| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Proeve, over het bygeloof.
(Naar het Engelsch.)
With superstitions and traditions taint.
Eene aanwyzing der hoofdvoorwerpen, waaromtrent het Bygeloof, 't welk, in eenige gevallen, misschien beter Waangeloof zou genaamd worden, werkzaam is, zal meer, dan eene woordlyke Bepaaling, afdoen, om aan te wyzen, wat wy 'er door verstaan; of liever, zy zal ons tot de Bepaaling geleiden.
Wy bezigen het woord Bygeloof, ten aanziene van den Afgodendienst der Heidenen. Wy gebruiken het ook omtrent Jooden, die gods Wet kragtloos maakten, door hunne Inzettingen, Overleveringen en Plegtigheden te stellen in de plaats van den Godsdienst, den Vaderen overgeleverd. Wy zeggen, desgelyks, dat de Christenen zich aan Bygeloof schuldig maaken; als de Roomsch-Catholyken, die gelooven in de Transsubstantiatie, in de kragt der Gebeden tot de Heiligen uitgestort. Wy leggen dit ten laste aan de zodanigen onder de Protestanten, die den Doop en het Avondmaal, en de stipte onderhouding van andere uitwendige Godsdienstoefeningen, zonder eenig uitzigt op derzelver zedelyke strekking, genoegzaam rekenen om den Mensch van zyne Zaligheid te verzekeren. Wy rangschikken desgelyks onder de Bygeloovigen, die, zonder des blyk of bewys te hebben, gelooven, dat 'er nog Voorspellingen door Godlyke Inblaazing geschieden, - dat 'er nog Wonderwerken gedaan worden. Wy strekken het gebruik deezer benaaminge uit tot de zodani- | |
| |
gen, die in tooveryen, beleezingen en verschynzels gelooven; of vaststellen, dat gods wil den Stervelingen ontdekt wordt door tekenen; dat het lot van byzondere persoonen kan bevoor- of benadeeld worden door zaaken, in zichzelven onverschillig, - door zaaken, met den naam van gelukkig of ongelukkig bestempeld; of dat ziekten en kwaalen kunnen geneezen worden door woorden, beleezingen en tooverzangen.
In alle de opgenoemde byzonderheden heerscht één algemeen denkbeeld; het geloof, naamlyk, in iets, 't welk valsch is, en tegen de gezonde Rede strydt. Hieruit moeten wy, egter, niet veronderstellen, dat alles, wat valsch of met de Rede onbestaanbaar is, Bygeloof mag heeten. Wy oordeelen, dat het valsch en onredelyk is, te stellen, dat 'er ooit op den aardbodem een geslacht van Menschen bestondt, 't welk op één been wandelde, of de oogen in de borst hadt; of dat 'er Reuzen waren, negentig voeten hoog: wy noemen de zodanigen, die deeze begrippen omhelzen, niet Bygeloovigen, maar Ligtgeloovigen.
Bygeloof heeft altoos betrekking tot god, tot Godsdienst, of tot Weezens boven de Menschen verheeven. Nogthans bestempelen wy alle valsche en onredelyke begrippen in den Godsdienst niet met den naam van Bygeloof. By voorbeeld, wy benoemen daarmede niet de begrippen, door de Ouden gekoesterd, dat god de Ziel der Wereld is, en dat de Menschen alleen deelen der Godheid zyn, voor eenen tyd daarvan gescheiden; of dat de Ziel, naa den dood, in onderscheide Lichaamen agtereenvolgende verhuize.
Indien wy dit onderwerp met meer gezette aandagt beschouwen, zullen wy ontwaaren, dat de grond des Bygeloofs moet gezogt worden in onkunde ten opzigte van de Zedelÿke Eigenschappen des Allerhoogsten. Eenigen hebben gods Voorweetenschap ontkend; en een Fransch Philosooph heeft niet alleen het denkbeeld, dat god een Geest is, verworpen, maar zich vermeeten te stellen, dat de Godheid uit eene soort van Cristallen bestaat. Het eerstgemelde deezer denkbeelden verraadt zeer onvolkomene denkbeelden van god; en het tweede begrip klimt tot de hoogste ongerymdheid op. Men heeft egter de eerstgemelde niet van Bygeloof beschuldigd, en zal men den laatsten daarvan niet verdenken. - Wy noemen elk valsch en verkeerd begrip, we- | |
| |
gens de Eenheid of de Zedelyke Eigenschappen van god, niet met den naam van Bygeloof; als, by voorbeeld, het denkbeeld, 't welk eenigen omhelsd hebben, dat god niet goed is: want, gelyk wy reeds gemeld hebben, heeft het Bygeloof iets van Ligtgeloovigheid. Het bestaat niet in valschlyk te ontkennen, dat god eenige byzondere Zedelyke Eigenschappen bezit; maar in meer te gelooven, dan wat ten zynen opzigte waar is; in het vormen van laage en dat Weezen onwaardige denkbeelden; in te stellen, dat Hy gedreeven wordt door blinde drift, gelyk de kinderen der Menschen, en zynen Schepzelen bevelen geeft, die redeloos en ongerymd zyn.
