, de allerbitterste klaagtoonen uitboezemende, ja vloekende en raazende zelfs op de Heelmeesters, die aan alle die verbanden te gelyk niet konden voldoen. Ik hoorde van alle kanten de klaagstemmen van myne oude medemakkers en vrienden, die my om eeten en drinken vroegen. Alles, intusschen, wat ik doen konde, was, voor hun water in myne waterflesch te gaan haalen; en in de daad, myne eigene behoeften en die van myn paard vergeetende, bleef ik meer dan twee uuren beurtelings den dienst van Heelmeester en Zieken-oppasser vervullen. Alle gezonde Soldaaten deeden het zelfde. Van alle kanten bragt men krygsgevangenen aan; hetgeen nog aanmerkelyk het getal der uitgehongerden vermeerderde. Eindelyk; deeze dag was voor ons allen van eene byna ondraagelyke lengte. Intusschen gebeurde 'er iets, 't welk allerlei gissingen deed gebooren worden, en eenigermaate onzen langduurenden kommer verzagtte. Een Oostenryksch Officier kwam; en een Aide de Camp vertrok daadelyk naar | |
[p. 352] | |
Alexandrie. Ieder maakte daaromtrent op zyne manier zyne bedenkingen. Berthier zelf begaf zich des namiddags derwaards. Elk was reikhalzend naar bericht, en niemand durfde hoopen, hetgeen hy 's daags daaraan vernam verkreegen te hebben. Wy vernamen, namentlyk, met het aanbreeken van den dag, het nieuws van den Wapenstilstand, die het Fransche Leger met ongemeene blydschap vervulde; terwyl het Oostenryksche, beevende van woede, des anderen daags en de volgende, over het slagveld trok, nog rookende van beider bloed; daar de verstrooide en nog onbegraavene lyken alreeds verderffelyke, en voor het menschelyk lighaam schadelyke, dampen begonnen op te geeven. Eindelyk kwamen de leevensmiddelen, zo wel als de wagens ter vervoeringe der gekwetsten, aan. 'Er wierd daadelyk eene broederlyke verdeeling gemaakt van het aangekomene tusschen alle de slagtoffers van deezen bloedigen dag. Men zag, zonder jaloursheid, den Oostentyker en den Franschman, die, twee dagen te vooren, elkander naar het leeven stonden, uit dezelfde handen, onder het zelfde dak, in dezelfde kamer, den noodzaakelyken bystand en de volyverige hulp van de waare en hulpvaardige menschlievendheid ontvangen. |
|