Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensschets van wylen Bryan Edwards, Esq., M.P. voor Grampound. Door Hemzelven opgemaakt, korten tyd vóór zynen dood.Ik werd gebooren op den een-en-twintigsten van Bloeimaand des Jaars 1743, in de vervallen Stad Westbury, in het Landschap van Wilts. Myn Vader erfde een gering vaderlyk goed in de nabuurschap, 't welk omtrent honderd Ponden St. 's jaars opbragt. Dit slegts een schraal onderhoud opleverende voor een talryk Gezin, ondernam hy, zonder eenige kennis van dit bedryf te bezitten, den handel in koorn, maar met zeer weinig voordeels. Hy stierf in den Jaare 1756; myne Moeder en zes Kinderen, in zeer behoeftige omstandigheden, agter laatende. Gelukkig voor myne Moeder, hadt zy twee ryke Broeders in de West-Indiën; één deezer was een verstandig en waardig man, ruim van hart en schatryk. Deeze was zackary bayly, op het Eiland Jamaica, die, by het afsterven myns Vaders, myne Moeder, nevens haar Gezin, in zyne bescherming nam, en last gaf, dat ik, de oudste Zoon zynde, wel zou onderweezen en opgevoed worden. Ik was door myn Vader ter schoole besteld geweest by een Leeraar onder de Dissenters in Bristol, wil- | |
[p. 337] | |
liam foot, van wien ik my zeer wel kan herinneren, dat hy een geleerd en braaf man was; doch, door eene vreemde bestelling myns Vaders, was het hem verboden, my Latyn en Grieksch te leeren; alles bepaalde zich tot schryven, rekenen, en de Engelsche Taal. Ik zou, derhalven, slegts weinig te doen gevonden hebben, hadt myn Leermeester de uitsteekende leerwyze niet gehad, om zyne Kweekelingen Brieven aan hem te doen schryven, over onderscheide onderwerpen, als de schoonheid en waardye der Waarheid, de verpligting tot een Godsdienstig leeven, de voordeelen eener goede Opvoeding, de nadeelen der Ledigheid, enz.; vooraf gaf hy hun op, de hoofdsom der zaaken, die aangedrongen moesten worden. Zeer was hy gesteld op naauwkeurigheid van taal en styl. - In deeze letterbezigheid had ik zomtyds het geluk om myne medeleerlingen te overtreffen; en myn Leermeester bleef niet in gebreke, om my, ten hunnen aanhooren, te pryzen, en hy zondt daarenboven myne dus opgestelde Brieven aan myn Vader en Moeder. Dit verwekte in my een yverzugt, en dit gaf, zo ik geloof, my een vroegen smaak in naauwkeurige en fraaije opstellen. Al dien tyd deed ik egter een zeer schraalen voorraad van Geleerdheid op; en, wanneer myn Oom, naa myns Vaders dood, my onder zyne bescherming nam, merkte diens Zaakbezorger te Bristol my aan als verwaarloosd door Mr. foot, en verplaatste my onmiddelyk op een Fransch Kostschool in gemelde Stad: hier leerde ik spoedig de Fransche Taal; en toegang hebbende tot een Leesgezelschap, verkreeg ik een zugt tot Boeken, welke zedert dien tyd de wellust myns leevens geworden zyn. Een jonger en de eenige Broeder van myn grooten en goeden Oom kwam, met den Jaare 1759, in Engeland, zette zich te Londen neder, en deedt my by hem huisvesten, en leeven in den styl der groote wereld. Hy was Representant in het Parlement voor Abington, en naderhand voor zyne Geboortestad. Voor het overige kan ik van hem niet zo gunstig spreeken als ik wel zou wenschen: want ik herinner my, dat, in het tydperk, waarop ik doel, zyn gedrag mywaards niet geschikt was om my veel eerbieds voor hem in te boezemen. Hy bespeurde dit, en zondt my, kort daarop, in 't laatst des gemelden Jaars, na Jamaica. | |