Dan, gelyk Bygeloof ontstaat uit onkunde en ligtgeloovigheid ten aanziene van het verstand, zo heeft het ook den zetel in de Driften. Vrees heeft men, in 't algemeen, aangemerkt als die drift van 's Menschen Ziel, van welke het Bygeloof voornaamlyk den oorsprong ontleent. 'Er valt ook geen twyfel aan, of meer Bygeloofs is voortgekomen uit vrees, met onkunde en ligtgeloovigheid vereenigd, dan uit eenige andere drift. Het zou nogthans ongepast zyn, alle de andere driften hier uit te sluiten. Wy kunnen geen reden geeven van de Bygeloovigheid der Egyptenaaren, zonder te veronderstellen, dat veel van dezelve hervoortkwam uit Dankbaarheid. Zy eerden den Nyl, dewyl die Stroom vrugtbaarheid en overvloed over Egypte uitstort; en zy beweezen eerdienst aan eenige Dieren, enkel omdat zy de sterke vermenigvuldiging van andere schadelyke Dieren voorkwamen. Dus was de Ibis het voorwerp hunner aanbidding, naardemaal dezelve de eijeren der Krokodillen opat.
In deezervoege getragt hebbende, de denkbeelden te ontvouwen, begreepen onder het woord Bygeloof, kunnen wy kortlyk de bepaaling van Bygeloof opmaaken. Het betreft god, en Weezens boven de Menschen verheeven, en breidt zich uit tot onze Godsdienstige denkbeelden, eerbiedenis en bedryven. ‘In 't kort, Bygeloof is gelegen in ongerymde denkbeelden en daaden, hervoortkomende uit laage en gebrekkige begrippen van de Zedelyke Volmaaktheden des Allerhoogsten.’ Laaten wy deeze bepaaling toepassen op de reeds vermelde onderscheide soorten van Bygeloof.
Maar, eer wy voortgaan met deeze toepassing te
| |
| |
maaken, zal het voeglyk weezen, aan te merken, dat Bygeloof het denkbeeld insluit van eene hoogst laakbaare onoplettendheid op 't geen de Rede leert, of eene ligtgeloovigheid, ontstaande uit traagheid des verstands. Wy maaken doorgaans onderscheid tusschen de gebrekkige denkbeelden, welke een Wilde, in gevolge van zyn leevensstand, vormt van gods Eigenschappen, en die, welke by beschaafde Volken plaats vinden. Wy zeggen, de Wilde is onkundig, en schryven die onkunde toe aan zyne leevens-omstandigheden; maar wy noemen een Roomsch-Catholyken onder ons bygeloovig, en duiden het hem ten kwaade, dat hy die regtmaatige denkbeelden van god, onzes achtens, niet bezitte, welke hy zou hebben kunnen verkrygen, door zynen Bybel te openen, of zyn gezond verstand te gebruiken, in de gunstige omstandigheden, in welke hy zich geplaatst vondt. Bygeloof, derhalven, komt zo zeer niet voort uit de natuurlyke zwakheid des menschlyken Verstands, dan wel uit het verkeerd aanwenden of verwaarloozen van 't zelve. Wy zeggen niet, dat het woord Bygeloof in deezen laatsten zin altoos gebruikt wordt; dewyl men het menigvoud oneigen bezigt.
