Razynen, en andere met de bruinste soort van Zuiker, vaststellende, dat de Zaaden, van welke ik hier boven vermeld heb, bewaard waren door den byzonder gunstigen staat van vogtigheid, daaraan medegedeeld. - My schoot teffens te binnen, dat, daar veele van onze meest gewoone zaaden, als Klaaver, enz. jaaren lang, zonder uit te spruiten, in de aarde kunnen bedolven blyven, en eerst wanneer zy aan de oppervlakte des aardbodems komen, en aan den dampkring worden blootgesteld, uitspruiten; zo ook deeze vreemde Zaaden, ten minsten eenige maanden lang, even zo zouden kunnen bewaard worden door het zagte dekzel en de leevendhoudende vogtigheid, welke de Razynen of de Zuiker aan dezelve verschaften. - Deeze myne veronderstelling vond ik met de daad bewaarheid: geen een van de twintig soorten, of dezelve groeiden; terwyl Zaaden van dezelfde soorten, welke ik bevolen had op de gewoone wyze my toe te schikken, geen groei altoos vertoonden. - Alle deeze Zaaden, eer ik dezelve in den grond deed, ontdekte ik, dat 'er by de laatstgemelde eene schraalen dorheid was, terwyl de eerstgemelde een fris en gezond aanzien hadden, en geheel ongeschonden gebleeven waren van Insecten, die de andere zeer benadeeld hadden.
Men heeft menigmaal beproefd, om de Zaaden van Planten, die bezwaarlyk vielen aan te kweeken, in bottels te sluiten; doch zonder gelukkigen uitslag: een grooter hoeveelheid lugts, zo wel als eene zekere maate van vogtigheid, schynt 'er vereischt te worden.
Hierby moet ik nog aanmerken, dat alle de Zaaden op dezelfde wyze verzonden waren in derzelver natuurlyke Bekleedzelen, en de in Razynen of Zuiker geplaatste ten deezen opzigte geenen voorrang altoos hadden. - Of 'er Proefneemingen van deezen aart door anderen gedaan zyn, is my ten vollen onbewust; maar ik denk, dat, indien deeze wyze van verzendinge, op eene nog voldoender wyze, dan door my verrigt is, worde voortgezet, zulks de bron kan weezen van zeer aanmerkelyke voordeelen.