[p. 338] | |
Deeze beschikking baarde de gewenschte en allergelukkigste verandering in myn leevenslot: want op Jamaica komende, vond ik myn oudsten Oom, in alle mogelyke betrekkingen, het tegenbeeld zyns Broeders. By een opgeklaard en vrydenkend verstand paarde hy de grootste goedaartigheid en de edelaartigste neigingen. Zyne genegenheid mywaards was zeer sterk, en ik zag hem aan met eene meer dan kinderlyke genegenheid en eerbied. Myn Oom ontdekte welhaast myn overhellenden lust tot Boekoefening; en gunstig over myne bekwaamheden denkende, deedt hy een Kerklyken (myn geliefden en altoos door my te beweenen Vriend isaac teale) by hem in huis woonen, voornaamlyk om, door diens onderwys, het verzuim, van vroegtyds de Geleerde Taalen te leeren, te boeten. Mr. teale hadt onderwys in eene Taalschool gegeeven, en behalven zyne bekwaamheid als Taalmeester bezat hy een kieschen smaak voor de Dichtkunst. - Ik durf egter niet zeggen, dat ik, onder zyn opzigt, groote vorderingen in de Geleerde Taalen maakte. Ik leerde eenig Latyn, en nog minder Grieksch: zelfs heden valt het my nog bezwaarlyk, de Romeinsche Dichters in derzelver oorspronglyke taal te leezen. - De oorzaak hiervan was, dat ik, in een vroeg tydperk myns leevens, geene gronden van de Latynsche Spraakkunst gelegd hebbende, het aanleeren derzelven ondraaglyk lastig vond, naa dat ik reeds een smaak gekreegen had in de schoonheden van welvervaardigde opstellen. - Dichtkunst was ons hoogst vermaak: want myn Vriend, zo wel als ik zelve, vondt meer genoegen in de schoonheden van dryden en pope, dan in de dorre letterknibbelary van de Syntaxis en Prosody. Wy hielden ons meest bezig met de Fraaije Letteren. Wy lachten menig een uur by het leezen der Spelen van moliere, en maakten Verzen op de tydsomstandigheden, die wy nu en dan in de Nieuwspapieren der Volkplantinge deeden plaatzen. - Nogthans bleeven de Latynsche Schryvers niet onaangeroerd liggen. Myn Vriend bevlytigde zich bovenal om my de schoonheden van horatius aan te wyzen, en dikwyls gaf hy my tot taak, eene Ode van dien Dichter in Engelsche Verzen over te brengen; 't geen ik zomtyds, door hem in de schikking der Latynsche woorden tot het regt verstaan geholpen, volvoerde. | |
[p. 339] | |
My door myne Schriften by de wereld bekend gemaakt hebbende, is het waarschynlyk, dat, naa myn dood, de eene of andere opzamelaar van Anecdotes, of Opsteller van Leevensgeschiedenissen, het zich zal onderwinden, eenige byzonderheden, myn Leeven betreffende, in 't licht te geeven. - 't Is geen aangenaam denkbeeld, te overweegen, dat misduiding of kwaadaartigheid op onze naagedagtenis zich vergaste; ik heb daarom, in een ledig uur, dit korte opstel van myne Leevensgeschiedenis gemaakt. - Wat voorts myne persoonlyke Geschiedenis betreft, deeze is van weinig aanbelang voor de wereld. Dezelve levert geene afwisselende tooneelen van lotgevallen op, die byzonder meldenswaardig zyn. Ik voel nogthans de eerzugt eens Schryvers, en hoop dat de zodanigen, die myn Werk met goedkeuring geleezen hebben, zich zullen verheugen, verder iets van my te weeten. Tot genoegen van zulk slag van Leezers, (indien 'er zodanige zyn) en tot onderrigt der Naakomelingschap, heb ik dit weinige geschreeven, met verzoek aan mynen Boekverkooper om dit te plaatzen voor de naastvolgende Uitgave myner Historie van de West-Indiën(*). |
|