Wy kunnen, overzulks, het woord Bygeloof niet eigenlyk gebruiken omtrent Veelgodendienst in 't algemeen; want het geen alle de oude Wysgeeren, naa veel denkens, beslooten, waar te zyn, kon niet uit ligtgeloovigheid of onoplettendheid ontstaan, maar alleen uit de leevens-omstandigheden, waarin zy verkeerden. - Nogthans spreeken wy zeer eigenaartig, wanneer wy Afgodery met den naam van Bygeloof bestempelen; naardemaal geen mensch zo ontbloot is van verstand, of hy is in staat om te bevroeden, dat een stuk Metaal, Hout of Steen, nimmer Gebeden kan hooren of beantwoorden. Voor Bygeloovigen hielden de oude Wysgeeren de zodanigen, die zich bekrompene begrippen van de Goden vormden, of beuzelagtige dingen te werk stelden, om der Goden gunst te verwerven. Volgens theophrastus is de Bygeloovige een mensch, die, zyne handen gewasschen, en het water rondsom zich heen gespreid hebbende, den Tempel verlaat, en, met een Laurierblad in den mond, den geheelen dag de Stad doorwandelt; of indien een weezeltje den weg overkruist, niet wil voorttreeden, vóór dat hy drie steenen over den weg geworpen heeft; en indien hy een
| |
| |
Slang in zyn huis vindt, hetzelve tot eene plaats ter Godsdienstverrigting bestemt. Hy zuivert zyn huis menigmaal, zal op geen Grafstede gaan zitten, noch een Dooden aanroeren. Hy is angstvallig over het uitleggen van 't geen hy gedroomd heeft; hy begeert geene Offerande te doen, ten zy zyne Vrouwe medegaat, of, indien deeze belet is, de Minne en de kleine Kinderen. Hy zuivert zich met uijens; en wanneer hy een dwaas of met de vallende ziekte bezogt mensch ziet, spuwt hy 'er na. - Zodanig was het character van een Bygeloovigen in de dagen van theophrastus. Alle deeze grillige plegtigheden werden waargenomen om kwaad te voorkomen, en de wraak der Goden te stillen; zy stemmen dus volmaakt overeen met de boven gegeevene bepaaling.
Men heeft slegts met eenen opslag van het oog de bygeloovige begrippen en bedryven onder Jooden en Christenen te bezien, om overtuigd te worden, dat dezelve alle herkomstig zyn uit laage en ongerymde denkbeelden, ten aanziene van de Zedelyke Volmaaktheden des Allerhoogsten; want ten opzigte van gods Natuurlyke Volmaaktheden hebben zy zich, over het algemeen, verheevene begrippen gevormd. - De Jooden merkten god aan als een partydig Weezen, 't welk hun Volk aan alle andere Volken voortrok, en meer welgevallen schiep in uitwendigen eerdienst en plegtigheden, dan in Zedelyke Deugd. - Indien de Roomsch-Catholyken bestaanbaar met zichzelven denken, zouden zy god voor een Weezen moeten houden, dat overgehaald kan worden, om iets te vergunnen, door de voorbede van een afgestorvenen, ten dienste van anderen; of voor een Weezen, welks geduld afgemat wordt door het aanhoudend opzeggen van gebeden. Zy houden eene vaste verkleefdheid aan eene menigte van plegtigheden, gebaaren en ten toonstellingen, als weezenlyke deelen der Godsvereeringe. - Zelfs onder de Protestanten is een goed deel Bygeloofs overgebleeven. Zy, zy hebben op verre na niet, gelyk 't behoort, geleerd, dat god een Geest is, en in geest en waarheid wil worden aangebeden, als een zuiver, zedelyk volmaakt en goedertieren Opperweezen. Van hier alle de Bygeloovigheden, onder de Protestanten nog heerschende.
Behalven deeze bygeloovige begrippen en bedryven, welke geheelenal betrekking hebben tot onzen pligt omtrent god, zyn 'er andere, die men algemeene By- | |
| |
geloovigheden mag heeten. Deeze ontstaan desgelyks uit gebrekkige en laage denkbeelden, ten opzigte van gods Zedelyke Eigenschappen. Te gelooven in algemeen verspreide Voorzeggingen, die altoos de uitboezemingen zyn van krankhoofdigheid of bedrog, is te veronderstellen, dat god, die een gordyn voor het toekomstige geschooven heeft, en nooit andere Voorzeggingen liet doen, dan ter bereiking van eenig groot zedelyk oogmerk, zomtyds Voorzeggingen laat doen tot geen oogmerk hoe genaamd, of om voldoening te schenken aan ydele nieuwsgierigheid, of zulk eene kennis ten toon te spreiden van het geen zal gebeuren, als onbestaanbaar is met 's Menschen Vryheid en het Zedelyk Bestuur der Wereld.
Niet min bygeloovig is het geloofslaan aan de loopende vertellingen van de dagelyks voorvallende Wonderen. Aan dezelve te gelooven, is te gelooven, dat god, om de beuzelagtigste redenen, de werking van de Wetten der Natuure opschort, of om daardoor bedrog en wereldlyke eerzugt te onderschraagen; het is de ongewoonste gebeurtenissen aanneemen op de onvoldoendste baarblyklykheid.
Het geloof in Toovery, in Verschyningen, en wat van dien aart meer zy, kan uit het zelfde beginzel worden opgelost. Te veronderstellen, dat god het vermogen om kwaad te kunnen doen, of om zyne wetten te veranderen, mededeelt aan eenige weezens, enkel om hunne eigene driften te voldoen, is gode geheel onwaardig. Het geloof in Verschyningen is even onbestaanbaar met gods goedheid. Dezelfde tegenwerping geldt desgelyks tegen de algemeen verspreide Voorzeggingen, en mag ook uitgestrekt worden tot Voortekenen, tot Starrewichelaary, tot gelukkige en ongelukkige Dagen, tot Waarzeggery, en wat men meer van dit slag aantreft. Wat betreft de Beleezingen en Tooverzangen om Kwaalen te voorkomen of te geneezen, deeze gelyken in alle opzigten naar de valsche en gewaande Wonderen.
Eene oordeelkundige Geschiedenis van het Bygeloof zou een keurig en onderhoudend Werk uitmaaken, en het Menschlyk Character in een merkwaardig gezigtpunt voor oogen stellen. Bygeloof heerscht sterkst by Menschen van een zwak en ongeoefend verstand, - is algemeener by de Vrouwen, dan by de Mannen;
| |
| |
men treft het meer aan in de ruwe dan in meer beschaafde standen der Zamenleevinge.
De algemeene trekken van het Bygeloof zyn dezelfde geweest door alle eeuwen heen; dan het neemt onderscheidene wyzingen aan, naar gelange van het verschillend Character der Volken. Het vondt zeer vroeg toegang in de Geneeskunde. Hy, die een verstand en kundigheid, boven anderen uitsteekende, bezat, werd voor een Toovenaar gehouden. Doctor bartolo werd te Rome door de Inquisitie gegreepen, omdat hy onverwagt een Edelman van de Jicht geneezen hadt. Kwaalen werden aan betoovering toegeschreeven, en honderden van ongelukkigen met den dood, wegens dit ondersteld misdryf, gestraft. Mercatus, Geneesheer van Koning philips den II, een zeer naauwkeurig en welonderrigt Schryver, scheen zeer over te hellen, om het bestaan van Tooverziekten te lochenen; maar hy vondt zich gedrongen, dezelve te erkennen, vooreerst omdat de Spaansche Inquisitie derzelver weezenlyk bestaan beslist hadt; ten anderen, omdat hy gezien hadt, dat eene zeer schoone Vrouw, door een enkelen blik haarer oogen, een Spiegel hadt aan stukken gebrooken, en eenige boomen doen verdorren.
Gelyk de denkbeelden wegens de Oorzaaken der Lichaamskwaalen bygeloovig waren, die wegens de Geneeswyze waren zulks niet minder. In de Odyssé van homerus leezen wy van eene Geneezing door een Gezang. Josephus verhaalt, dat hy zekeren Jood zag, eleazar geheeten, die den Duivel uit de neusgaten eener oude Vrouwe haalde, door Salomo's Zegel aan haar neus te houden, in tegenwoordigheid van Keizer vespasianus. Verscheide soorten van aanraakingen heeft men gebezigd om den Duivel uit te dryven. Geesselingen deeden zomtyds grooten dienst. Ontlastende en Antispasmodique middelen slaagden by wylen uitneemend om zich van den Boozen te ontdoen. Doctor mynsight genas verscheide betooverde Persoonen door de Assa foetida. Waarom de Assa foetida, of Duivelsdrek, zo kragtdaadig werkte, werd zeer verschillend beoordeeld. Eenigen dagten, dat de Duivel het aanwenden van zodanige middelen voor eene belediging hieldt, en verstoord heenen ging; maar anderen merkten wyslyk op, dat, daar men veronderstelt, dat Duivels ooren en
| |
| |
oogen hebben, het zeer waarschynlyk is, dat zy ook van een neus voorzien zyn.
Het was ondertusschen in de Geneeskunde alleen niet, dat men deeze denkbeelden, zo vol Bygeloofs, omhelsde; dezelve heerschten ook in de Natuurkunde. De schadelyke uitwerkzels, in de Mynen zo dikmaals ondervonden, welke men weet dat alleen uit tot ademhaaling ongeschikte lugt voortkomen, werden bestendig toegeschreeven aan de booze Geesten, of Demons, zich in de Mynen onthoudende. Zelfs een van helmont, een bodinus, een strozza, een luther, schreeven den Donder en andere Lugtverhevelingen aan den Duivel toe. Eeuwen lang waren de Chimisten bezig om den Steen der Philosophen te zoeken, met welken zy wonderen zouden verrigten. Het was, in vroegere en nog niet lang verstreeke Eeuwen, onder de Wysgeeren in geschil, of de Verbeelding op uitwendige voorwerpen kon werken? En het geschil werd doorgaans aan de bevestigende zyde uitgeweezen!
Hoewel het Bygeloof over 't algemeen ten kenteken strekt van eene zwakke ziel, is de zwakheid der Menschlyke Natuure zo groot, dat wy 'er verscheide voorbeelden van aantreffen by Menschen van een verheeven vernuft en welgeoefend verstand. Socrates geloofde, dat hy een Demon ten Geleigeest hadt. Lord bacon sloeg geloof aan Toovery; en hy verhaalt geneezen te zyn van wratten, door dezelve te wryven met een stuk Spek met de zwoort 'er aan, en het dan vast te spykeren, met de vette zyde na de zon gekeerd, aan een vensterraam op de zonzyde van zyn huis. Koning hendrik de IV van Frankryk, een der uitmuntendste Vorsten, was zeer ongerust, vóór den moord, aan hem gepleegd, ter oorzaake van eenige voorspellingen. Sully, de groote Staatsman sully, verklaarde, dat een der redenen, die hem zynen Meester getrouw deeden byblyven, zelfs toen diens zaaken allerhachlykst stonden, gelegen was in de voorspelling van eenen la brosse, inhoudende, dat Koning hendrik hem zyn fortuin zou doen maaken. De Starrewichelaar morin richtte den koers des Cardinaals richelieu, op eenige van diens reizen. De verlichte cudworth verdeedigde de Voorzeggingen in 't algemeen, en betytelde de zodanigen, die zich tegen het gelooven van Tooveryen aan- | |
| |
kantten, met den naam van Atheisten. De voorspellingen van rice evans hebben, nog zo kort geseden, in 't laatste vierde deel der afgeloopene Eeuwe, verdeedigers gevonden in de beroemde Mannen warburton en jortin. Dr. hoffmann, een Man in de Geneeskunde zo vermaard, beweert, in eene Verhandeling, voorkomende in de groote Uitgave zyner Werken, in den Jaare 1747, dat de Duivel Stormen kan verwekken, Insecten voortbrengen, op de Dierlyke
Geesten en de Inbeelding werken; en eindelyk, dat de Duivel een uitsteekend Philosooph is, uit hoofde zyner langduurige ondervinding.
Ten aanziene van de uitwerkingen des Bygeloofs op 's Menschen geest, deeze zyn, in de daad, zeer bejammerenswaardig. Dezelve drukken het verstand neder, en doen het wegzinken in den veragtlyksten staat, houden hetzelve onder de heerschappy van vreeze, en doen het vaak tot wreedheid overslaan. Wanneer het Bygeloof ééns den Mensch vermeesterd heeft, is deszelfs strekking om tot uitersten voort te hollen, en wordt doorgaans zo onduldlyk, dat menschen van opmerking en geleerdheid tot verdelging daarvan zamenspannen.
De Christlyke Godsdienst gaf een hevigen schok aan het Bygeloof der Heidensche Wereld; de Hervorming fnuikte grootendeels het Bygeloof der Kerk van Rome; en het Bygeloof, 't welk onder de Protestanten overbleef, naa dat deezen zich van die Kerk hadden afgescheiden, heeft allengskens moeten wyken voor den invloed der verlichte Rede, of voor de stoute aanvallen des Ongeloofs en der Deistery. Wy zien met gevoelig vermaak den verderen val des Bygeloofs te gemoete. Dan het is onze bemoedigende hoope, en ons vast vertrouwen, dat de Christlyke Godsdienst eenmaal zal te voorschyn treeden in al deszelfs schoonheid en eenvoudige grootheid, om dan naar verdiensten bewonderd en geëerbiedigd te worden. Zonder zulks zou Ongodsdienstigheid dezelfde en misschien nog grooter rampen brouwen, dan het Bygeloof zelve ooit gedaan heeft, hoe verschriklyke rollen 't zelve op het tooneel deezer wereld speelde. |
|